Lodewijk Crijns over Met grote blijdschap

Puin ruimen

Met grote blijdschap is de eerste van vijf No more heroes-films die, na zijn première tijdens het Filmfestival Rotterdam in de bioscoop wordt uitgebracht. Een film over broers, familiegeheimen en het verschil tussen natuur en cultuur. De Filmkrant sprak met regisseur Lodewijk Crijns: “Diep in mijn hart voel ik een grote minachting voor de stad.”

Geen betere plek voor een interview met Lodewijk Crijns, de regisseur van Met grote blijdschap, dan een lunchtafeltje in het Amsterdamse American Hotel. Hij is zojuist terug uit de Ardennen, waar hij de besneeuwde dagen tussen kerst en oudjaar wildkamperend doorbracht. Met zijn broer. Tussen die twee uitersten, de ongetemde en misschien ook wel ontembare natuur en het dunne laagje stadse beschaving, speelt ook Met grote blijdschap zich af. Een film over broers, tegenpolen en familiegeheimen. En door de ingenieuze manier waarop Crijns en scenariste Kim van Kooten het verhaal structureerden ook een film die zelf een geheim in zich draagt.

Films met een geheim maakte Crijns al eerder. De felrealistische en veelbekroonde documentaires Kutzooi en Lap rouge, die Lodewijk Crijns (1970) maakte toen hij nog op de Filmacademie zat bijvoorbeeld, bleken bij nadere beschouwing volkomen aan de fantasie van hun maker te zijn ontsproten. En ook in de Lolamoviola De baby en de bakfiets en zijn eerste lange speelfilm Jezus is een Palestijn hield de regisseur ervan om de toeschouwer op het verkeerde been te zetten. Nu is er Met grote blijdschap, geproduceerd in het kader van No more heroes, een lowbudgetspeelfilmproject dat het twee jaar geleden succesvolle Route 2000 (De Poolse bruid, De trip van Teetje) opvolgt. Het is een adembenemende psychologische thriller geworden, die de toeschouwer lang in het ongewisse laat over de verzwegen zaken waarmee hoofdrolspelers Jack Wouterse, Jaap Spijkers en Renée Soutendijk in het reine moeten zien te komen.

Lodewijk Crijns (foto: André Bakker)

Kelder
Het uitgangspunt van zijn film wil Crijns wel prijsgeven: “Met grote blijdschap is ontstaan uit het idee voor een enkele scène: een man ontdekt dat zijn broer iets in de kelder van zijn huis verborgen houdt. Met dat idee ben ik vervolgens naar Kim van Kooten gegaan, die destijds een scène heeft herschreven voor Jezus is een Palestijn, waarin zij ook een van de hoofdrollen had, en dat zijn we toen verder gaan uitwerken. Met grote blijdschap is een verhaal over twee broers. Twee volwassen mannen die dezelfde ouders hebben, op dezelfde school hebben gezeten, dezelfde jeugd hebben gehad. Vanaf hun geboorte hadden ze gelijke kansen en toch wordt door iets waar ze zelf geen invloed op hadden, het leven van de één een gruwelijke lijdensweg en heeft de ander een tamelijk onbekommerd bestaan.”

De verhouding tussen broers interesseert Crijns wel. “In Lap rouge zijn de centrale personages ook twee broers, in De baby en de bakfiets gaat het over de verhouding tussen twee nog jonge kinderen en zelfs Jezus is een Palestijn zou aanvankelijk over twee broers gaan. Dat heb ik veranderd omdat er anders te weinig vrouwenrollen in zouden zitten, dus nu zijn het een broer en een zus. Maar het uitgangspunt blijft hetzelfde: wat maken twee mensen met min of meer dezelfde uitgangspositie van hun leven? Na Jezus is een Palestijn, waarin in de eerste vijftien minuten al een heleboel gebeurt en niets eenvoudig was, wilde ik nu een film maken waarin er zo lang mogelijk niets gebeurt, zonder dat hij aan spanning verliest. Die tijd moet je dan zien op te vullen met menselijke interactie en het is echt de verdienste van Kim van Kooten geweest dat dat is gelukt. Zij bracht de personages al vanaf de eerste versie tot leven, terwijl ik me veel meer met de technische kant van het scenario heb beziggehouden. Met grote blijdschap is een heel eenvoudige film over de kern van menselijk drama geworden.”

Edah-kaart
Wat dat drama is, daar wil Crijns begrijpelijkerwijs niet teveel over kwijt. Maar dat er tussen twee broers die elkaar van de ene op de andere dag uit het oog zijn verloren en elkaar vijftien jaar later onverwacht weer ontmoeten een hoop puin te ruimen is, wil hij wel bevestigen. Broer Luc (Jaap Spijkers) en zijn hoogzwangere vrouw Mieke (Camilla Siegertsz) worden al in de eerste minuten gepresenteerd als een gelukkig, welvarend, zij het wat uitgeblust yuppenstel en broer Ad (Jack Wouterse) als een verlopen zwerver in de Belgische Ardennen, zodat Crijns ook een hoop kwijt kon over het verschil tussen natuur en cultuur, en over de vraag wat je in je opvoeding meekrijgt, wat je in je genen hebt zitten en wat toevallige gebeurtenissen daar voor invloed op hebben. Die grote thema’s vormen de grondtoon voor een verhaal waarin niets vanzelfsprekend is en vol is van inktzwarte dialogen die zelfs standaard beleefdheidsformules als ‘lekker’ en ‘gezellig’ een grimmige klank geven.

