The Killer Inside Me

De ontsnappingskunstenaar

  • Datum 21-09-2010
  • Auteur Asher Boersma
  • Gerelateerde Films The Killer Inside Me
  • Regie
    Michael Winterbottom
    Te zien vanaf
    14-10-2010
    Land
    Zweden/Verenigde Staten/Engeland/Canada
  • Deel dit artikel

Met The Killer Inside Me daagt Michael Winterbottom uit door onbekend terrein te verkennen. Als quasi-kosmopolieten worden wij geacht overal zelf over te oordelen en dat leidt tot haastige conclusies, ook bij Winterbottom.

Als Lou klaar is met het afranselen van Joyce — hij ramt met zijn riem op haar achterwerk — draait ze zich om. Ze was gestopt met schreeuwen en nu wil ze Lou zoenen. Michael Winterbottoms nieuwe film, The Killer Inside Me, is een portret van de maniakale hulpsheriff Lou Ford die in de jaren vijftig in een Texaans stadje een serie moorden pleegt. Sommige mensen zaten hem gewoon in de weg, maar de vrouwen in zijn leven, waaronder Joyce, zijn het slachtoffer van iets wat ooit begon met de gewelddadig seksuele relatie die Lou met zijn moeder had.

Zoals zo vaak heeft Winterbottom een visuele stijl gevonden die samenvalt met zijn onderwerp en daarmee totaal verschillend is van zijn vorige film. The Shock Doctrine (2009) was een politiek pamflet dat zich bediende van een montage van archiefbeeld aan elkaar gepraat door een voice-over. In The Killer Inside Me vangt Winterbottom samen met zijn vaste cameraman Marcel Zyskind het Texaanse zonlicht dat zo steriel is als de lamp boven een operatietafel. De set is aangekleed met zo’n precisie en controle dat het haast wel schone schijn moet zijn.

In Winterbottoms vroegere werk was er minder controle over de vorm. Zo vergeep hij zich in Jude (1996) aan een verstikkende score, en wist hij in Welcome to Sarajevo de video-esthetiek van de televisieverslaggeving van die oorlog slechts omslachtig in de film te gebruiken. Pas met 24 Hour Party People (2002), zijn eerste echt geslaagde film, kwam hij tot een formule waarin de anarchie, het opportunisme en de postmoderne vervlechting van pretentie en het pretentieloze samenkwam in vorm en inhoud. Hoofdpersoon Tony Wilson (de briljante Steve Coogan) spreekt in de camera om de (foute) symboliek uit te leggen waardoor de illusie wordt gewekt dat de cameravoering even ondoordacht is als de handel en wandel van Wilson. Terwijl het allemaal een pose is.

Sindsdien is Winterbottom rigoureuzer geworden in zijn vorm. Soms mislukt dat — de seksfilm 9 Songs (2004) is weinig meer dan vorm — soms lukt het redelijk — de sciencefictionfilm Code 46 (2003) intrigeert door een liefdesverhaal in een emotioneel desolate setting — en soms levert het een voltreffer op (Tristam Shandy, 2005). Bij The Killer Inside Me, een adaptatie van Jim Thompsons gelijknamige pulproman uit 1952, speelt een kwaal op waar Winterbottom chronisch last van heeft: haast.

Masochisme
Ogenschijnlijk adopteert Winterbottom in The Killer Inside Me moeiteloos de rauwe en tegelijkertijd gepolijste Americana (geweld tegenover meesterlijk uitgekiende kaders) dat films zoals No Country for Old Men (Ethan en Joel Coen, 2007) en There Will Be Blood (Paul Thomas Anderson, 2007) zo succesvol maakt. Het geweld is niet alleen expliciet, maar Winterbottom past ook de Haneke-methode toe door het publiek geen opluchting te gunnen. Toch is hij niet zo rigoureus als Michael Haneke en Paul Thomas Anderson. Er zitten slordigheden in de vorm (de film mist ritme, de special effects zijn krakkemikkig, Jesscia Alba kan niet acteren), maar wat hem echt parten speelt, is de manier waarop hij de inhoud afraffelt.

Plat
In 18 jaar tijd maakte Winterbottom vijftien films. Dan neem je het risico dat sommige film wat minder doordacht zijn. In de The Killer Inside Me komt deze haast tot uiting in de relatie die de film schetst tussen seks en geweld. De hierboven beschreven scène tussen Joyce en Lou is exemplarisch voor deze relatie. Ze worden gepresenteerd alsof ze in elkaars verlengde liggen, waarin Lou altijd de dader is, en de vrouwen zowel slachtoffer als gewillig subject zijn. Lou heeft een vriendin die ondanks zijn ontrouw met de prostituee Joyce — ze wil hem pijpen, maar zijn lul ruikt naar een andere vrouw — en ondanks het geweld van hem houdt en met hem wil trouwen. Deze trouw aan Lou wordt geportretteerd als masochisme van twee verschillende vrouwen en daarmee is de film te generaliserend. De film doet zo geen recht aan een zeer complex fenomeen, want de motieven van vrouwen om in gewelddadige relaties te blijven zijn veel eerder, zo wijst wetenschappelijk onderzoek uit, grote economische afhankelijkheid, vrees voor meer geweld van de afgewezen man en het idee dat mannen juist van hen afhankelijk zijn.

