The Nest
Leeg huis, lege levens
In verhalen over beklemmende verhoudingen en innerlijke worstelingen is het huis een dankbaar symbool. In The Nest is dat niet anders.
‘Last night I dreamt I went to Manderley again.’ Het is misschien wel het bekendste huis uit zowel de literatuur als de filmgeschiedenis: landgoed Manderley. Het werd opgetrokken door Daphne du Maurier in haar roman Rebecca en vervolgens vormgegeven door Alfred Hitchcock in zijn verfilming uit 1940. Dat Manderley beladen is met betekenis, een bijna mythische plek, wordt al duidelijk in de eerste pagina’s van het boek. Met veel gevoel voor drama beschrijft Du Maurier het landgoed, waarbij heden, verleden, droom en werkelijkheid met elkaar vervlochten raken. Daarmee wijst ze vooruit naar een onafwendbare tragedie en maakt ze het huis tegelijkertijd tot een symbool voor alle duistere geheimen en innerlijke demonen van de mensen die er wonen.
The Nest van regisseur en scenarioschrijver Sean Durkin opent met een shot van een garage waarin twee auto’s geparkeerd staan. Welkom in suburban Amerika, ergens midden jaren tachtig. Dit eerste shot vertelt de kijker dat het gezin dat hier woont – man, vrouw, zoon en dochter – het voor elkaar heeft.
Maar de muziek die we eronder horen, iets traags en slepends, vertelt een ander verhaal. Net als Du Maurier dat voor hem deed, verspilt Durkin geen tijd om duidelijk te maken waar het hem om gaat. Het idee van een thuis, van een veilige omgeving waar je met je dierbaren vertoeft, kortom het ‘nest’ uit de titel, verandert in een gevangenis wanneer de dreiging van binnenuit komt.
Eindeloos unheimisch
In verhalen over beklemmende verhoudingen en innerlijke worstelingen is het huis een dankbaar symbool en iedere filmmaker zet het op zijn eigen manier in. In het Blauwbaard-achtige Crimson Peak (Guillermo del Toro, 2015) is het huis waar een jonge bruid door haar nieuwe mysterieuze echtgenoot mee naar-toe genomen wordt niet zozeer een spookhuis als wel een spook in de vorm van een huis. In het allegorische Mother! (Darren Aronofsky, 2017) vertegenwoordigt het huis onze planeet, die wordt geteisterd door vandalisme, overstromingen, terreur en brand. In Parasite (Bong Joon-ho, 2019) zijn de huizen zowel metaforen als onderdeel van de plot; een geheime kelder symboliseert het onderbewuste maar het is ook een plek waar écht vreselijke dingen gebeuren. In Hereditary (Ari Aster, 2018) is het huis dan weer juist vooral symbool: een miniatuurversie van het huis waar de ene na de andere tragedie zich ontvouwt benadrukt het idee dat de personages niet meer zijn dan een speelbal van het noodlot. En in The Shining (1980), de ultieme film over dreiging van binnenuit, heeft Stanley Kubrick slechts een paar subtiele ingrepen nodig om het Overlook Hotel eindeloos unheimisch te maken.
Deze voorbeelden hebben nog iets gemeen. De bewoners van deze huizen zijn niet zomaar huisgenoten; ze vormen een gezin of een stel. Het kwaad, zo wordt gesuggereerd, schuilt in de hoeksteen van de samenleving: de heteroseksuele, monogame relatie en het traditionele gezin. Zo vertegenwoordigt het huis in deze films een particuliere angst, maar wordt er ook iets gezegd over de beklemming van conventie. In The Nest is dat niet anders. Net als in films als Blue Velvet (David Lynch, 1986) en American Beauty (Sam Mendes, 1999) schuilt er iets verrots achter de façade van het gedroomde huis met het keurige wit houten hekje. Maar waar die films vooral de Amerikaanse Droom ontmantelden, is het The Nest te doen om de schone schijn van de greedy eighties.
