The Lord of the Rings: The Fellowship of the Ring

Magie die nooit vervaagt

Frodo (Elijah Wood)

Nooit eerder vertoond: een regisseur die met een paar honderd miljoen Amerikaanse dollars onder zijn eigen voorwaarden in het rustige Nieuw-Zeeland Tolkiens wereldberoemde The Lord of the Rings-boekentrilogie verfilmt. Een mediaspektakel, verhitte internetdiscussies onder Tolkien-lezers en een gecalculeerde hype zijn onvermijdelijk, maar kunnen niets afdoen aan de grandioze fantasy-film die Peter Jackson heeft gemaakt.

John Ronald Reuel Tolkien (1892-1973), professor in de filologie te Oxford, publiceerde het eerste deel van zijn trilogie The Lord of the Rings in 1952. Zijn middelen waren groots, het doel was bescheiden: lezers boeien, niets meer, niets minder. Inmiddels is de trilogie klassiek en deel van het Britse literaire erfgoed. Het werd zelfs tot ‘Boek van de Eeuw’ gekroond en werd wereldwijd door tientallen miljoenen lezers verslonden. Daar kwam in de jaren zestig nog de cultstatus bij toen de hippiebeweging Tolkiens fantasiewereld omarmde, overigens tot afkeer van de auteur zelf. Er is nog steeds een grote schare fanatici die de boeken uitpluist en allegorische kwaliteiten toedicht, en nog altijd oefent de trilogie invloed uit op fantasy-getinte literatuur en films.

Tolkien was een groot verteller met een grenzeloze verbeelding en toewijding, die verschillende talen onwikkelde, een heuse topografie construeerde en een historisch basiswerk schreef om zijn ‘Midden-Aarde’ geloofwaardig te maken. Hij beschrijft het Europa van negenduizend jaar geleden, wanneer de magie van de oudste tijden vervaagt, volkeren van weleer verdwijnen en de mens zich aandient als de toekomstige wereldheerser.

Er bestaan opvallende paralellen tussen Tolkiens dualistische kijk op de mensheid in het boek en zijn eigen ervaringen. De schrijver maakte de slag bij de Somme in de Eerste Wereldoorlog mee waarin honderdduizenden mannen werden afgeslacht, waar hijzelf shellshock opliep en er zijn twee beste vrienden verloor. Het leeuwendeel van The Lord of the Rings werd bovendien geschreven tussen 1939 en 1945, de volgende duistere periode van de twintigste eeuw. Belangrijke thema’s in het drieluik zijn dan ook de waanzin van oorlog, een weemoedig verlangen naar gelukkiger tijden en het treuren om gestorven naasten. Tolkiens liefde voor zijn helden is oprecht maar niet blind: eenieder is kwetsbaar voor de sinistere vormen en verlokkingen van Het Kwaad.

Vulkaan
Tolkiens trilogie kreeg al eerder een adaptatie via de tekenfilmversie uit 1978 van Ralph Bakshi. Die aardige poging om de unieke fantasiewereld te visualiseren is niet te vergelijken met wat de Nieuw-Zeelandse filmmaker Peter Jackson heeft klaargespeeld. De olijke regisseur, bekend van de Monthy Python-achtige horrorfilms Bad Taste (1989) en Brain Dead (1992), en het sterke drama Heavenly Creatures (1994), heeft een Sisyfus-arbeid geleverd: in een loodzware draaiperiode van bijna driehonderd dagen verfilmde hij het complete werk. De bedoeling is de drie delen met pauzes van een jaar uit te brengen.

Wie Tolkien gelezen heeft kan zich de uitdaging voorstellen. Het complexe verhaal is rijk aan nauwkeurig beschreven personages en voorwereldlijke monsters, aan lyrisch verwoorde veldslagen van een ontzagwekkende omvang, en in dit universum speelt de diversiteit van de majestueuze natuur een prominente rol. Jackson en zijn scenarioschrijvers besloten de verhaallijn eenvoudig te houden en kozen daarom de sympathieke knaap Frodo (Elijah Wood) als middelpunt.

Frodo krijgt van zijn oom Bilbo (Ian Holm) een magische ring, de bevriende tovenaar Gandalf (Ian McKellen) vertelt hem de bijzondere geschiedenis van het kleinood: de ring behoort toe aan de duivelse vorst Sauron, die het ten koste van alles wil terugvinden om zijn wereldheerschappij te vervolmaken. Tijdens een door Gandalf en elfenkoning Elrond (Hugo Weaving) voorgezeten vergadering besluit men dat een bondgenootschap tussen alle volkeren van Midden-Aarde moet worden gesmeed om Sauron te verslaan. Dat kan alleen door de ring te vernietigen in het vuur van Saurons vulkaan, wat een lange en gevaarlijke reis inhoudt naar Mordor, het rijk van het kwaad. Die reis zal worden geleid door Gandalf en ieder volk zal met een afgezant vertegenwoordigd zijn. Zo volgen we de lotgevallen van dit wonderlijke gezelschap dat grote ontberingen doorstaat, waardoor de aanvankelijke afstand tussen de leden langzaam plaats maakt voor diepe en onvoorwaardelijke vriendschappen.

Zweefvluchten
Naast de logistieke nachtmerrie werd Jackson natuurlijk geplaagd door Het Dilemma: hoe tegelijkertijd de fans van de boeken te plezieren én de niet-ingewijden te overtuigen? Wat die laatste groep betreft: mensen die alleen al bij de woorden ‘elf’ en ’trol’ stuiptrekken en aan wiens vooroordelen a priori niet te tornen valt zullen de boel als een poppenkast ervaren. De nieuwkomers die wel openstaan voor Tolkiens fantasiewereld moeten door een acht minuten durende proloog heen die in sneltreinvaart de geschiedenis van de ring en Midden-Aarde behandelt, en door een traag eerste half uur waarin het hobbitvolk van Frodo en Bilbo wordt belicht.

