Buiten beeld #3: Scenario

'Ik geef graag commentaar op die krankzinnige maatschappij van ons'

Lodewijk Crijns aan de schrijftafel (foto: Maricke Nieuwdorp)

Wie werken er achter de schermen naast regisseurs en acteurs? Wie schrijft het script, wie zorgt voor aankleding, het geluid, de dieren, cast en de inwendige mens op de set? De Filmkrant belicht in deze ‘achter de schermen’-serie steeds een ander vakgebied. Deze maand: thuis bij scenarioschrijver Lodewijk Crijns.

Als filmmaker Lodewijk Crijns (1970) niet ergens op een set staat in de rol van regisseur, dan werkt hij bij voorkeur aan drie scenario’s tegelijk. Dat doet hij gewoon thuis. Liefst zo dicht mogelijk voor zijn raam, thee in de aanslag en zittend op een kussen, met de laptop voor z’n neus. Daglicht doet een mens goed, immers.

Hij heeft altijd meerdere ijzers in het vuur. Als een scenario ter beoordeling bij een fonds of producent ligt – en het wachten op antwoord Crijns te lang duurt – dan kan hij in ieder geval vast door met een volgend verhaal. Dat doet hij al 25 jaar zo. Soms werkt iets niet en verdwijnt het op de plank om later tot een aangepaste versie te worden verwerkt. Soms komt een idee helemaal niet meer tevoorschijn: sommige thema’s verjaren gewoon snel.

Crijns ontving in 2019 veel lof voor Bumperkleef, de zwartkomische road rage-horror die hij zowel schreef als regisseerde. Heel lang lag zijn interesse vooral in de wondere wereld van tienerkomedies uit de jaren tachtig; films waarmee hij zelf opgroeide. Verhalen vol “hormonale puberjongens, slapstick, actie en sexy meiden”. Die voorkeur is terug te zien in Crijns’ filmtitels als Alleen maar nette mensen (2012), Kankerlijers (2014) en de korte film Turkse chick (2006). Maar inmiddels ziet de filmmaker in zijn eigen werk ook andere terugkerende fascinaties. Zoals de maatschappelijke parodie, waarvan Bumperkleef een duidelijk voorbeeld is. Hij schaart zelf ook Jezus is een Palestijn (1999) met Hans Teeuwen onder dat thema. “In die film komt alles terug: de romantische tienerkomedie, slapstick, maatschappijkritiek en de parodiefilm. Een film als Met grote blijdschap [2001] is wat mij betreft een vreemde eend in de bijt. Het is geen parodie en er zit nauwelijks maatschappijkritiek in. Het gaat vooral over mijn eigen angst om kinderen te maken. Verder geef ik graag commentaar op die krankzinnige maatschappij van ons.” Hij lepelt soepel enkele deelthema’s op, van onbelangrijke ruzies en onbegrijpelijke opvoedstijlen tot het jezelf belangrijker vinden dan de ander. “Burgers die voor eigen rechter spelen intrigeren me ook trouwens.” Dat blijkt wel uit Bumperkleef.

Wendingspunt (foto: Maricke Nieuwdorp)

Scenarioschrijven leerde Crijns als vak heel klassiek op de Filmacademie, onder meer aan de hand van werk van scenariogoeroe Syd Field. De drie aktes (‘fundament’, ‘confrontatie’ en ‘ontknoping’) en zaken als het wendingspunt, de opbouw en de sequentie – overal ter wereld werken scenaristen volgens deze klassieke methode. Inmiddels maakt Crijns ook graag gebruik van het softwareprogramma Contour. Dit functioneert met name als handige checklist: heeft hij een belangrijk thema, motief of personage gemist?

Hij werkt als filmmaker ook met ideeën van anderen, zoals in het geval van de romanverfilming Alleen maar nette mensen, geschreven door Robert Vuijsje. Voorwaarde is dat Crijns zich direct in zo’n verhaal moet kunnen vinden. Grofweg vermoedt hij dat scenaristen die alleen voor een andere regisseur schrijven meer van dialoog houden. “Ik val zelf meer in de categorie van Dick Maas, met veel slapstick en actie.” Ook valt hem op dat mannelijke en vrouwelijke schrijvers net even anders tegen de wereld aankijken: “Mannen zien mannen in actie, vrouwen zien individuen met karakterontwikkeling.”

Als scenarist gaat Crijns op wetenschappelijke wijze te werk. Voor een nieuw, historisch epos worstelt hij zich door stapels historische boeken, bekijkt hij vele films en reportages en neemt hij gerust een professor in de arm om te onderzoeken of een bepaalde vertaling realistisch is. Tegelijk begint ook het visuele plaatje vorm te krijgen. Door mood boards te maken construeert Crijns voor zichzelf vast een beeld. Tegelijkertijd gebruikt hij ze om zijn plan in een vroege fase te kunnen laten zien aan producenten of fondsen. Juist zo’n historische setting kost wat en zo kunnen andere partijen al in een vroeg stadium nadenken over financiële plaatjes, routing en locaties. Soms bestaan die locaties al, soms dienen die te worden gebouwd of digitaal nabewerkt. Je kan er niet vroeg genoeg over nadenken.

Storyboards (foto: Maricke Nieuwdorp)

Synchroon met zijn diepe duik in de geschiedenis ontwikkelt hij een totaal ander scenario dat hij zelf als “fotomodellenhorror voor een jonge doelgroep” omschrijft. Dit scenario, waarvoor hij de mood boards vol uitgeknipte foto’s al klaar heeft liggen, gaat over “de obsessie van de wereld met uiterlijk en maagdelijke tienerlichamen. Dat horroridee met zwarte humor komt uit de koker van de cabaretier in mij; noem het mijn reflectie op het thema mooi en beroemd te willen zijn. Want ja, daar vind ik wat van.”

Na het schrijven van het script en het vullen van de mood boards werkt hij overigens eigenhandig aan het storyboard; hij tekent technisch ingewikkelde actiescènes en digitale effectshots shot voor shot uit. Wat hem betreft komen de vakgebieden van schrijven en regisseren hierin prachtig samen. Hij noemt het een voordeel voor de acteurs, maar ook voor de positie van de camera. “Het scheelt zoveel gepuzzel op de set. Als ik niet helemaal weet hoe een shot uit zal pakken vanuit het point of view van een chauffeur, dan ga ik zelf in mijn eigen auto zitten en teken ik wat ik zie.”