Mijn vader is een vliegtuig

Een gesloten huis met een geheim

Mijn vader is een vliegtuig

Mijn vader is een vliegtuig opent dit jaar het Nederlands Film Festival. Met het rake en persoonlijke drama verfilmde Antoinette Beumer haar eigen roman over haar vader die in psychiatrische instelling zat en de angst om zelf ook de grip op de realiteit te verliezen.

Lang heeft Eva – gelukkig gezinnetje, drukke baan, controlfreak – het verleden van zich af weten te houden. Ze herinnert zich gewoonweg amper iets van haar jeugd. Ook haar moeder zweeg. Want vergeten is een zegen. “Mama zal ervoor zorgen dat je er nooit meer aan hoeft te denken”, zo bezweert haar moeder haar in Antoinette Beumers licht-autobiografische roman Mijn vader is een vliegtuig, waar de regisseur van De gelukkige huisvrouw en Soof nu ook een rake en persoonlijke film van heeft gemaakt.

Wat iedereen het liefste zou vergeten is de psychische stoornis van haar vader (Pierre Bokma). Ooit een charmante purser bij KLM, maar ook iemand die rokend midden in de nacht naar kleine Eva staat te kijken als ze slaapt – een van de weinige herinneringen die ze aan hem heeft en die als een nachtmerrie steeds terugkomt. Nu zit hij al dertig jaar lang in een psychiatrische instelling. Het dossier mag niemand inzien. Na de dood van haar moeder gaat Eva eindelijk op onderzoek, naar deze kwaadaardige man tegen wie haar moeder haar haar hele leven wilde beschermen. Eigenlijk meer als bezwering, want als ze de reden van zijn gekte weet, kan ze misschien de hare voorkomen.

Want Eva is bang voor zichzelf aan het worden. Ze gaat zich steeds grilliger gedragen en leeft op afstand van anderen, vol onbegrepen angsten. Beumer zoomt regelmatig in op het gezicht van de veelzijdige actrice Elise Schaap, die van het ene op het andere moment van zelfverzekerd naar kil of afwezig kan omslaan. Alsof ze zich dan in haar eigen wereld terugtrekt, een parallelle werkelijkheid waar niemand haar kan raken.

De laatste jaren wordt er gelukkig steeds makkelijker over trauma’s gesproken die vroeger uit schaamte onder het tapijt werden geschoven. Maar de film wil bewust geen therapeutische uitleg geven. Beumer roept vooral Eva’s verwarrende ervaringen op en slaagt daar uitstekend in.

De vertaling van boek naar film pakt goed uit in Eva’s visoenen: kinderhanden op de spijlen van de trap, flarden van vogels en kussenveren die het verlangen oproepen naar het loskomen van de wereld, naar vliegen zonder vrees. Andere beeldende scènes uit het boek hadden net zo goed in de film gepast. Het touwtje uit de deur als teken dat papa weer thuis was en kleine Eva dus extra op haar hoede moest zijn. Of de dikke gordijnen die mama op een dag ophing die daarna elke dag dicht bleven. Een gesloten huis met een geheim. Voor de filmversie is gekozen om juist nog meer in nevelen te hullen, net als bij het kind zelf dat de mysterieuze wereld nog neemt zoals die komt, hoe bedreigend deze ook is.