Satyajit Ray: In Search of the Modern
Over grotere en kleinere mensen
Eye Filmmuseum vertoont veertien gerestaureerde films van de Indiase filmmaker Satyajit Ray, waaronder natuurlijk de beroemde Apu-trilogie. Zijn debuut Pather Panchali krijgt een landelijke release. Maar Ray maakte veel meer films.
In zijn boek Satyajit Ray: Essays (1970-2005) vertelt de Canadese filmcriticus en jezuïet Gaston Roberge een persoonlijke anekdote over Satyajit Ray, de filmmaker die door vrienden ‘Manikda’ werd genoemd. In een stukje met de titel ‘A quiet friendship with Manikda’ beschrijft hij wat er gebeurde toen hij, zoals hij regelmatig deed, op een zondagochtend langsging bij Ray. Hij vond de filmmaker in gedachten verzonken. “Eerder die ochtend had hij kennissen op bezoek gehad die gevraagd hadden of ze zijn handgeschreven scenario’s mochten inzien. Een van hen had het scenario van Charulata gestolen. ‘Wat ben je nu van plan te doen?’, vroeg ik hem. Het antwoord verbaasde me. ‘Niets’, zei Ray en hij legde uit dat hij de reputatie van de dief niet wilde beschadigen. Ik verwonderde me over zoveel menslievendheid.”
De film kwam er toch, nadat Ray het scenario opnieuw had geschreven. Het is een van de veertien films die Eye Filmmuseum vertoont in het retrospectief Satyajit Ray: In Search of the Modern. Het was naar verluidt de film die Ray zelf het meest na stond. De laatste scène van dit romantische drama verklappen we niet, maar de freeze frame waarmee Ray eindigt – naar eigen zeggen geïnspireerd door François Truffauts einde van Les quatre cents coups (1959) – wordt beschouwd als een van de beste uit de filmgeschiedenis.
Waaier
Satyajit Ray (1921-1992) brak in 1955 wereldwijd door met zijn verbluffende debuut Pather panchali, dat het eerste deel zou worden van de Apu-trilogie. Omdat die trilogie over een jongen uit een arm Bengaals gezin gaat en Ray zelf afkomstig was uit een familie van intellectuelen en kunstenaars, is hem door cynici wel eens verweten dat hij beroemd werd door de Indiase armoede aan het Westen te verkopen. Dat is onzin.
Ray was geïnspireerd geraakt door het nieuwe realisme van Vittorio de Sica’s Ladri di biciclette, dat in 1948 als een van de eerste films de levens van mensen aan de onderkant van de samenleving met een (bij benadering) realistische blik liet zien. Voor die tijd gingen films vrijwel altijd over glamour, romantiek en misdaad. Ray zag meteen een parallel met de levens van mensen in zijn thuisland en het idee voor Pather panchali was geboren.
Het is jammer dat veel van Rays andere films zo zelden gezien worden. Deels omdat ze zelden op groot doek te zien zijn, maar misschien ook omdat mensen die vaag van de Apu-trilogie hebben gehoord, denken dat Rays hele oeuvre zich afspeelt in armoedige Bengaalse gehuchten, met alle stijlkenmerken van wat wel eens het miserabilisme wordt genoemd: die stroming in de kunsten waar alles deprimerend, somber en ellendig is. Ook dat is onzin.
Ray maakte films over allerlei kanten van de Indiase en met name de Bengaalse samenleving en gebruikte daarbij een waaier aan filmstijlen, naar gelang het soort verhaal dat hij wilde vertellen. Een weelderige stijl voor een romantisch drama, een documentaire stijl voor een sociale kritiek en een meer plotgerichte opzet voor een mysterie. Ray beheerste ze allemaal. En hij verwerkte in zijn films ook nog even bijna anderhalve eeuw aan geschiedenis.
The Chess Players (Shatranj ke khilari) uit 1977 gaat bijvoorbeeld over de Britse annexatie van het mini-koninkrijk Avadh in 1856. Devi (1960) gaat over hindoe-orthodoxie in de jaren 1860. De Apu-trilogie beslaat de eerste vier decennia van de twintigste eeuw en Distant Thunder (Ashani sanket, 1973) vertelt over de desastreuze hongersnood die Bengalen trof in 1943-’44.
