Lodewijk Crijns over Bumperkleef

‘Ik neem het op voor de brave burger’

Lodewijk Crijns op de set van Bumperkleef.

In de horrorthriller Bumperkleef loopt een verkeersruzie tussen twee mannen volledig uit de hand. Regisseur Lodewijk Crijns rijdt zelf 27 jaar schadevrij, maar kan zich zo’n hanengevecht goed voorstellen. “Ook ik heb een problematisch ego.”

Mensen die zich in het verkeer niet aan de regels houden, irriteren hem mateloos, zegt de in 1970 in Eindhoven geboren Lodewijk Crijns, die we onder veel meer kennen van Jezus is een Palestijn (1999), Met grote blijdschap (2001) en zijn grootste publiekssucces Alleen maar nette mensen (2012). Hij kan er niets aan doen, maar zijn stressniveau stijgt dan snel. Als voorbeeld noemt hij de autorit die hij regelmatig maakt van Amsterdam naar zijn moeder in Brabant. “Ik erger me kapot aan mensen die achter het stuur zitten te appen. Je ziet het al van ver doordat ze steeds net over de lijn rijden. Ik wil dan altijd naast zo iemand gaan rijden en een gebaar maken, zo van: ‘Ben je weer lekker aan het appen, sukkel!’, maar dat mag niet van mijn vrouw.”

Ja, hij heeft een verstandige vrouw, lacht Crijns, waarna hij nog een verkeersvoorbeeld geeft waarvan zijn bloed gaat koken. “Ik sta voor een principieel dilemma als ik op een tienbaansweg netjes rechts rijd, maar iemand op de middenbaan te langzaam. Als ik die auto wil inhalen, ga ik me dan aanpassen aan die verkeerssukkel door eerst vier banen naar links te gaan? Daar heb ik grote moeite mee, dus haal ik hem uiteindelijk rechts in, wat niet mag. Op het moment dat ik passeer, wil ik toeteren en een gebaar maken van: ‘Wat ben je nou eigenlijk aan het doen?’” Maar ook dat mag dus niet van zijn vrouw, die wat dat betreft lijkt op de vrouw in Bumperkleef. Alleen is deze vrouw, die Diana heet, minder succesvol in het kalmeren van haar man Hans als hij het in de auto, waarin ook hun twee kinderen zitten, op de snelweg aan de stok krijgt met de chauffeur van een bestelbusje. Als Hans er vol ingaat tegen deze kerel (“een totale randdebiel”) blijkt zijn opmerking tegen Diana dat hij het wel even zal oplossen al snel een gevalletje grove zelfoverschatting.

Storyboard door Lodewijk Crijns

Arrogant
Bumperkleef is een even spannende als vermakelijke horrorthriller, waarin veel frustratie, maar ook zelfspot van Crijns zit. “In Hans heb ik alle slechte eigenschappen van mezelf uitvergroot. Zijn gedrag in het verkeer lijkt een béétje op dat van mij. Ook ik heb een problematisch ego.” Voordat hij in Amsterdam woonde, was dat anders. “Toen ik 25 jaar geleden als Brabantse dorpsjongen in Amsterdam ging studeren, was ik beleefd en introvert en hield ik me netjes aan de regels. Maar 25 jaar deelnemen aan het Amsterdamse verkeer en wonen in probleemwijken heeft me gedwongen mijn karakter te veranderen. Langzaam ben ik de arrogante bijdehante hufterigheid van de echte Amsterdammer gaan overnemen. Het is dat mijn vrouw niet weg wil uit de stad, want anders waren we vijftien jaar geleden al vertrokken naar een dorp, waar mooie loofbomen in je tuin staan en je naast je huis kunt sleutelen aan je auto.”

In Bumperkleef wordt Hans keihard gestraft voor zijn ‘problematische ego’. Ook gaat zijn zelfbeeld van stoere kerel en rots in de branding voor zijn gezin ontluisterend aan flarden. Als het erop aankomt is hij geen held maar een lafaard. Crijns: “Ik wilde een verhaal maken over een man met een groot ego dat wordt afgepeld.” Dat de film geen promotie is voor het gezinsleven – het moderne gezinnetje oogt nogal kil – is geen toeval. “Mijn vrouw en ik zijn bewust kinderloos en ik heb er de grootste lol in een satire te maken over mensen met kinderen in een SUV. Hoe meer kinderen en hoe groter de SUV, hoe meer zin ik heb om ze in de zeik te nemen.”

Oog om oog
Dat Bumperkleef aan de polderhorror van Dick Maas (De lift, 1983; Amsterdamned, 1988; Sint, 2010) doet denken, maar dan in een versie 2.0., vindt Crijns prettig om te horen. “Ik ben een groot bewonderaar van Dick Maas, omdat hij de enige is in Nederland die door hem zelf bedachte publieksfilms maakt. Dat is ook mijn ideaal, maar ik heb goed geluisterd naar het commentaar op Dicks werk. Ik begrijp het als mensen zeggen dat zijn dialogen niet goed zijn, de humor vaak flauw is en dat hij zich als maker nauwelijks heeft ontwikkeld. Dat neemt niet weg dat ik Moordwijven en Sint fantastische films vind. Ik wil graag films maken zoals hij ze maakt, maar met een boodschap. Ik ben het niet met hem eens dat je boodschappen maar bij de Albert Heijn moet doen. Er is niets mis met een boodschap in een film. Neem Dirty Harry met Clint Eastwood. Die film heeft een duidelijke boodschap: schiet criminelen van de straat. Punt. Ja, die boodschap spreekt mij zeer aan.”

