Boeken: Evolution

Provocateur vindt zichzelf steeds opnieuw uit

Dead Ringers

In het kader van David Cronenberg — The Exhibition die vanaf 22 juni in EYE te zien is, brengt het filminstituut een lijvig koffietafelboek uit over de markante Canadese regisseur. Het boek Evolution is overgenomen van het Toronto International Film Festival (TIFF) en is zeker voor fans van Cronenberg een publicatie om van te watertanden.

Het boek en de tentoonstelling bevestigen dat Cronenberg wereldwijd als een ware filmauteur wordt gezien. Zijn oeuvre, dat barstensvol zit met vernieuwing, kunstzinnigheid en controverse, wordt vooral de laatste jaren door filmcritici geprezen.

Dat was ooit wel anders. Tijdens het eerste gedeelte van zijn loopbaan, tot aan het midden van de jaren tachtig, was de regisseur dankzij verontrustende en gewelddadige horrorfilms als Shivers, The Brood en Scanners alleen populair bij horrorliefhebbers en werd hij door horrortijdschriften als het Amerikaanse Fangoria op handen gedragen. De serieuze filmwereld bekeek zijn werk met argusogen. Dat deerde Cronenberg zelf niet: “Ik ben een kunstenaar. Ik probeer kunst te maken. En dat ik dat doe binnen het horrorgenre doet er niet toe.”

A Dangerous Method

Profetisch
Tegenwoordig is Cronenbergs auteurschap dus onomstreden en heeft hij zijn eigen niche gecreëerd met films als Eastern Promises, A Dangerous Method en Cosmopolis, succesvolle internationale coproducties die weliswaar in de markt worden gezet als arthousefilms, maar zoals al zijn titels niet zo makkelijk te categoriseren zijn. Cronenberg heeft altijd zijn eigen unieke en hoogst filosofische draai gegeven aan verschillende genres, zichzelf steeds opnieuw uitgevonden en de verlokkingen van de Amerikaanse filmindustrie vermeden. Zijn nieuwste film Maps to the Stars is niet toevallig een venijnige Hollywood-satire.

De hoofdthese van de enige, vrij korte tekst in het boek Evolution is dat Cronenbergs oeuvre in drie fasen kan worden opgedeeld, een stelling die overtuigend wordt onderbouwd. In zijn films van Stereo (1969) tot en met Scanners (1981) draaide het om wetenschappers die sleutelen aan de fysieke en psychische capaciteiten van de mens, telkens met dramatische of desastreuze resultaten. De hoofdpersonen in de periode van het profetische Videodrome (1983) tot eXistenZ (1999) verkennen hun eigen identiteit en gaan daarin alle grenzen te buiten. Vanaf Spider (2002) tot het recente Cosmopolis (2012) laat Cronenberg zijn protagonisten zoeken naar wat hun plaats is binnen een sociale orde.

Bolides
Wat Evolution tot een fascinerend boek maakt, is dat de enorme hoeveelheid aan illustraties voorzien is van een net zo groot aantal nieuwe citaten van Cronenberg, geplukt uit twee lange interviews door de auteurs en curatoren Noah Cowan en Piers Handling met de regisseur in zijn huis in Toronto. De citaten zijn zonder uitzondering prikkelend en geven blijk van zijn enorme drang om te proberen de wereld te begrijpen en iets daarvan te vangen in zijn films.

Videodrome

De fraaie stills en foto’s van rekwisieten doen uitkijken naar de expositie, om de objecten in het echt te kunnen bewonderen. Denk aan de uit vreemde dierlijke beenderen samengestelde ‘gristle gun’ van Jude Law uit eXistenZ, de tatoeagekit die wordt gebruikt voor Viggo Mortensen in Eastern Promises, en vooral het onvergetelijke vleespistool dat in James Woods’ hand is verwerkt in Videodrome. En wist u dat Cronenberg Jeff Goldblums telepod uit The Fly baseerde op het motorblok van zijn eigen geliefde Ducati?

Maar de combinatie van al die beelden met de uitspraken van Cronenberg is het indrukwekkendst. Cronenberg, staande tussen twee verwrongen bolides op de set van Crash: “Als je niet in meer of mindere mate provoceert, ben je geen kunstenaar. Je roept discussie op, gedachtes, acties — dat vind ik goed. Dat is cinema. Het is spannend en het maakt kunst de moeite waard. Plato wilde dat de kunstenaar zijn republiek zou verlaten. Wat ze doen is te verstorend, te ingrijpend, niet productief.”


David Cronenberg: Evolution, Noah Cowan en Piers Handling (red.) | 2013, TIFF | 232 pagina’s