‘I pretend I’m rich’
In de eerste minuten van The Nest zien we hoe Rory (Jude Law), Allison (Carrie Coon) en hun kinderen een comfortabel leven leiden in hun Amerikaanse droomhuis. Toch wordt dat huis weldra ingeruild voor een nieuwe locatie: een tochtig landhuis in Engeland, waar Rory oorspronkelijk vandaan komt. Allison stribbelt aanvankelijk tegen, maar Rory haalt haar over: in Engeland liggen nieuwe kansen, weelde, geld. ‘Dit is wat we altijd gewild hebben’, zegt Rory als ze hun nieuwe huis voor het eerst bekijken. Maar hadden ze niet al alles wat hun hartje begeerde? Voor Rory, zo ontdekken we gaandeweg, is het nooit genoeg. Hij wil altijd méér. En als hij niet meer krijgt, dan doet hij alsof. “I pretend I’m rich“, zegt hij als iemand hem op zeker moment vraagt wat voor werk hij doet en hij te moe is om nog langer de schijn op te houden. Zijn neiging om zich beter voor te doen, ingegeven door een ongelukkige jeugd, leidt tot zelfhaat. En de zelfhaat leidt tot zelfdestructie. Al wat mooi is in zijn leven moet op het spel worden gezet.
Eerder maakte Sean Durkin het veelgeprezen Martha Marcy May Marlene (2011), een psychologische thriller over een jonge vrouw die in de ban raakt van een tirannieke sekteleider. Waar Durkin MMMM liet baden in hemels zachtgeel zonlicht, daar vinden de gebeurtenissen in The Nest plaats in stemmige grijzen. Zijn voorkeur voor natuurlijke belichting levert hier namelijk vooral onderbelichting op, wat prachtig blijkt te passen bij de new wave-muziek van de new romantics en de jaren tachtig-mode van de middenklasse: dure horloges, opgestoken haar, klassieke avondjurken. Precies dat klassieke, in combinatie met het uitgemeten tempo van de film, geven The Nest iets toneelmatigs. Dat is prettig, het voelt alsof je naar het soort film kijkt waarvan mensen soms zeggen dat het niet meer gemaakt wordt. Het verhaal ontvouwt zich langzaam maar trefzeker; er is de creepy suggestie dat er iets duisters schuilt in dat nieuwe huis zonder dat die expliciet wordt gemaakt en de focus ligt op de ontwikkeling van de personages en hun onderlinge verhoudingen in plaats van op een plot dat voortbeweegt van de ene wending naar de volgende onthulling.
Valse tegenstelling
The Nest blijkt gaandeweg meer gemeen te hebben met MMMM dan je aanvankelijk zou denken. Beide films gaan over een verlangen naar méér, naar iets groters en in beide films leidt dat verlangen naar ellende, naar iets duisters en onbevredigends.
Bovendien draaien beide films om een patriarch die een huis gebruikt om controle uit te oefenen. Die beklemming wordt in The Nest mooi opgeroepen aan de hand van kleine effecten: een subtiele slow zoom; shots waarin de personages lijken te verdrinken; het indringende gehinnik van de paarden waar echtgenote Allison mee werkt. Steeds is er die valse tegenstelling tussen ruimte en benauwing, waarmee Durkin benadrukt dat een groot huis niet hetzelfde is als vrijheid, zoals rijkdom geen garantie is voor geluk. Dit zie je vaker in films waarin het huis een symbolische rol vervult: met zijn afbakenende muren geeft een huis de illusie van controle, tegelijk sluiten die muren je op.
Durkin vertelt zijn verhaal intelligent en smaakvol; zonder sensatie en in alle rust. De personages, ijzersterk ingevuld door Law en Coon, zijn levensecht. Maar deze mensen zijn zo afgestompt en koud dat het ook lastig is om met ze mee te voelen. Soms wil je even minder sfeer en meer plot. Op zeker moment wordt er iets begraven (ik zal niet verklappen wat) dat later onverwacht weer naar de oppervlakte komt. Het levert een zwaarbeladen moment op waarmee Durkin iets wil zeggen over schone schijn en façades en dat sommige dingen niet verborgen kunnen blijven. Een mooie metafoor, maar ik verlangde toch ook naar een concreter probleem. Het blijft allemaal wel erg impliciet en suggestief. Het is passend dat een film over leegte, over een leeg huis en lege levens, zelf ook leeg is. Het is passend dat The Nest een bepaalde gelikte kwaliteit heeft, ook door de casting van Law en Coon: hij de pretty boy die net iets te gebruind is, zij de ongenaakbare schoonheid. Maar dat gladde heeft ook een nadeel: de film wil niet beklijven.