Sociale evolutie
Na 1960 maakte Ray meerdere films over de veranderende Indiase samenleving. The Adversary (Pratidwandi, 1970) is een portret van de sociaal-politieke onrust die Calcutta in de late jaren zestig trof. Hoofdpersonage Siddhartha is net afgestudeerd maar kan geen werk vinden, zoals velen met hem. De film plaatst hem tussen zijn op carrière en geld gerichte zus en een broer die strijdt voor een sociale revolutie. Tussen pragmatisme en idealisme. De stijl van de film heeft iets van een documentaire.
In Days and Nights in the Forest (Aranyer din ratri, 1970) ontvluchten vier vrienden de stad voor een vakantie in de bossen van Palamu. Daar aangekomen komen de onderlinge verhoudingen op scherp te staan. Ray maakte van elk van de personages een archetype uit de recent opgekomen stedelijke middenklasse.
Een andere sociale evolutie, die bovendien erg gevoelig lag bij grote delen van de bevolking, voert Ray op in The Big City (Mahanagar) uit 1963, waarin een vrouw noodgedwongen maar tot haar eigen geluk het huis uit kan om te gaan werken. Dat arbeid vrouwen in theorie kon bevrijden van verstikkende sociale restricties was natuurlijk fantastisch, maar de negatieve kant ervan was dat het leven in de stad zo duur begon te worden dat een huishouden niet langer afkon met het inkomen van de echtgenoot. Ray heeft ook altijd oog gehouden voor de ellendige gevolgen van doorgeschoten marktdenken en winstbejag. Met name voor wat hij zag als het verdwijnen van het morele weefsel dat de samenleving bijeen houdt.
De statuur van de mens
“Ik heb beide soorten films gemaakt – films die gaan over eigentijdse problemen en films die teruggaan in de tijd, naar de negentiende eeuw en de verhalen van Tagore en andere schrijvers. Daarin kun je nobele en heroïsche personages vinden. Vandaag de dag vind je die niet meer. Qua statuur heb ik het gevoel dat mensen kleiner zijn geworden.”
In 1966 kreeg die twijfel over de statuur van de mens bij Ray eerst een speelse, creatieve vorm. In The Hero (Nayak) reist een beroemde filmster per trein naar Delhi om een prijs in ontvangst te nemen. Aanvankelijk presenteert hij zich als een man die opkomt voor anderen. De kranten die dag schrijven over klappen die hij uitdeelde in een nachtclub omdat een andere man zich laatdunkend over vrouwen zou hebben uitgelaten. Aan boord van de trein raakt hij in gesprek met een vrouw die hem wil interviewen over wie hij echt is, de man achter de façade. Hij is geen held, zegt hij, en vertelt over zijn twijfels en een terugkerende nachtmerrie waarin hij verzuipt in bergen geld.
Tien jaar later is Ray een stuk zwartgalliger. The Middleman (Jana aranya) uit 1975 wordt beschouwd als zijn meest cynische film. Het is het verhaal over een man die maandenlang worstelt en geen werk kan vinden, tot iemand hem aanraadt zelf een bedrijf te beginnen als tussenleverancier. Hij begint geld te verdienen, maar komt er ook al snel achter dat hij zijn morele principes overboord moet zetten om succes te hebben. Uiteindelijk ziet hij zich gesteld voor een groot moreel dilemma; vanzelfsprekend maakt hij de verkeerde keuze.
In de laatste film die Ray maakte – The Stranger (Agantuk, 1991) – had hij gelukkig weer een iets milder oordeel over de mens. Al is het een film die in essentie gaat over het wantrouwen dat onvermijdelijk relaties gaat definiëren in een samenleving waarin iedereen iets aan een ander wil verdienen. De film gaat over een ontdekkingsreiziger die na vele jaren terugkeert bij het enige familielid dat hij nog heeft. Maar die nicht is bang dat de man die zegt haar oom te zijn een bedrieger is en dat hij aast op de erfenis die ze van haar vader heeft gekregen. Zonder te verklappen hoe het afloopt: het einde dat Ray koos, laat zien dat hij weer iets meer vertrouwen in de mensheid had gekregen.
Satyajit Ray – In Search of the Modern | 28 november t/m 25 december 2024 | Eye Filmmuseum, Amsterdam