Star Wars Episode I: The Phantom Menace

De beste, de slechtste

Star Wars Episode I: The Phantom Menace

Nu het langverwachte eerste deel van de Star Wars-saga alweer enkele maanden te zien is in Amerika, woedt op internet een verhitte discussie over de merites van George Lucas’ megaproductie. Het gaat tussen de Hevig Teleurgestelden en de Volgelingen van de Heilige Lucas. Binnenkort kan de Nederlandse bioscoopganger constateren dat beide kampen gelijk hebben, want The Phantom Menace is niet alleen de beste Star Wars, het is ook op afstand de slechtste.

Je moet het afgelopen jaar wel in een afgelegen zonnestelsel hebben gezeten om George Lucas’ terugkeer naar zijn Star Wars-universum te hebben gemist. Bij al het rumoer omtrent de vele games, gimmicks, gadgets en live action heroes zou je bijna vergeten dat The Phantom Menace uiteindelijk niets meer of minder is dan een film. Voor de vierde keer neemt Lucas zijn publiek mee naar een heelal waar de nobele kaste van de Jedi-ridders strijdt tegen het oprukkende Kwaad, dat in zijn meest pure vorm wordt belichaamd door figuren wiens naam begint met Darth. Beide partijen ontlenen bovennatuurlijke krachten aan het geheimzinnige energieveld dat al het leven omringt, de Kracht. Maar de Darths hebben zich laten verleiden door de duistere zijde van de Kracht, die wordt gekenmerkt door agressie, woede en haat — en zoals bekend komt daar altijd narigheid van.

In de nieuwe trilogie zal worden uitgelegd wat er voorafging aan de spectaculaire gebeurtenissen in de reeds voltooide Star Wars-films, Episode IV tot en met VI. In Episode I raakt de jonge Jedi-ridder-in-opleiding Obi-Wan Kenobi betrokken bij de invasie van de vreedzame planeet Naboo door een ogenschijnlijk vriendelijke handelsmissie. Koningin Amidala van Naboo wendt zich tot de Galactische Senaat, maar dit logge apparaat, dat nog minder slagkracht heeft dan het Europese Parlement, kan haar niet helpen. Vergezeld door Obi-Wan en diens leermeester, de wijze Qui-Gon Jinn, keert zij terug om op haar gekwelde planeet de opstand te leiden. Onderweg ontmoeten ze de piepjonge Anakin Skywalker in wie Qui-Gon de uitverkorene denkt te hebben gevonden die uiteindelijk “de balans in de Kracht weer zal herstellen”.

Snotneus
Wie dacht dat in deze film alle antwoorden zouden worden gegeven op prangende vragen over de oorsprong van de Jedi-ridders, het ontstaan van de Galactische republiek of de ware aard van de Kracht, komt bedrogen uit. In plaats daarvan mogen we in de komende delen tekst en uitleg verwachten over de levenswandel van Anakin, die zoals bekend een noodlottige flirt zal beleven met de Donkere zijde van de Kracht, waarmee hij zijn universum nog een boel narigheid gaat berokkenen. Het valt te hopen dat Lucas in die vervolgafleveringen nog wat aardige personages tevoorschijn tovert, want Episode I slaagt er absoluut niet om de helden uit de eerste trilogie te doen vergeten. Mark Hamill was misschien een melkmuil, maar als Luke Skywalker vormde deze brave Hendrik een prima identificatiepunt. We zouden wel willen geloven in Ewan McGregor, die Obi-Wan speelt, maar hij heeft in deze film gewoon te weinig te doen om met hem mee te kunnen leven.

Als alternatief voor Luke krijgen we diens vader Anakin voorgeschoteld, maar het irritante kindsterretje Jake Lloyd maakt van hem een vervelende snotneus, die “Joepie” roept als hij per abuis een cruciale reactor aan gort schiet. Wat vooral node gemist wordt aan de goede kant is een kritisch geluid, zoals de door macho Harrison Ford vertolkte brompot Han Solo, die de intergalactische gebeurtenissen altijd voorzag van sarcastische oneliners. Aan de duistere zijde is het trouwens al niet veel beter: de rechtstreeks uit een videoclip van The Prodigy weggelopen Darth Maul probeert tevergeefs ons de sinistere Darth Vader te doen vergeten.

Visuele hoogstandjes
Het lijkt erop dat de marketeers van de firma Star Wars voornamelijk mikken op een jeugdig publiek, want Episode I borduurt nadrukkelijk voort op het door Muppets en teddyberen bevolkte Episode VI: The Return of the Jedi. In zijn niet aflatende pogingen om de minst kritische lachers op zijn hand te krijgen, heeft de regisseur een voorlopig dieptepunt bereikt met de introductie van het in verhaspeld Negerengels pratende onderwaterwezen Jar Jar Binks. Het is te hopen dat Jar Jars contract niet verlengd wordt, anders kom ik niet meer — zelfs als de visuele hoogstandjes uit dit deel worden overtroffen.

Want één ding moet duidelijk zijn, ondanks fletse personages en een magere plot — toch al nooit de sterkste kant van de serie — is deze Star Wars een verbluffende aaneenschakeling van visuele tovertrucs. De vooraanstaande trucagefabriek Industrial Light & Magic heeft alle effecten die ze ooit vervaardigde voor Jurassic Park, The Terminator en de eerste Star Wars-trilogie ruimschoots overtroffen, met als gevolg dat het beeld nog slechts voor vijf procent wordt bevolkt door echte mensen. Met nog twee films te gaan lijkt daarmee de strijd tussen menselijkheid en techniek nu al te zijn beslecht in het voordeel van de technologie. The Phantom Menace mag dan ook de geschiedenis ingaan als een mijlpaal in de geschiedenis van het videospel.