Arco

Japanse animatie wint in Frankrijk (en andersom)­

Arco

De winnaar van Annecy, ’s werelds belangrijkste animatiefestival, onderstreept de invloed van anime buiten thuisland Japan – en specifiek in Frankrijk.

Deze recensie vormt een twee-eenheid met die van Maïlys Vallade en Liane-Cho Hans Little Amélie or the Character of Rain, die ook deze maand in Nederland uitgaat. Twee Franse winnaars van het animatiefestival van Annecy dit jaar: Arco ontving de hoofdprijs en Amélie et la métaphysique des tubes (zoals de originele titel luidt) de publieksprijs. Allebei getuigen ze van de vruchtbare kruisbestuiving tussen Japanse en Franse animatie.

Toen ik de trailer van Arco zag, stonden de vlakke gezichten en Arco’s rare pakje me nog tegen, maar bij het kijken van de film wenden beide snel. Arco is bovenal een goed verteld verhaal, met een mooi precieze verbeelding van onze technologische near future in 2075: enorme koepels als bescherming tegen klimaatverandering, zwevende motoren (eindelijk!) en een behulpzame robotoppas.

In die wereld landt de tienjarige Arco, in z’n regenboogpakje, verdwaald vanuit de far future 2932. In zijn tijd is tijdreizen mogelijk en heeft de mens eindelijk ecologisch evenwicht bereikt – debuterend regisseur Ugo Bienvenu wilde nu eens geen dystopisch toekomstbeeld scheppen, omdat hij nou niet de indruk had dat al die sciencefiction-waarschuwingen erg veel geholpen hadden.

Hoewel Arco welkom is bij de jonge Iris, moet hij eigenlijk zo snel mogelijk weer terug. Maar dat lukt niet meteen – dus: avontuur. E.T. (1982) is niet ver weg. Ook de liefde van de Franse regisseur voor Japanse animatie is aan Arco af te zien. “Op mijn zevende ontdekte ik Dragon Ball Z [1989-1996] bij mijn grootouders, omdat ik thuis geen televisie mocht kijken. Die show blies me omver”, vertelde hij aan Animation Magazine. “En toen ik veertien was, zag ik Princess Mononoke [1997] en het voelde alsof [regisseur] Miyazaki met een toverstokje zwaaide, een magische bezwering uitsprak en zei: ‘Jij gaat animatie doen.’”

Little Amélie or the Character of Rain

Het maakt van Arco, net als Little Amélie, het zoveelste voorbeeld van de Franco-Japanse animatie-stijl. Uiteraard is de Japanse animatieproductie veel groter, is anime wereldwijd de afgelopen decennia alleen maar invloedrijker geworden en gaat de invloed op het eerste gezicht vooral van Oost naar West.

Zie bijvoorbeeld de films van Rémi Chayé (Tout en haut du monde, 2015; Calamity, 2020), waarbij de regisseurs van Little Amélie als crewleden betrokken waren. Of Mars Express (Jérémie Périn, 2023), die inspiratie putte uit Japanse limited animation-effecten. Maar denk ook aan Sirocco et le royaume des courants d’air (2023) van Benoît Chieux – het Libisch-Arabische synoniem voor ‘sirocco’ is nota bene ‘ghibli’, naam van de beroemde animatiestudio van Hayao Miyazaki en Isao Takahata. Of neem Patrick Imberts Le sommet des dieux (2021), een bewerking van een Japanse manga over bergbeklimmen met Franse lijnvoering. En dan heb je nog sterk door anime geïnspireerde Franse series zoals Totally Spies! (vanaf 2001), Code Lyoko (2003-07) en Wakfu (vanaf 2008), plus het fenomeen manfra (Franse manga), waaronder Radiant dat ook in Japan werd gepubliceerd en daar een animeserie (2018-20) voortbracht.

Le roi et l’oiseau

De Franse animatieproductie mag dan kleiner zijn, ze is wel de belangrijkste van Europa, met een eerbiedwaardige traditie. Zo noemde Masaaki Yuasa het meesterlijke Le roi et l’oiseau (Paul Grimault, 1953/80) als invloed, net als Isao Takahata, die schreef: “Als ik deze film niet gezien had, zou ik de wereld van animatie nooit hebben betreden.” Yuasa werkte bovendien bij de kortstondige Japanse afdeling van de Franse animatiestudio Ankama en nam vandaar twee Franse animatoren mee naar zijn eigen nieuwe studio, Science Saru. En Hayao Miyazaki, die zijn films geregeld plaatst in geromantiseerde Europese settings, haalde in Open Culture het alter ego van de Franse stripgrootheid Jean Giraud aan als inspiratiebron: “Ik heb Nausicaä [1984] gemaakt onder de invloed van Moebius.”

Echte coproducties heb je ook. Met vanaf de jaren tachtig animatieseries, waaronder Ulysses 31 (1981-82), Les mystérieuses cités d’or (1982-83) en recenter Ōban Star-Racers (2006), Go Astro Boy Go! (2019-20) en Arcane (2021-24), en zelfs Franco-Japanse animatiestudio’s in Japan zelf, zoals AOKIstudio en Yapiko Animation.

Op het gebied van lange animatiefilms zijn Frans-Japanse coproducties schaarser, maar enkele voorbeelden zijn Mutafukaz (Shōjirō Nishimi & Guillaume Renard, 2017), Ghost Cat Anzu (Yoko Kuno en Nobuhiro Yamashita, 2024) en natuurlijk Michael Dudok de Wits Ghibli-film The Red Turtle (La tortue rouge, 2016), waarin de Franse ‘klare lijn’ (om de door Joost Swarte gemunte term te gebruiken) wordt toegepast op een Japanse esthetiek; een combinatie die ook Arco kenmerkt.