De plechtig voorgedragen dialogen zullen niet iedereen bekoren, evenmin als de zoetsappige passages in de bergstad Rivendel en het elvenbos Lothlórien. Die-hard Tolkien-fans zullen zich ergeren aan de prominentere aanwezigheid van Arwen (Liv Tyler), in het boek slechts een marginale figuur. Het valt echter niet te ontkennen dat Jackson behoorlijke risico’s heeft genomen met de opsplitsing in drie films en dat de diverse speciale en visuele effecten van een gewaagde, soms experimentele vorm zijn. De fotografie combineert CGI met ouderwetse methodes zoals het gebruik van schaalmodellen en forced perspective. Vele shots werden digitaal gemanipuleerd, waardoor de dromerige sfeer consequent wordt vastgehouden. De camera maakt adembenemende zweefvluchten over enorme afstanden waarbij zelfs piepkleine details in beweging goed te zien zijn.

Bovendien bezit de film, in Nederland vreemd genoeg voor alle leeftijden vrijgegeven, een bij vlagen zeer duistere toon die ongewoon is voor een mainstream-film. In de climax ontdoen Aragorn (Viggo Mortensen) en Boromir (Sean Bean) hun vijanden van aardig wat ledematen, waarna ze in een memorabel dramatisch moment ook het hart van de kijkers weten te raken.

Escapisme
Tijdens de massale Londense persjunket lijkt Peter Jackson — wilde haardos, korte broek, blote voeten — met zijn gedrongen postuur zelf net een hobbit. Oververmoeidheid belet hem niet om de bijzondere status van zijn film fel te verdedigen: “Wat je ook van de inhoud vindt, het is een enorme gok om drie van zulke dure films achter elkaar op te nemen en vervolgens apart uit te brengen. Misschien dat het project flopt, maar dan zal het zeker de geschiedenis ingaan als een unieke en moedige poging. Het eerste deel kent een aantal spectaculaire scènes, maar introduceert vooral de personages en legt de basis voor het verhaal. Daardoor is het een kwetsbare film. Deel twee en drie staan bol van de actie en zullen voor een groot publiek makkelijker te verhapstukken zijn. Als dat op een Hollywood-achtige marketingtruc lijkt, dan weet ik het ook niet meer.”

Na deze verrassende stemverheffing wordt Jackson weer zijn rustige zelf. “Ik ben er trots op dat The Fellowship of the Ring een onvergelijkbare film is geworden. Hij komt toevallig uit in een tijd waarin escapisme populair is, maar heeft niets gemeen met Star Wars of Harry Potter; ik begon er bovendien al zes jaar geleden aan. Tegenwoordig zijn alle blockbusters zo licht verteerbaar mogelijk. Voor mij voelt The Fellowship of the Ring juist aan als een onafhankelijke film: ik ben te werk gegaan zoals altijd, dus zonder rekening te houden met de regels en eisen van Hollywood. Waar ik wel voor heb gewaakt is dat de film geen R-rating zou krijgen waardoor we het jonge publiek zouden verliezen. Dat zou idioot zijn en dat verdient het boek ook niet. Desalniettemin bezitten de romans elementen die alleen voor volwassenen geschikt zijn en we hebben die donkere sfeer toch wel weten te vertalen, denk ik. Je moet Tolkiens kinderboek The Hobbit niet met The Lord of the Rings verwarren.”

Pandemonium
Jackson slaat de spijker op zijn kop. De kenners wisten dat de scènes in Moria, het enorme in steen uitgehakte koninkrijk van de dwergen, het hoogtepunt van dit deel zouden vormen. Maar de manier waarop deze beklemmende onderaardse wereld wordt verbeeld gaat alle verwachtingen te boven. Onvergetelijk zijn de vlucht van het gezelschap door de imposante zalen en Gandalfs confrontatie met een Balrog, een angstaanjagende demon: een intens, bloedstollend spektakel waarbij horen en zien je vergaat. En verdomd als het niet waar is — middenin het pandemonium van beeld en geluid geeft Jackson de dwerg Gimli (John Rhys-Davies) een geniale komische oneliner die de kijker even helemaal op het verkeerde been zet.

Veel kan bereikt worden met goed geld en kennis, maar visie en ware liefde voor het onderwerp zijn op dit niveau zeldzaam en dat is waar Peter Jacksons veelzijdigheid komt bovendrijven. Liefhebbers van de boeken zullen geëmotioneerd kennis nemen van een wereld die tot in minutieus detail akelig dicht in de buurt komt van hun eigen gekoesterde fantasie, én zich verwonderen over de perfecte casting. Iedereen is op zijn plaats, topprestaties worden geleverd door McKellen en Mortensen, die de gehavende levens van hun personages in elke scène meenemen. En let op Christopher Lee, die diep in de herfst van zijn carrière de naar de duisternis overgelopen tovenaar Saruman vertolkt als een heel, heel erg enge man.

Nu het eerste waagstuk tot een respectabel einde is gebracht wordt het wachten op de vervolgen The Two Towers en The Return of the King allerminst een pretje. Want met de voorkennis dat de andere twee boeken aanzienlijk spectaculairder, donkerder en meer melancholiek van opzet zijn, moet worden gevreesd dat de kleine held van Nieuw-Zeeland ons nog twee keer gaat vloeren.