Wat is mijn verant­woor­de­lijkheid als docu­men­taire­maker?

‘Ik wil geen mensen offeren’

In 2019 won ze een Gouden Kalf voor Beste Korte Documentaire. Eerder al ontving ze verschillende internationale prijzen voor Deal With It, haar eerste lange documentaire. Maar ten koste van wat, vraagt Shamira Raphaëla. Hoe ver kan ze als documentairemaker gaan om de ellende waarmee haar familie wordt geconfronteerd aan de wereld te laten zien?

Daar staat ze, haar kleine teentjes in gouden glitterslippers schuifelen over de natte zoldervloer, een tuinslang in haar knuistjes, haar roze jurkje contrasteert met de felgroene kleur van de wietbladeren. Eén voor één bewatert ze de plantjes met een ongekend geduld voor een zevenjarige. Met een brede glimlach vervult ze trots en geroutineerd haar huishoudelijke taken. Straks, wanneer ze klaar is, zal ze met haar zusje dansen in de woonkamer, want mama zegt dat zij daarin de beste zijn.

Al jaren film ik mijn geliefde familie die op de rand van de afgrond balanceert. Een verhaal met alle ingrediënten voor een krachtige documentaire: drugs, geweld, schulden, onontkoombare duisternis. Dat vastleggen geeft me troost, grip, een reddingsboei, zodat ik zelf niet mee ten onder ga in het moeras van uitzichtloosheid. Als ik het film is het misschien niet allemaal voor niets geweest, die pijn. In 2014 bracht ik daarom mijn debuut Deal With It uit, een film over destructieve familiepatronen en onvoorwaardelijke liefde, waarin ik mijn criminele, drugsverslaafde vader portretteer en mijn broer die in zijn voetsporen dreigt te treden. Maar het verhaal hield daarna niet op en dus ging ik door, als overleving maar ook ter overlevering: zie ons, zodat wij bestaan.

Voor mijzelf is dit een bewuste keuze. Maar hoe bewust kan mijn familie overzien wat deze exposure voor hen betekent? Zeker nu alles jarenlang online is terug te vinden. Weegt het belang van de vertelling op tegen de privacy van de hoofdpersonen? Mijn familie wil niets liever dan dit verhaal delen want het onrecht brandt in ons hart.

Maar wat is mijn verantwoordelijkheid als filmmaker? Ten koste van wat en wie maak je een film? Is de ultieme daad van liefde misschien om een verhaal soms niet te vertellen? Voor mij is dit een catch 22, want door het niet te tonen, blijft het verhaal onzichtbaar. Dan kan ik jullie niet vertellen over het systeem dat mijn familie al generaties lang ontmenselijkt, reduceert tot dossiers, van geboorte tot aan de dood. Hoe mijn vader in coma op de intensive care lag, vastgeketend aan het bed met twee gevangenisbewakers aan zijn zijde, terwijl ik machteloos op de gang stond. Hoe mijn kleine neefje op een geheime locatie is ondergebracht om het contact met de familie te beperken, wat blijkbaar de enige oplossing is om aan zijn gedragsstoornis te werken.

Dan kan ik jullie niet vertellen hoe het voelt om in die dystopische wereld te leven waarin de maakbaarheid van het leven een illusie is en wij gevangen zitten in een web van bureaucratische instanties, die zich met weerhaakjes in onze huid hebben geboord. Een plek waar ik geen winnaar van een Gouden Kalf ben, maar de dochter, zus, en tante van registratienummer 3456910, registratienummer 10457092 en registratienummer 124702.

Mijn achtergrond heeft me gezegend met een andere blik. Nadat ik als feedback tijdens de montage van Deal With It van omroepen steeds te horen kreeg dat mijn broer niet toegankelijk en likeable genoeg zou zijn en dat ik scènes moest aanpassen om te voorkomen dat de kijker af zou haken, besloot ik een jeugdfilm te maken. Misschien zou de kijker meer sympathie kunnen opbrengen voor een klein (wit) jochie met dezelfde problematiek. Fastforward en in 2017 neem ik onder luid applaus tijdens documentairefestival IDFA de prijs voor Beste Jeugddocumentaire in ontvangst voor Lenno en de Maanvis. Lovende woorden: een ‘prachtige rauwe film’, ‘wat knap dat je als maker zo dichtbij kon komen’, ‘intiem en kwetsbaar’. Meer applaus. Ondertussen wordt in een parallel universum mijn tienjarige hoofdpersoon uit Lenno en de Maanvis door Jeugdzorg in een tehuis geplaatst, ver weg van zijn vader, van wie hij zielsveel houdt. Het breekt mijn hart, de prijzen vervagen. Wat is de waarde van dit succes, vraag ik mezelf. Jeugdzorg en Justitie nemen de film als bewijsmateriaal op in hun dossiers. Zoals ze ook met Deal With It deden. Mijn kunst wordt hun wapen.

Ik wil het ongecensureerde leven aan de kijker tonen, maar is er zoiets als artistieke vrijheid wanneer mijn hoofdpersonen niet veilig zijn voor het systeem? Zij stellen zich open naar mij, het publiek leert misschien iets over de wereld, maar ondertussen zijn er geen regels om de mensen die hun verhaal doen te beschermen. Alles wat je zegt, kan en zal tegen je gebruikt worden.

Een paar maanden later staat de recherche op mijn voicemail. Ik moet mij melden om (gedwongen) te getuigen tegen mijn broer, hij wordt verdacht van moord. De ondervraging is pijnlijk filmisch, alle clichés worden tijdens mijn verhoor uit de kast getrokken. Het is stigmatiserend, traumatiserend, een slechte B-film. Zelf houdt mijn broer vol onschuldig te zijn, maar niemand luistert. Hij lijkt veroordeeld voor het vonnis is geveld. Dertien jaar celstraf als resultaat, ondanks een gebrek aan concreet bewijs. Mijn verwarring over dit alles verwerk ik in het script van Downfall of a Superwoman. IDFA beloont het in 2018 met de Karin de Bok Award.

