Cannes 2014

De glamour en het grote verdwijnen

Beeld uit Winter Sleep

Het was best een goed jaar, met knallers en missers. Al waren tijdens de 67ste editie van het Filmfestival Cannes niet de explosies van 2013 te horen toen La vie d’Adèle en La grande bellezza insloegen aan de Croisette. Maar dat zegt niet alles.

Het lijkt alweer een eeuwigheid geleden. Op zaterdagavond 24 mei, in verband met de Europese verkiezingen een dag eerder dan gewoonlijk, werden de prijzen uitgedeeld en viel het gordijn voor de laatste keer dicht. Echt waar: in Cannes hangen nog steeds gordijnen in de zalen om je te herinneren aan vroeger, toen de projector nog werd voortgedreven door drie vissertjes op fietsjes en scheidend festivalpresident Gilles Jacob nog maar een jochie was.

Die geschiedenis wordt gekoesterd aan de azuurkust. Van de histoire de beau monde van het Carlton Hotel waar Grace Kelly in 1955 prins Rainier van Monaco ontmoette, tot de traditioneel bizarre logistiek van passen en privileges van het festival dat voor zijn bezoekers twee weken per jaar een aristocratische hiërarchie in ere herstelt waar Lodewijk de Veertiende trots op zou zijn.

Omdat die geschiedenis gekoesterd wordt opende het festival tien dagen eerder met Grace of Monaco, dat een pijnlijke episode uit het leven van de geliefde celebrity prinses had moeten dramatiseren maar vooral het lijdensverhaal van Nicole Kidman bleek te zijn. Je kunt alleen maar hopen dat Grace Kelly daarboven geen films kijkt. Minstens even teleurstellend was The Search van Michel Hazanavicius – in 2011 de grote verrassing met The Artist — waarin Bérénice Bejo druk telefonerend Tsjetsjenië gaat redden. Tot haar frustratie breekt niet meteen de vrede uit.

Knutselpaleis
De jury onder leiding van Jane Campion zag gelukkig dat de tweede film van de jonge Italiaanse Alice Rohrwacher de geschiedenis ook koestert. Maar op een hele andere manier. Met oog voor het onzichtbare – liefde, frustraties, onzekerheden – geeft ze een samengeraapt gezin op het Italiaanse platteland in hun rommelige knutselpaleis iets koninklijks en tijdloos. Om het vervolgens in de tijd te laten verdwijnen. Waar het verhaal van Grace of Monaco niet tot leven komt doordat het te ver van de makers verwijderd is, vindt Rohrwacher leven in de kleinste details, omdat ze dat leven kent. Ze komt er vandaan.

Het sprankelende Le meraviglie (bekroond met de Grand Prix) heeft ondanks alle realiteit de magie van een sprookje en het is op meer dan één punt schatplichtig aan Víctor Erice’s The Spirit of the Beehive (1973). Als haar film niet al een eerbetoon is aan die van Erice. Via cameralenzen die het zomerse licht en de natuurlijke kleuren accentueren, kijken beide films door kinderogen naar de volwassenenwereld en maken iets van die kinderlijke verwondering zichtbaar.

Rookgordijnen
Omdat Nuri Bilge Ceylan door veel critici al vroeg tot Palm-winnaar werd uitgeroepen – op de slotavond bevestigd door de jury – verloor zijn film Winter Sleep in de loop van het festival onterecht iets van z’n glans. Zeker nadat hij in de polls moest concurreren met Jean-­Luc Godards hardcore cinefiele Adieu au langage, die met een wervelwind van fragmentarische 3D-beelden over de seksuele verhouding tussen een man en een vrouw de principiële (on)mogelijkheid laat zien om twee lichamen – en twee beelden – te laten samengaan. In het oog van die storm staat Godards hond – die terecht naast de Palme Dog greep, want die ging naar Mundruczo’s hond in White God – die zonder de ballast van decennia film en tv kijken nog een pure, onbevangen blik heeft. Kon de filmmaker ook maar weer als nieuw naar al die beelden kijken.

Waar Godard stoeit met de overbekendheid van beelden en afscheid neemt van de taal doet Bilge Ceylan het tegenovergestelde. Na het beeldepos Once Upon a Time in Anatolia benadrukt hij de woorden met een paar vijftien tot twintig minuten lange dialogen in het drieëneenhalf uur durende Winter Sleep. Maar die woorden worden niet gevierd. Ze brengen niet dichterbij, ze scheppen afstand. Het zijn de instrumenten waarmee Ceylans hoofdpersonages – ook een man en een vrouw – zich verweren tegen elkaar en tegen de wereld. Woorden als rookgordijnen en dolkstoten.

Toch kun je zeggen dat beide makers naar hetzelfde zoeken. Godard deconstrueert de taal van beelden, Ceylan de taal van woorden. Allebei laten ze zien dat er iets rammelt aan hun interne logica. Dat namelijk de honderden beelden die we dagelijks langs zien komen en die een verhaal lijken te vertellen, fundamenteel onverenigbaar zijn. Zelfs de sequenties waaruit een nieuwsreportage is opgebouwd bedriegen je brein, dat slaafs overal verbanden zoekt en het liefst bekende beelden als signalen voor betekenis gebruikt. Op dezelfde manier goochelt Bilge Ceylan met de betekenis van woorden en begrippen, die in de gesprekken tussen zijn personages voor constant schuivende machtsverhoudingen zorgen. Niets gaat echt samen. Er is altijd spanning.

