Hadewijch

Radicaal en sardonisch

Bruno Dumonts frontale aanval op de geestelijkheid.

Hadewijch is een surrealistische film, drukte Bruno Dumont half maart in het Amsterdamse Rialto zijn publiek op het hart. Een handige bijsluiter van de Franse regisseur want je kunt je door zijn hyperrealistische filmstijl gemakkelijk laten misleiden. Net als Lars Von Triers ‘heilige vrouwen’ moet Dumonts personage Céline (Julie Sokolowski) niet bekeken worden als een mens van vlees en bloed maar als een idee, een allegorie van de zoektocht naar gratie.

Dumont liet zich bij die zoektocht inspireren door de fanatiek gelovige dertiende-eeuwse Vlaamse Hadewijch, wier verlangen naar eenwording met God en het besef van de uiteindelijke onbereikbaarheid daarvan de grondslag werden voor het personage van Céline. Céline wil de bruid van Christus zijn. Letterlijk. Wanneer ze tegen iemand zegt dat Christus niet in de buurt is, en die ander antwoordt met “God is overal”, zegt ze dat hij niet zo gek moet doen. Haar fanatisme zorgt ervoor dat ze uit het klooster wordt gezet en ze moet dan in de alledaagse werkelijkheid op zoek naar verlossing.

Hadewijch mag dan surrealistisch zijn, en Dumont mag dan in interviews verkondigen dat hij geboeid is door het mystieke, het onbenoembare, het filmische, met Hadewijch herhaalt en bevestigt hij wat hij in La vie de Jésus, L’humanité, Twentynine Palms en Flandres ook al liet zien: er is niets anders dan aardse, menselijke verlangens.

Radicale stap
Hadewijch moet je zien als een vraag. Wat gebeurt er als iemand niet in extatische visioenen maar in de werkelijkheid op zoek gaat naar god en genade? Om bij het antwoord uit te komen legt Dumont een voor hem ongebruikelijke want spirituele weg af.

Zo op het eerste gezicht lijkt Céline niet het slechts door driften voortgedreven personage uit Dumonts eerdere films doordat ze zich meer bewust is van haar eigen gedrag en een hoger doel lijkt na te streven. Toch is ook haar enige motief een primair verlangen. Ze is doof en blind voor andere waarheden, zoals bijna iedereen in deze film doof en blind is voor anderen, een accentuering van het uiterst persoonlijke karakter van zingeving. Uiteindelijk zet Céline een radicale stap om dichter bij haar verlosser te komen.

Zonde om hier te vertellen wat er dan precies gebeurt. Hadewijch heeft z’n mankementen – een subplot over de islam valt uit de toon en is eigenlijk overbodig gezien de ambitie van de film – maar het is een fascinerende provocatie die nog wekenlang blijft rondzingen. Is wat Céline ontdekt verlossing? Handelt deze mystica omdat ze ‘ziet’ of juist omdat ze blind is? Is dit Gods rechtvaardigheid?

Qua tempo en mise-en-scène is Hadewijch een stuk toegankelijker dan Dumonts eerdere films. Maar in zijn boodschap is de regisseur nog altijd even radicaal. Hij creëert een illusie van religieuze en dus al te menselijke rituelen en symboliek: Bachs Gibt mir mein Jesum wieder, het reinigen van zonde in de regen en Céline’s wedergeboorte aan het eind van de film. Maar in die slotscène – en daar gaat het Dumont uiteindelijk allemaal om – komt het antwoord op Céline’s vragen niet van haar god maar van de mensen. Haar god is stil. Ergens in de verte is de bulderende lach van de regisseur te horen. Of misschien niet. Misschien is Dumont zelf ook wel stil.