Mon crime
Feminisme in nostalgisch Parijs
Met Mon crime maakte François Ozon een film vol nostalgische knipogen én hedendaagse ideeën. Maar heeft de filmmaker wel echt iets te zeggen over onderwerpen als feminisme en MeToo?
Tegen de achtergrond van het Parijs van de jaren dertig ontmoeten we Madeleine en Pauline. Acteur Madeleine is blond. Advocaat Pauline is een brunette. Ze wonen samen in een aftands appartement en hebben geen cent te makken – maar ze hebben elkaar. Wanneer Madeleine (Nadia Terezkiewicz) wordt aangerand door een machtige theaterproducent en zij vervolgens wordt beschuldigd van zijn moord, staat Pauline (Rebecca Marder) haar bij in de rechtszaal.
Hoe rechttoe rechtaan dat ook klinkt, in François Ozons lichtvoetige misdaadfilm Mon crime, die hij losjes baseerde op een toneelstuk uit 1934, zit alles steeds net iets anders in elkaar dan je zou denken. Dus zijn schuld en onschuld inwisselbaar, is een aanklacht een zegen en rechtspraak een vorm van theater.
Mon crime houdt het midden tussen zedenkomedie, whodunit en screwball-komedie. Maar niet alleen in z’n genre verwijst de film naar de cinema van weleer: Ozon knipoogt volop naar films en acteurs. Zo speelt Isabelle Huppert een variatie op acteur Sarah Bernhardt en lijkt de blonde Madeleine te refereren aan Alfred Hitchocks Vertigo (1958), net als de filmmuziek van Philippe Rombi.
Ook nostalgisch, op het theatrale af, is het Parijs dat Ozon optrekt, vol klassieke auto’s, sfeervolle neonreclames, gonzende terrasjes en natuurlijk de Eiffeltoren op de achtergrond. Maar tegenover al die nostalgische romantiek zet de filmmaker hedendaagse ideeën. Over MeToo bijvoorbeeld, en feminisme. Vrouwen, lijkt Ozon bijvoorbeeld te zeggen, stoppen we maar al te graag in hokjes. De blondine – Madeleine – is aantrekkelijk, terwijl de brunette – Pauline – seksloos is. En waar we een jonge mooie vrouw maar al te graag vergeven, sturen we een oudere vrouw voor dezelfde zonden naar het schavot.
In een interview met Variety vertelt Ozon dat er destijds in Frankrijk opvallend veel vrouwelijke moordenaars werden berecht. In Mon crime suggereert hij dat dat misschien niet zo heel vreemd is, aangezien vrouwen niet eens stemrecht hadden. Maar zoals de filmmaker steeds met onze verwachting speelt, neemt hij ook dit statement weer terug. Want in Mon crime is feminisme vooral een manier om je eigen hachje te redden. Erg solidair is dat niet.
Hij wilde graag weer een film over vrouwen maken, zegt Ozon in hetzelfde interview, zoals hij eerder deed met 8 femmes (2002) en Potiche (2010). Maar Mon crime roept de vraag op of de filmmaker eigenlijk wel iets van vrouwen afweet. Wat wil hij zeggen over feminisme? Heeft hij überhaupt iets te zeggen over MeToo?
Een scherpe film over dat onderwerp is meer dan welkom, maar in plaats daarvan gooit Mon crime alles op één grote hoop: slachtoffers en daders, realiteit en theater. En als het gaat over MeToo, waarbij slachtoffers al vaak genoeg worden weggezet als leugenaars of zelfs als daders, is dat niet alleen smakeloos maar ook ronduit dubieus.