Begeerte
Geen films die je meteen doorziet. Dat geldt zeker ook voor Clouds of Sils Maria van Olivier Assayas, die op de laatste ochtend van het festival nog snel even veel indruk maakte. Een verhaal over de dood en de wederkerige tijd, afgezet tegen de onvermijdelijke troonswisseling van de generaties. Een hommage aan actrices ook, die Assayas via prachtig ingewikkelde verhaallijnen op hun leven binnen en buiten de film laat reflecteren.

Juliette Binoche speelt een oudere actrice die vervangen zal worden door een jongere en zich voorbereid op een toneelstuk dat juist daarover gaat, waarin ze twintig jaar terug het jongere personage speelde en nu het oudere. Kristen Stewarts personage gaat met Binoche in discussie over de waarde van populair vermaak, verwijzend naar haar eigen Twilight-films, en is ondertussen het object van haar begeerte. Binoche, het art­house-icoon, Stewart, koningin van de tienerfilms. Hoewel ook zij alweer ouder is geworden. En beter.

Maar dat is nog niet de helft van de rijkdom van Sils Maria. Assayas voert ook Antonioni en Bergman op door elementen uit L’avventura en Persona te gebruiken. Niet alleen om de filmgeschiedenis te laten leven, maar vooral om twee beroemde echo’s van actrices te laten horen. Het onverklaarbare verdwijnen van Anna in L’avventura en de symbiose van een oudere actrice en haar verpleegster in Persona. Twee echo’s van de angst om in de tijd te verdwijnen.

Bij Stewart moest ik aan Bressons ‘modellen’ denken. Omdat haar gezicht nauwelijks uitdrukkingen laat zien, verschijnt daarop de projectie van de onuitgesproken liefde van Binoche en wordt het de spiegel van haar verval. En natuurlijk valt ze ook voor Stewarts jeugd, terwijl ze die rol van oudere actrice leert spelen. Zoals wij allemaal de jeugd en schoonheid van acteurs en actrices begeren en leren om die andere rollen te spelen en in de tijd zullen verdwijnen.

Sils Maria had in Cannes minstens de prijs voor het beste scenario moeten krijgen. Maar die ging tot verbazing van veel aanwezigen naar het Russische Leviathan van Andrei Zvyagintsev, een zwarte maar toch wat te platte komedie over de Russische kleptocratie.

Loach draait door
Ken Loach dook de geschiedenis in met wat je – met een sprongetje in de tijd – als het vervolg op The Wind That Shakes the Barley kunt zien, waarmee hij in 2006 de Gouden Palm won. Jimmy’s Hall is een historisch drama dat de onderdrukking van arbeiders door de heersende machten laat zien via de kerkelijke druk om een lokale music hall te ontruimen. Die zou toch alleen maar tot het bederf van de zeden leiden. Geen hoogvliegerij, maar Loach doet wat-ie goed doet: met gevoel voor humor preken vanaf de kansel.

Die andere ouwe Brit Mike Leigh kwam met iets beters. Leigh tovert op de een of andere manier tussen het gegrom en de mottige kostuums van z’n wonderlijke hoofdpersonage de magie van de excentrieke schilder William Turner tevoorschijn. Een man die zichzelf leerde kijken en die tegenover de bedompte alledaagsheid op z’n doeken een grootse romantische ziel wist te vangen. Dat is ook wat Leigh doet. Op een bepaalde manier is dat ook wat je van films verwacht: dat ze meer zijn dan de som der delen. Timothy Spall zei het bij het aannemen van de prijs voor Beste Acteur zo: “We managed to fit 10 pounds of shit into an 8 pound bag“.

Hollywood
Over zielen gesproken. Of ‘shit in bags‘, kiest u maar. Hollywood. Zelfs met de plattegrond die David Cronenberg aanreikt in Maps to the Stars, zul je die ziel in Hollywood niet vinden. Maps is een satire over de voortdurende karaktermoord die Hollywoods duistere levensbloed is geworden. Iedereen wil wat de ander heeft: rollen, macht en het strandhuis in Malibu. Ten koste van de rest. Of dat nou waar is of niet – volgens John Cusack op de persconferentie in Cannes ligt Cronenbergs verhaal niet ver van de realiteit, maar de jonge Mia Wasikowska had zoveel vitriool nog niet geproefd – het is een mythe die Hollywood graag in stand houdt. Omdat het een afschrikmiddel is voor al die potentiële concurrenten uit de rest van de wereld die de lokroep van geld en roem niet kunnen weerstaan. Julianne Moore kreeg de prijs voor Beste Actrice voor haar rol van de neurotische actrice Havana Segrand, die over lijken gaat om die laatste grote rol binnen te halen. Ook Maps to the Stars is een verhaal over de angst om te verdwijnen.

Actrices maakten dit jaar meer indruk dan acteurs. Wie gevraagd werd naar de beste acteur stond te stuntelen. Maar gevraagd naar de beste actrice hadden mensen zichtbaar moeite om te kiezen tussen Moore, Binoche en Cotillard, die de hoofdrol had in Deux jours, une nuit van de broers Dardenne. Achteraf zei Campion dat ze eigenlijk Melisa Sözen de beste actrice vond, de hoofdrolspeelster uit Winter Sleep. Maar Winter Sleep won de Gouden Palm al, en de reglementen verbieden een dubbele prijs. Zo gaan die dingen.