“Diep in mijn hart voel ik een grote minachting voor de stad. Het enige interessante aan steden is de architectuur en de bezienswaardigheid van de mensen. Maar als je daartegenover de troosteloosheid van de sociale woningbouw zet en de mistroostige levens die mensen in die huizen leiden, dan weet ik niet hoe snel ik uit de stad moet wegkomen. Ik heb altijd een dringende behoefte gehad om terug te keren naar de natuur. Ik heb net tussen kerst en oud en nieuw drie nachten in de sneeuw in de Ardennen doorgebracht met mijn broer. Het leven in de bossen is voor mij het echte leven. Ik zoek het op het vlak waar de mens zich heeft afgescheiden van het dier. Dat ik net als vorige week wakker wordt in een besneeuwd bos, net als onze voorouders. Dat je als je dorst hebt gewoon kunt drinken uit een riviertje en niet eerst helemaal naar de supermarkt hoeft voor een fles limonade waar ze dan ook nog even aan je vragen of je een Edah-kaart hebt. Toch idealiseer ik het leven op het platteland niet. Ik weet ook wel dat er in de geschiedenis van de mensheid mensen zijn gestorven omdat dat riviertje was opgedroogd of bevroren. Ik zou het er zelf waarschijnlijk ook niet eens uithouden van eenzaamheid en het gevoel dat het leven aan je voorbij gaat.”

Rug
Door de kleine cast, en de nadruk op de psychologische interactie tussen de hoofdpersonen, komt veel voor rekening van de acteurs. En het moet gezegd, Crijns heeft zijn hoofdrolspelers tot bijzondere prestaties weten te inspireren. Jack Wouterse en Jaap Spijkers spelen met bewonderenswaardig ingehouden energie alle emoties uit waaraan de beide broers worden blootgesteld. Met name Spijkers, die bijna de hele film in beeld is, is zowel lucide en dienstbaar aan de regie als een onverwachte spiegel voor de toeschouwer. En Renée Soutendijk, in een verrassende rol, zet misschien wel een van de sterkste personages uit haar carrière neer.

Voor Crijns was het vaak verrassend wat de acteurs aan inzichten over hun rol meebrachten. “Bij mijn eerdere films heb ik vaak met beginnende, onervaren of niet-professionele acteurs gewerkt. Als regisseur ben je dan veel meer tijd kwijt aan uitleggen hoe het er überhaupt op een filmset aan toe gaat. Dat het belangrijk is dat ze in het licht blijven bijvoorbeeld. Bovendien moet je veel meer voorschrijven wat ze moeten doen. Van ervaren acteurs krijg je meer cadeau. Zoveel zelfs dat we tijdens de repetitieperiode nog wel dingen hebben veranderd. Met name Jack Wouterse had inhoudelijk veel toe te voegen aan het script. Renée Soutendijk had een heel duidelijk beeld van haar rol toen de draaiperiode eenmaal begonnen was. Zo zit er een verleidingsscène in de film waarin ze als een klein kind op het bed op en neer springt en vervolgens haar rug naar de camera draait. Ik was er nooit opgekomen om haar dat te vragen en had nooit gedacht dat het effectief zou zijn, als iemand op die manier zijn emoties met zijn billen naar de camera toe speelt, maar dat werkt wonderwel.”

Ook het feit dat de vrouw van Luc zwanger is, is aan de inbreng van anderen te danken. Crijns wilde per se actrice Camilla Siegertsz voor de rol van Mieke, maar die zou niet kunnen omdat ze kort na de draaiperiode moest bevallen. Castingadviseur Job Gosschalk stelde toen voor om Mieke zwanger te laten zijn in de film. Iets wat bijzonder goed uitpakte, omdat vragen over de verhouding tussen ouders en kinderen en broers en zussen onderling, waar de beide broers mee geconfronteerd worden, nu nog een extra lading krijgen.

“Voor mij zijn dat de belangrijkste thema’s die er zijn. Als je die twee broers daar zo bij elkaar ziet en Ad bezorgd aan zijn broer vraagt of hij zijn ouders heeft verteld waar hij zit, dan komen er een hoop vragen over ouderschap bij mij boven. Waarom mensen kinderen willen bijvoorbeeld. En of de kinderen die ze verwekt hebben wel de kinderen zijn die ze hadden willen hebben. En waarom Ad zich voor zijn ouders schaamt. Omdat dat ook weleens andersom het geval kan zijn? Het hoofdthema van Met grote blijdschap is angst en schaamte. Hoe gaan mensen om met de oerangst dat je in je leven iets doet waar je geen verantwoordelijkheid voor durft te nemen? Dat zijn vragen die ik mezelf ook stel. Die twee broers hebben daar ieder hun manier voor gevonden. Maar hoe voorkom je dat je je leven laat verzieken door angst en schaamte?”

“Dat is uitgewerkt op een manier die mensen misschien immoreel zullen vinden. Immoraliteit levert nu eenmaal geen vrolijke verhalen op. Maar dat betekent niet dat ze niet verteld moeten worden. Bovendien zou het pas echt immoreel zijn als je voor de problemen die de film aankaart een pasklare oplossing zou bieden aan het einde. Nu zijn al die emoties samengebald in de laatste tien minuten van de film. Mensen worden ontmaskerd. En wat blijft er over van hun mooie woorden en goede bedoelingen? Ik denk dat het einde van Met grote blijdschap het meest verontrustende en ontluisterende statement is wat je kunt maken over de menselijke geest.”