Dat Crijns wil dat misdaad, ook de kleine straatcriminaliteit, hard wordt aangepakt, leidde ruim tien jaar geleden tot het idee voor een fakedocumentaire over een winkelier in Amsterdam-West, die het recht in eigen hand neemt en criminele jongeren van de straat schiet. Dat de film, die Oog om oog zou gaan heten, er nog steeds niet is, komt doordat het Filmfonds en omroepen er geen heil in zien. “Men vindt een film over iemand die criminelen van de straat schiet populistisch.” Crijns ziet het anders: “Ik neem het op voor de brave burger en ben allergisch voor misdaadkomedies. Ik haat romantisering van misdaad en van jonge mannen die zich eraan spiegelen. Dan krijg ik een blinde-woedevlek. Ik wil films maken over personages wier afkeer van hufterigheid aan het einde nog groter is dan aan het begin. Zulke films krijg ik niet gefinancierd, maar voor een film over iemand met een hekel aan hufterigheid die eindigt als straathoekwerker, zou ik meteen subsidie krijgen. Ik maak liever een verhaal over een straathoekwerker die probleemmakers, inclusief ouders die hun kinderen niet hebben kunnen opvoeden, uit de samenleving verwijdert, maar dat is een uitzichtsloze boodschap. Ja, ik denk heel zwart-wit.”

Rechts geluid
Het idee van Oog om oog houdt Crijns nog steeds bezig. Recent schreef hij er een variatie op. “Die gaat over tienerjongens in Gouda, die thuis bij hun ouders wonen en zien hoe bang deze zijn voor kleine straatcriminelen. Er worden fietsen en telefoons gestolen, maar de politie doet niets. De ouders van deze jongeren willen verhuizen, maar de tieners willen niet buigen voor criminaliteit en asociaal gedrag. Ze richten een burgermilitie op en gaan de strijd aan met de straatcriminelen.” Ook dit idee zal het vrijwel zeker niet tot film brengen. “In een gesprek bij het Filmfonds vroeg men of het niet iets positiever kon. Ook zei men dat filmsubsidie er niet is om bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten, maar om ze bij elkaar te brengen. Er is in Nederland een links engagement, maar ik vind dat er in de filmwereld ook ruimte moet zijn voor een rechts geluid.” Het Filmfonds lijkt er anders over te denken. “Dat vind ik jammer, maar mijn vrouw is er blij om. Zij wil geen boze mannen aan de deur en mij niet verliezen.”

Crijns’ opvattingen doen misschien vermoeden dat hij de PVV of Forum voor Democratie aanhangt, maar dat is niet zo. “Ik begrijp die partijen goed, maar heb nooit op ze gestemd. Ik ben niet rechts op die manier, maar groen-rechts.” Wat dat inhoudt? “Alle criminelen moeten weg en voor elke crimineel die uit de maatschappij wordt verwijderd, planten we honderd bomen. Dat geldt ook voor SUV’s: voor elk verwijderd exemplaar planten we ook honderd bomen. Nederland wordt zo een stuk mooier.” Met een serieus gezicht: “Helaas is er niet zo’n partij in Nederland.”

Opvoeden
Terug naar Bumperkleef, dat door het Filmfonds wél opmerkelijk snel werd omarmd. “Sinds Jezus is een Palestijn heb ik nooit een film zo snel gefinancierd gekregen.” Crijns vermoedt dat de reden is dat hoofdpersoon Hans een louterende psychologische ontwikkeling doormaakt. “Daarmee staat of valt financiering van films in Nederland. De personages in de films van Dick Maas hebben die ontwikkelingen niet en daarom loopt hij voor financiering altijd tegen muren aan.”

Genoeg over het Filmfonds. Crijns praat liever over de technische hoogstandjes die nodig waren om Bumperkleef te kunnen maken. Hij prijst cameraman Bert Pot en John Thorborg, als colorist de eindbepaler van het kleurenpalet in de film, die “een revolutionair nieuw filmsysteem” bedachten, met als resultaat dat het lijkt alsof alle ruzie- en horrorscènes op een snelweg zijn gefilmd. De werkelijkheid is anders, want veel scènes zijn opgenomen in een studio met een set-auto, die 360 graden kon draaien rond een megascherm (met 8 bij 2 meter even groot als de schermen in voetbalstadions) met snelwegbeelden erop.

De basis was Crijns’ gedetailleerde storyboard. “Sommige scènes waren zo ingewikkeld – eentje heeft vijftig camera-instellingen – dat het storyboard vaak ons enige houvast was.” Filmtechniek is belangrijk voor Crijns, maar het gaat hem uiteindelijk om het verhaal en de boodschap van de film. Wat hij met Bumperkleef wil vertellen? “Wanneer wijzen we iemand op fouten, vergissingen of hufterig gedrag? Waar ligt de grens? Zeggen we: laat maar, of wijzen we iemand erop?” Bij Crijns hoeven we niet te raden naar het antwoord: “Ik wil graag mensen opvoeden en kan me moeilijk inhouden.”