Terry Gilliam over The Man Who Killed Don Quixote

'Dit was Nietzscheaans filmmaken'

Hij raadt het jonge filmmakers niet aan, dertig jaar aan een film werken. Maar Terry Gilliam is nu wel de man die de vervloekte roman van Cervantes naar het grote scherm heeft gebracht. ‘Je vindt ‘m goed of je vindt ‘m niet goed — hij is nu jullie probleem.’

Je kunt zeggen dat Terry Gilliam (1940) net als Don Quichote uit een andere tijd stamt. Iemand die niet elk woord weegt voor hij het de wereld in stuurt en zich niet hyperbewust is van zijn reputatie. Je kunt ook zeggen dat Gilliam een noodzakelijk tegenwicht bood tegen de opmerkingen vorige maand van iemand uit de top van de BBC, dat de jongens van Monty Python nu geen enkele kans zouden krijgen bij de omroep. Want wit en man. Maakt niet uit hoe vernieuwend het is wat ze doen.
“Misschien moet ik de wereld dan maar vertellen dat ik zwart en lesbisch ben”, reageerde Gilliam als een van de oorspronkelijke Monty Python-leden in een persconferentie op het Filmfestival van Karlovy Vary. “Mijn naam is Loretta.” Handig? Nee. Begrijpelijk? Ja.
Gilliam is niet van de politiek. Gilliam is van de kunst. De tegenslagen die hij overwon bij het maken van The Man Who Killed Don Quixote, een project dat al sinds de late jaren tachtig in de pijplijn zat maar door allerlei ellende of in voorkomende gevallen Gods toorn steeds werd afgeblazen, vertellen je wie hij is.

Dit avontuur begon in 1991. Gilliam, vijftig jaar oud, beroemd geworden met Monty Python and the Holy Grail (1975) en als zelfstandig maker gevierd om Brazil (1985), besloot de beelden over Quichote waarover hij al zo lang fantaseerde, op papier te zetten en financiering voor het project te zoeken. Dat kostte tien jaar. Intussen maakte hij films als Twelve Monkeys (1995) en Fear and Loathing in Las Vegas (1998).
In oktober 2000 begon dan toch het filmen, in Spanje. Gilliam was inmiddels zestig jaar oud. Het geplande budget van 32 miljoen dollar was op dat moment met de helft geslonken. Maar erger: alles ging mis. Noodweer. Rammelende contracten met medewerkers. Haperende apparatuur. Overvliegende straaljagers die de opnames verziekten. Een dubbele hernia bij hoofdrolspeler Jean Rochefort. Giliam pakte in en ging naar huis.
Over die beproeving verscheen in 2002 de succesvolle documentaire Lost in la Mancha. In 2008 probeer Gilliam het weer, met andere acteurs. En weer ging het mis. Orson Welles, niet de minste, had het ook ooit geprobeerd. Ook niet gelukt. Misschien was elke verfilming van Cervantes’ roman wel vervloekt.

Inmiddels is Gilliam 77. Hij zette door en het lukte. Geld om het nog een derde keer te proberen vond hij bij Amazon. En hij vond acteurs Adam Driver en Jonathan Price om de hoofdrollen te spelen. En het moet gezegd: de rollen zitten hen als gegoten. Maar het belangrijkst: Gilliam vond een nieuwe manier om het verhaal te vertellen. Of liever: om het aantrekkelijk te maken voor een hedendaags publiek. Zie daarover de analyses van collega’s Kees Driessen en Joost Broeren-Huitenga.
Of The Man Who Killed Don Quixote dan eindelijk op het filmfestival van Cannes zou worden vertoond, was zelfs aan het begin van het festival in mei 2018 onzeker, omdat er nog een rechtszaak liep. Maar het feest kon uiteindelijk doorgaan en een paar dagen later treffen we Terry Gilliam voor een groepsgesprek. Althans, hij moet eerst even bellen. De eerste tien minuten van het interview worden volgepraat door de Portugese actrice Joana Ribeiro (1992), die ons in de maag is gesplitst omdat ze interviewmeters moet maken maar die ook wel begrijpt dat helaas niemand voor haar komt. Zo gaan die dingen. Eindelijk gaat Gilliam zitten.

Het maken van de Don Quichote was een beproeving zonder weerga. Hebt u in de verste verte ooit zoiets meegemaakt? Misschien bij Twelve Monkeys of The Fisher King? “Dat waren studiofilms. De studio’s wilde die films gemaakt hebben en als de studio’s iets willen, dat wordt er doorgepakt. Nee, dit werd… ken je dat? Dat je verstrikt raakt in het verhaal van de film? Verhalen zijn gevaarlijk. Alsof je op straat loopt en in de stront trapt en als dat eenmaal op je schoen zit krijg je het er niet meer af.”
Ribeiro valt in: “Stront? Elegante vergelijking. Nou ja, het is jouw film. Doe je ding.” Gilliam reageert, lachend als een hese sopraan: “Ik sleur je met me mee naar beneden, hahaha.” Gilliam lacht vaak. Een beetje hysterisch, moet gezegd. Alsof de film elk moment tussen de coulissen vandaan kan springen om hem z’n kop af te bijten.