Nou hoeft Winterbottom natuurlijk geen verklaring voor het fenomeen te geven, maar de verklaring die hij wel geeft is plat. Het is verleidelijk te zoeken naar interviews waarin Winterbottom het geweld tegen vrouwen uitlegt, maar een kunstwerk dient zelfstandig beoordeeld te worden. De onderwerpen die hij kiest zijn vaak extreem en maken het daardoor moeilijk om over zijn films te oordelen; Winterbottom daagt uit door onbekend terrein te verkennen. Dat hoort bij een kunstenaar, maar het is ook een eigenschap van een ontsnappingskunstenaar.

Urgent
In The Killer Inside Me wordt een kant van Michael Winterbottom zichtbaar die gelijkenis heeft met het personage Tony Wilson in 24 Hour Party People: zonder het zelf helemaal te begrijpen voelt Winterbottom goed aan wat urgente onderwerpen zijn. In The Shock Doctrine (2009) was het de crisis, The Road to Guantanamo (2006) was het marteling en ‘detention without trail’, in 9 Songs (2004) was het expliciete seks, in Code 46 (2003) was het genetische manipulatie en globalisatie, in In This World (2002) was het mensensmokkel, in Welcome to Sarajevo (1997) was het de Balkanoorlog, nu is het rauwe Americana. Allemaal films die blijk geven van eenconstante vinger aan de (linker)pols. Zijn onderwerpen zijn of en vogue, of politiek actueel — soms loopt hij vooraan (In This World), soms volgt hij een trend zoals met The Killer Inside Me.

Dommigheden
Met name in zijn laatste twee films spelen opportunisme en zelfoverschatting hem parten. In The Shock Doctrine, naar Naomi Kleins gelijknamige bestseller, wordt gesteld dat het failliet van Milton Friedmans hyperkapitalisme getoond kan worden door de geschiedenis te bestuderen. Maar door de geschiedenis in een narratief te dwingen, worden veel onwaarheden en dommigheden gedebiteerd — het volk in Roemenië heeft Ceaušescu afgezet, Pakistan en niet Irak had binnengevallen moeten worden, onder Jeltsin was er voor het eerst schaarste in Rusland, fabrieken in Rusland waren niet verouderd. Winterbottom heeft duidelijk geen verstand van die materie. Over The Killer Inside Me zei hij in The Guardian geen verband te zien tussen het moorden van Lou Ford en diens mishandelingen, wat hij eufemistisch “spanking” noemde. Hier begrijpt hij zijn eigen film niet. Over The Shock Doctrine zei hij in The Sunday Times dat om het argument van Klein kracht bij te zetten “kennis en feiten” nodig waren.

Controle
Wat Winterbottom zo interessant maakt, is dat zijn aanname — ik heb overal verstand van — die van ons allemaal is. Als burgers, als quasi-kosmopolieten en als cultuurconsumenten worden wij geacht overal zelf over te oordelen en dat leidt tot haastige conclusies. Onze ongekende toegang tot (digitale) informatie heeft een illusie van controle tot gevolg. We geloven te veel in onszelf. Deze illusie dient blootgesteld te worden en dat kan met een methode (de ambivalentie, het bewustzijn van de constructie) die juist Winterbottom in 24 Hour Party People en Tristam Shandy (ondertitel A Cock and Bull Story) beheerste.

Het is niet waarschijnlijk dat Winterbottom op de proppen komt met films die een onderwerp in al zijn complexiteit doorgronden. En het is misschien ook niet wenselijk dat hij dat doet. Wel is er behoefte aan wat in Winterbottoms laatste twee films afwezig was: zelfreflectie. De uitdaging voor hem is nu om daar een vorm voor te ontdekken, want er is meer nodig dan lollig in de camera praten om daarmee de illusie op te heffen, want dat was in The Killer Inside Me slechts een pose geweest. Als kunst ons idealiter een spiegel voorhoudt die onwelgevallige beelden reflecteert, dan kan Winterbottom ons misschien eens laten zien wat zijn eigen spiegelbeeld is. Want hij verpersoonlijkt zowel het probleem als de oplossing.


Voordat Winterbottom films maakte
Michael Winterbottom (1961) is geboren in de industriestad Blackburn, ten noordwesten van Manchester, de stad waar hij als jochie tegenop keek en in 24 Hour Party People een ode aan bracht. Studeerde Engels in Oxford, maar vond dat hij daar niet op zijn plek was en deed aan de universiteit van Bristol een filmcursus van een jaar. Daarna werkte hij zich omhoog bij de televisie, waar hij begon met koffie rondbrengen en uiteindelijk documentaires maakte over Ingmar Bergman (zijn grote voorbeeld ook in productiviteit) en de mini-serie Family (1994).