Maar tijdens een pitch aan de omroepen krijg ik te horen: ‘als het maar niet zo’n j’accuse film wordt, want niemand zit op jouw woede te wachten’. Een eindredacteur die mij ‘hypocriet’ noemt omdat ik toentertijd in Deal With It de crackpijp niet uit mijn vaders mond sloeg en daarmee ‘onderdeel ben van de instandhouding van het probleem’. Harde woorden, grove aannames. Het lijkt soms alsof we een andere taal spreken, waar ondertiteling bij nodig is.

De woorden gonzen na in mijn hoofd. Verhalen van marginalen mogen wel verteld worden, maar dan wel graag op een manier die past in het perspectief en referentiekader van Hilversum. Het voelt als een onveilige omgeving om werk in uit te brengen. Mijn familie als offer om het collectief te onderwijzen.

Ik laat het over me heen komen, ik heb de bewuste keuze gemaakt dit persoonlijke verhaal naar buiten te brengen, wetende dat het me de rest van mijn leven zal achtervolgen. Ik schaam me niet, met mij komt het wel goed. Maar hoe zit dat met mijn hoofdpersonen? Want het lijkt alsof je vogelvrij wordt verklaard zodra je jezelf laat zien. Zo werd de vrouw van de extreemrechtse, nationalistische hoofdpersoon van mijn meest recente documentaire Ons Moederland – die ons een blik gunde tijdens de geboorte van haar kind, daar waar een vrouw het kwetsbaarst is – online uitgescholden voor dikke domme koe. Dat was de mildste reactie. Het doet mij pijn als maker. Dit is niet wat ik wil bewerkstelligen met mijn films, ik wil geen mensen offeren in het streven naar meer begrip.

Toch ga ik door – wat kan ik anders – en zo bevond ik mij een tijd geleden in het verlaten huis van mijn broer. De ooit zo gezellige huiskamer, daar waar we samen dansten, ligt erbij als een slagveld, de kinderen zijn uit huis geplaatst na een politie-inval. Een in de haast vergeten dagboek van een van de meisjes slingert op de grond. Ik vraag de cameraman om er een shot van te maken, 50mm lens en dan zo’n mooie panbeweging langs die ene vertrapte knuffel en die stukgeslagen ruit van de deur. Maar als ik thuis de beelden terugkijk, ben ik geen regisseur meer. Huilend scroll ik door de files. Het shot van het dagboek is perfect, het dagboek dat ik mijn nichtje notabene zelf cadeau heb gegeven voor haar negende verjaardag. De blonde, blauwogige Elsa uit Frozen kijkt me smalend aan vanaf de kaft. De scherpte van het shot wordt verlegd en de woorden die mijn nichtje erin schreef worden langzaam duidelijk: ‘elke dag als ik wakker word wil ik niet leven maar dood’. Ik ga kapot, van woede en verdriet tegelijk. Ik wil dit vertellen, ik moet dit vertellen; deze wereld binnen een wereld die jullie niet kennen, ik ben als een tolk, ik wil hen uit de onzichtbaarheid halen, maar ten koste van wat?

Alles en iedereen wil dingen maken over criminaliteit, het lijkt soms wel een obsessie van de maatschappij, een ongezonde fascinatie. Het maakt me misselijk. Cultural appropriation. Of is dit criminal appropriation? Het gevolg is: films met eendimensionale personages en stereotypen. Verheerlijking van misdaad zonder de mechanismes van pijn en wanhoop die erachter schuilgaan te begrijpen. Wie heeft het recht om welk verhaal te vertellen?

Filmsets vol geprivilegieerde mensen waarvan ik je kan verzekeren dat ze na elke draaidag terugkeren naar hun eigen veilige wereld. We zien het overal in de media, van fictiefilms tot reality tv – makkelijk scoren. Genieten van andermans ellende geeft de kijker een goed gevoel over zichzelf. Poverty porn heet dat, armoedeporno. In naam van kunst & entertainment ontmenselijken we de mensen die onder aan de ladder staan. Hoe verder van huis, hoe genadelozer de filmmaker lijkt te zijn. De aftiteling rolt over het scherm, maar het leven van de hoofdpersonen is nog steeds even uitzichtloos.

Dat een hoofdpersoon bereidwillig is, betekent niet dat een film zomaar gemaakt kan worden. Wij makers overzien vaak wat mensen zelf niet kunnen overzien. Maar de discussie hierover wordt bitter weinig gevoerd. Wij verdienen hier geld aan: de omroep, de producent, de crew, maar wat is de invloed op het verdere leven van de hoofdpersoon? Wij dragen hier een verantwoordelijkheid en die zou bij het maken voorop moet staan. Ik zou willen voorstellen; doe alsof elke hoofdpersoon je bloedeigen familie is. Ik denk nog steeds dat documentaires perspectieven kunnen helpen veranderen, maar ik ben tegelijk kritisch over hoe realistisch dat geloof is.

Ik heb dan ook besloten mijn film Downfall of a Superwoman niet met de wereld te delen, ondanks dat het verhaal uit mijn poriën gutst, ondanks dat ik niets anders wil maken dan dit, om recht te doen aan ons bestaan. Ik neem mijn hoofdpersonen in bescherming maar doe ze daarmee tegelijkertijd tekort want hun verhaal blijft hierdoor ongezien en ongehoord.