Cosmopolis

Het spook van het kapitalisme

Cosmopolis

Kil en berekenend spookt David Cronenbergs Cosmopolis door je hoofd. Een claustrofobisch ritje in een stretch limo op de laatste dag van een hyperkapitalist.

Goed teken: ruim een week nadat ik David Cronenbergs Cosmopolis op het Filmfestival Cannes zag spookt de film nog steeds door mijn hoofd. Toegegeven: er was op het eerste gezicht iets raars met de film. De licht ontwrichte groothoekcamerastandpunten, de al te nadrukkelijk glossy belichting, het is allemaal net een beetje te jaren tachtig. En de jaren tachtig mogen dan wel de tijd zijn waarin het hyperkapitalisme opkwam dat in de film allegorisch zijn laatste dag beleeft, Don DeLillo schreef zijn postmoderne Odyssee over een 28-jarige beurshandelaar die in een stretch limo New York doorkruist pas in 2003. Na 9/11 en profetisch over de huidige financiële crisis.

Protagonist Eric Packer (intrigerend kleurloos en verveeld gestalte gegeven door Twilight-ster Robert Pattinson, die onwillekeurig zijn vampier-persona meeneemt naar deze rol) heeft twee doelen: speculeren op de koersval van de yen (in de film de Chinese yuan) en zijn haren laten knippen. Tijdens die lange, zinloze tocht wordt hij voor korte of langere tijd vergezeld door een uiteenlopende stoet van bezoekers, van adviseurs tot artsen en amoureuze ontmoetingen. Ze worden gespeeld door een keur van sterren en verschijnen en verdwijnen, onderwijl de letterlijk uit DeLillo’s roman overgenomen spitse dialogen orerend.

Talking curse
Hoewel er voor de liefhebber wel een paar vintage Cronenberg-shockers in zitten, is Cosmopolis zo mogelijk nog verbaler dan zijn Freud-film A Dangerous Method. Het is alsof de film kil de mechanismen van de taal ontrafelt. Ging het in A Dangerous Method nog om een ‘talking cure’, in Cosmopolis is het beter om van een ‘talking curse’ te spreken. De zielloze cijferreeksen die op talloze touchscreens in de auto voorbijrollen, worden gemotiveerd door eloquent-nietszeggende woorden.

Cosmopolis is nihilistisch en claustrofobisch. Hij portretteert een man die hermetisch van de wereld is afgesloten en vervreemd, terwijl hij er dwars doorheen rijdt. En daarmee legt Cronenberg in het voetspoor van DeLillo inderdaad een van de kwalen van onze tijd bloot: het gaat om lullen én zakken vullen. Maar het zijn natuurlijk wel allemaal verrukkelijke oneliners, over geld, geweld en de natuur van de mens.

Zoals het spook van het kapitalisme door Cosmopolis waart, zo spookt Cosmopolis door je hoofd. Het is geen makkelijke satire, geen film die je, zoals Cronenbergs eerdere werk in al z’n gore, een plots inzicht kon verschaffen in de voortdurend transmuterende mens. In dit geval niet in een ander organisch wezen of juist een apparaat, maar in een nummertje in een virtueel systeem. Dat maakt de film ongemakkelijk bewonderenswaardig, berekenend als het kapitalisme zelf: een monster dat zichzelf opvreet.