The Artist

Eindelijk!!! Een parodie op de stille film!!!

The Artist

Hoe ga je om met veranderingen? Dat is zo’n beetje het thema van elke film. Maar nog nooit gebeurde dat zo sprankelend en letterlijk als in The Artist: een perfecte spoof over de tijd dat film nog stil was en opeens geluid moest gaan maken.

The Artist had natuurlijk geen schijn van kans in de competitie van het afgelopen filmfestival van Cannes. Komedies winnen geen prijzen, laat staan de Gouden Palm – de meest prestigieuze filmprijs ter wereld. De laatste volbloedkomedie die er met deze Grand Prix vandoor ging, was Richard Lesters The Knack… and How to Get It in 1965. Sindsdien zijn Barton Fink (Joel & Ethan Coen, 1991 – neo-noir met komische inslag), Pulp Fiction (Quentin Tarantino, 1994 – misdaadfilm met hilarische dialogen) en Fahrenheit 9/11 (Michael Moore, 2004 – pamfletdocumentaire vol ironie) de enige winnaars die in de buurt van humor zijn gekomen.

En toch, en toch. Halverwege het festival was er ineens buzz rond de komedie van de Franse regisseur Michel Hazanavicius, die op het laatste moment aan de competitie werd toegevoegd.

De sprankelende pastiche op de stomme film van de jaren twintig en dertig, over filmster George Valentin (Jean Dujardin) die door de komst van de geluidsfilm uitgerangeerd wordt, was een verademing tussen de zware kost van de competitie. En toen won de film ook nog de ludieke Palm Dog Award, de prijs die door een groep critici-met-humor jaarlijks wordt vergeven aan de competitiefilm met de beste hondenrol, voor de terriër Uggy, Valentins sidekick in zijn vaudeville-optredens die in The Artist regelmatig de lach haalt. En zo was de film ineens van underdog uitgegroeid tot een van de grote kanshebbers.

Erroll Flynn
Inmiddels weten we dat Terrence Malicks The Tree of Life (2011) er uiteindelijk met de hoofdprijs vandoor ging; The Artist moest het doen met een acteursprijs voor de inderdaad briljante Dujardin, die een overtuigende combinatie neerzet tussen Erroll Flynn, Clark Gable en Rudolf Valentino. Maar zijn zwijgende zwart-witfilm was wél de meest verrassende ontdekking van het festival.

Hazanavicius maakte eerder twee spoofs op de uitbundige spionagefilms van de jaren zestig, eveneens met Dujardin in de hoofdrol als de aristocratische playboy-spion O.S.S. 117. In The Artist storten de twee zich met evenveel overgave op de eindtijd van de zwijgende cinema. Tot in de puntjes heeft Hazanavicius de stijl nagemaakt, van het fysieke acteerwerk tot de tekstkaarten die worden gebruikt om dialogen weer te geven. Tegelijkertijd speelt hij met de moderne middelen van de cinema om zo de grenzen te onderzoeken van de verouderde vorm waarin hij verkiest te werken. The Artist is dan ook niet alleen een teruggreep op het verleden van de cinema, maar vooral ook een reflectie op het immer veranderlijke filmmedium.

Terwijl Valentin niet om kan gaan met de veranderingen die de komst van geluid met zich mee brengt, weet rijzende ster Peppy Miller (Bérénice Bejo) het juist als geen ander naar haar hand te zetten; uiteraard groeien de twee gedurende de film langzaam naar elkaar toe. Je moet meegroeien met de veranderingen, zonder je eigenheid te verliezen, lijkt de centrale boodschap. Zo is The Artist in het licht van de schijnbaar onstuitbare opmars van 3D ook nog eens hoogst actueel.