Kieślowski ontmoet

Hoofdpersonen

Krzysztof Kieślowski op Film International, Rotterdam, 1981. Foto: Pieter Vandermeer

Vijf films van de Poolse filmmaker Krzysztof Kieślowski (1941-1996) worden opnieuw landelijk uitgebracht. Eye Filmmuseum vertoont nog meer uit zijn oeuvre, waarin toevallige ontmoetingen bepalend blijken voor zijn hoofdpersonen. Welke ontmoetingen waren vormend voor Kieślowski zelf?

Trois couleurs: blanc

Een naamloze docent geschiedenis
In de documentaire Krzysztof Kieślowski: I’m So-So… (Krzysztof Wierzbicki, 1995) vertelt de Poolse filmmaker een anekdote die met een omweg zijn enorme, aan zelfdestructie neigende workaholisme verklaart. Hij werd geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog, verhuisde in zijn jeugd in communistisch Polen vervolgens van hot naar her vanwege het werk van zijn vader en schreef zich als tiener in op een opleiding tot brandweerman.

Toen dat geen succes bleek, zat hij, voordat hij via de theaterschool uiteindelijk bij film terecht zou komen, als veertienjarige even op een reguliere middelbare school. “Je had beter op de brandweerschool kunnen blijven”, beet een alom gehate docent geschiedenis Kieślowski toe, nadat hij zag dat die in een schrift zowel ‘geschiedenis’ als ‘scheikunde’ verkeerd had gespeld. “Op dat moment besloot ik”, memoreert Kieślowski in de documentaire, “dat ik niet wilde dat iemand ooit nog zo tegen me zou spreken.”

Acteur Jerzy Stuhr
Kieślowski’s carrière wordt vaak te kort door de bocht samengevat als: eerst was hij documentairemaker, en vanaf de jaren tachtig switchte hij naar fictie. Hoewel Kieślowski inderdaad in de jaren tachtig de documentaire afzwoer, had hij ook daarvoor al fictiefilms gemaakt.

Blind Chance

In veel daarvan waren rollen weggelegd voor Jerzy Stuhr, de eerste van vele acteurs met wie Kieślowski langlopende samenwerkingen zou aangaan. Stuhr speelde rollen in Kieślowski’s vroege speelfilms Blizna (1976), The Calm (Spokój, gefilmd in 1976 maar pas vertoond in 1980) en Amator (1979) – voor die laatste schreef hij ook mee aan het scenario. Terwijl Stuhr in eigen land uitgroeide tot een filmster en Kieślowski zich steeds meer internationaal in de kijker speelde, bleef hij grotere of kleinere rollen in Kieślowski’s films spelen: hij is te zien in Blind Chance (Przypadek, 1987), Dekalog 10 (1989) en Trois couleurs: blanc (1994).

Toeval of niet: rond het moment dat Kieślowski met pensioen ging, besloot Stuhr, inmiddels tegen de vijftig, zelf in de regiestoel plaats te nemen. Zijn eerste speelfilm Historie miłosne (1997) droeg hij op aan zijn oude vriend, die tijdens het maken ervan stierf. Drie jaar later verfilmde Stuhr zelfs een nagelaten scenario van Kieślowski met Duże zwierze (2000), geschreven toen de twee elkaar nog maar net kenden in de late jaren zeventig, maar nooit eerder verfilmd. Zo stond Stuhr dus niet alleen aan de wieg van Kieślowski’s carrière als fictiefilmer, maar luidde hij – twee jaar voor Tom Tykwers Heaven (2002) – ook Kieślowski’s postume carrière in.

Scenarist Krzysztof Piesiewicz
Een compleet toevallige ontmoeting was dit niet – Kieślowski zocht bewust contact met Piesiewicz, toen een vooraanstaand advocaat aan linkse zijde, tijdens de research voor een documentaire over het rechtssysteem. Maar hoe vormend hun ontmoeting zou zijn voor beider carrières, konden ze onmogelijk bevroeden.

De twee troffen elkaar begin 1982 in een sjoemelig café in Warschau, memoreert Piesiewicz in een interview uit 2011 op de Criterion-uitgave van de Trois couleurs-trilogie. “Die ene afspraak, in de bittere winterkou, terwijl buiten constant militairen langsreden en het land in staat van beleg was, zonder idee van wat voor toekomst dan ook, was het begin van onze vriendschap en van vijftien jaar intens werk, waarin we samen zeventien films maakten.”

Trois couleurs: rouge

Piesiewicz trof Kieślowski toen die op het punt stond de documentaire, waarmee hij in de jaren zeventig zijn sporen had verdiend, definitief achter zich te laten. De regisseur kon het naar zichzelf niet langer moreel verantwoorden, legt Piesiewicz in hetzelfde interview uit. Als hij zijn werk als documentairemaker goed deed en in alle eerlijkheid het leven in Polen toonde zoals het op dat moment was, zou hijzelf of – vele malen erger – zouden de mensen die hij filmde daarvoor genadeloos worden gestraft. “Ik moet personages creëren, om te kunnen tonen wat ik niet van mensen kan nemen zonder hun waardigheid aan te tasten”, zo citeert Piesiewicz de gedachtegang van Kieślowski.