Hoe voelt u zich? “Gelukkig. Ontspannen. Ik hoef de film niet meer te verdedigen. Je vindt ‘m goed, je vindt ‘m niet goed — hij is nu jullie probleem. De film is volwassen, hij is de deur uit om z’n eigen leven te leiden.”

Hebt u nog energie om een nieuwe film te maken? “Mijn agenda is leeg. Ik heb geen plannen. Maar ik zou graag nog drie of vier films maken voor ik vertrek.”

Hoe hebt u herinneringen aan die eerdere opnameperioden afgeschud? Want toch zeker één daarvan was een totale catastrofe? “Het is Nietzscheaans filmmaken: dat wat je niet doodt, maakt je sterker.”

‘Dat wat je niet doodt, laat een litteken achter’, zong Marylin Manson. “Hahaha. Goed, ik heb dat dus altijd onzin gevonden, maar het klopt verdomme. We zijn gewoon aan het script blijven werken. En waarschijnlijk is het mijn eigen persoonlijke illusie maar we hebben een nieuwe en betere manier gevonden om het verhaal van Cervantes te vertellen. Godzijdank. Anders had ik het project waarschijnlijk niet doorgezet.”

Zou een rechttoe-rechtaan vertelling van de Don Quichote vandaag de dag gewerkt hebben? “Die heeft nooit gewerkt. Nou ja, de versie van [Georg Wilhelm] Pabst [uit 1933] was interessant. Maar het is nog steeds de Reader’s Digest-versie van Quichote. De Quichote is immens en een klassieke versie werkt niet voor een modern publiek — dat ziet alleen mensen gek doen in kostuums. Wij hebben vanaf het begin het idee gehad dat er een moderne man in moest. Een man van nu. Het nieuwe idee dat we voor deze versie hadden, was dat hij toen ‘ie jonger was zelf een film over Don Quichote heeft gemaakt die invloed heeft gehad op de levens van de personen in de film. Dat was een quantum-sprong in de vertelling. Dat moment dat Toby [Adam Driver] een huifkar in gaat en voor een scherm staat en er doorheen gaat… prachtig. Het is ons gelukt, op de een of andere manier. Niet op de normale manier. Ik zou dit jonge filmmakers niet aanraden.
“Dus ja, we zijn er 25 jaar mee bezig geweest. Maar de film is er beter van geworden. Niks meer terug naar de 17de eeuw, wat ook een stuk goedkoper is trouwens. Het is een film geworden over film, niet zomaar de verfilming van een roman. Onze Don Quichote reist niet terug in de tijd om Don Quichote te worden. Hij voelt zich Don Quichote omdat ‘ie die rol ooit in een film gespeeld heeft.”

Ook nieuw, hij heeft niet de hoofdrol. “Nee. Jonathan Price speelt Don Quichote maar Adam Driver draagt de film. De anderen komen binnen en mogen één of twee scènes ‘stelen’, maar hij draagt de last. Die verantwoordelijkheid drukte op hem. Zeker in het begin. Later ontspande Adam en dat was weer aan Jonathan [Price] te danken. Zijn vrolijkheid sleepte ons er doorheen. Zelfs in de montage wist ik niet of de film goed was. Het enige wat ik wist, was dat het acteren goed was. Zo voel ik het nog steeds. De film zelf is een wild ding.”

Waarom koos u eigenlijk Adam Driver voor de hoofdrol? “Omdat hij niet was waar ik naar zocht. Ik heb met hem afgesproken op aanraden van mijn dochter Amy, die de film produceerde. En ik dacht meteen: ‘Hij gedraagt zich niet als een acteur. Het is gewoon een boeiende vent.'”

De film is hier en daar licht ironisch over producenten. “Dat zijn algemene opmerkingen. Over de filmindustrie die niet de tijd neemt om respectvol met mensen om te gaan. Ik denk aan Kevin Spacey die gewoon gewist wordt uit films, uit de geschiedenis, omdat de studio’s niet de moeite willen nemen om een eerlijk proces af te wachten. Moet iemand niet eerst schuldig bevonden worden? Dat heeft me boos gemaakt. [Tegen zichzelf:] Ja Terry, gewoon de strijd met de studio’s aangaan. Dat is de beste strategie als je alles wilt verliezen.”

Als je het beeld ziet van Don Quichote die tegen de windmolens vecht, is het onmogelijk om niet aan u te denken. Aan uw strijd om deze film gemaakt te krijgen. Maar voelt zich soms niet stiekem meer Sancho Panza? “Ik zie mezelf zelf meer als Sancho Panza omdat ik erg pragmatisch ben. Als ik terugdenk aan alle producenten die over de jaren af en aan liepen omdat ze dachten dat zij het project wel even zouden realiseren: zij waren de fantasten. Ik was Sancho Panza.”