Zo werd de documentaire waarvoor ze elkaar oorspronkelijk ontmoetten een fictiefilm: Bez końca (No End, 1985). Piesiewicz schreef mee aan het scenario en zou dat vervolgens voor al Kieślowski’s verdere films doen. Te beginnen met de tiendelige cinematografische mijlpaal Dekalog (1989), Kieślowski’s definitieve internationale doorbraak. Het overkoepelende concept daarvoor – tien films op basis van de tien geboden – kwam van Piesiewicz, zoals later ook de grote greep van de Trois couleurs-trilogie (vrijheid, gelijkheid, broederschap) en van de onvoltooide trilogie Heaven/Hell/Purgatory bij hem begonnen. In het interviewboek Kieślowski on Kieślowski van Danusia Stok zegt de regisseur daarover: “Meestal komt Krzysztof [Piesiewicz] met de ideeën, die feitelijk onverfilmbaar zijn. Mijn rol is dan om me daartegen te verweren.”

Componist Zbigniew Preisner
Toeval of niet: Kieślowski’s eerste film met Piesiewicz, No End, was ook zijn eerste samenwerking met componist Zbigniew Preisner – en ook die zou vanaf dat moment aan al Kieślowski’s verdere films meewerken. Waar Piesiewicz en Kieślowski bij hun ontmoeting min of meer dezelfde leeftijd en status hadden, was Preisner veertien jaar jonger en nog relatief onervaren – No End was pas zijn derde filmscore.

Trois couleurs: bleu

In een interview uit 2011 vertelt Preisner hoe onzeker hij was toen het orkest zijn muziek inspeelde. Hij had de ongebruikelijke stap genomen om geen koor in te huren, maar de orkestleden zelf te laten zingen, en halverwege de opname verliet Kieślowski zonder een woord de studio. Na afloop zocht Preisner hem op, ervan overtuigd dat Kieślowski het verafschuwde. “Ik wrong me in bochten om me te verontschuldigen, in de hoop een kans te krijgen het te verbeteren”, vertelt hij. “Kieślowski keek me alleen maar even aan en zei toen: ‘Jij en ik gaan de rest van ons leven samenwerken’.”

Zo geschiedde. De twee verzonnen samen zelfs een alter-ego voor Preisner: de fictieve achttiende-eeuwse Nederlandse componist Van den Budenmayer. Die dook voor het eerst op als componist van een stuk dat een prominente rol speelt in Dekalog 9 en wordt ook in Trois couleurs: bleu (1993) en Rouge (1994) genoemd. Preisners stukken werden zelfs onder de naam Van den Budenmayer op plaat uitgebracht. “Het was ons geheimpje”, zegt Preisner er in 2011 over. “Mensen vragen me soms of hij nog eens terug zal keren, maar dat denk ik niet. Van den Budenmayer leefde zolang Krzysztof leefde.”

Op het moment dat Kieślowski stierf, werkte hij – zijn zelfverkozen pensioen ten spijt – met Piesiewicz en Preisner niet alleen aan de trilogie Heaven/Hell/Purgatory, maar ook aan de ambitieuze, mystieke opera Life. De muziek daarvan werd in 1999 alsnog uitgebracht, samen met het door Preisner na Kieślowski’s dood geschreven Requiem for My Friend.

La double vie de Véronique

…en de mensen die Kieślowski beïnvloedde
Tijdens het retrospectief in Eye Filmmuseum zullen drie gasten aanwezig zijn van wie de levens en carrières door toedoen van Kieślowski een wending namen. Op de openingsavond geeft acteur Irène Jacob, Kieślowski’s muze voor La double vie de Véronique (1991) en Trois couleurs: rouge acte de présence. Haar samenwerking met Kieślowski gaf een enorme impuls aan haar prille carrière, die tot dan toe vooral uit bijrolletjes had bestaan.

Catherine Cormon, inmiddels Hoofd Collectiebeheer van Eye en bij de Trois couleurs-trilogie Kieślowski’s montage-assistent, vertelt bij een vertoning van Rouge over haar ervaringen. En Benjamin Gijzel, in de jaren tachtig en negentig de vaste vertaler en tolk van Kieślowski in Nederland, doet een boekje open na een vertoning van vijf korte fictiefilms. De Filmkrant interviewde Gijzel in 1996 bij wijze van necrologie van Kieślowski. “Wat ik bij hem herkende is een gedrevenheid om de essentie te willen ontdekken”, vertelde hij toen. “Kieślowski was een graver en een zoeker.”


‘De films van Kieślowski’ is van 18 januari t/m 1 maart 2023 te zien in Eye Filmmuseum, Amsterdam | Trois couleurs: bleu (1993) draait vanaf 12 januari 2023 opnieuw in de landelijke bioscopen; Blind Chance (1987), La double vie de Véronique (1991), Trois couleurs: blanc (1994) en Trois couleurs: rouge (1994) vanaf 19 januari 2023 | behalve Blind Chance zijn ze allemaal ook te zien via Picl.nl