Gran Torino

Callahan en de cowboy

Al sinds 1971 dreigt Clint Eastwood sporadisch om te stoppen met acteren. Het zou zomaar kunnen dat het er met Gran Torino, een passend afscheid van één van Eastwoods iconische karakters, echt van komt.

Afgelopen januari vertoonde het Filmmuseum een retrospectief onder de titel ‘Regisseur: Clint Eastwood’, bestaande uit zeven van de acht films die Eastwood maakte waarin hij zelf níet te zien is. Het lijkt begrijpelijk die films als uitzonderingen te zien; Eastwood is en blijft bekender als acteur dan als regisseur. Maar juist het afgelopen decennium is hij als acteur veel zeldzamer geworden, terwijl hij als regisseur/producent (zoals hij standaard op de rol van zijn films staat) succesvoller en productiever is dan ooit. Niet voor niets werden vier van die acht films gemaakt in de afgelopen vijf jaar — Mystic River (2003), het tweeluik Flags of Our Fathers en Letters from Iwo Jima (beiden 2006) en meest recentelijk Changeling.

Het is een ontwikkeling die Eastwood zelf al vroeg signaleerde. Toen hij in 1971 zijn debuut als regisseur maakte met Play Misty for Me zag hij dat expliciet als een middel om in het filmvak actief te kunnen blijven, ook als hij als acteur niet meer de gewenste rollen aangeboden kreeg. Dat moment lijkt inmiddels alweer ver achter ons te liggen; áls Clint nu acteert, is het in zijn eigen films. De laatste rol die hij voor een ander speelde was presidentslijfwacht Frank Horrigan in Wolfgang Petersens In the Line of Fire uit 1993. Sinds Million Dollar Baby (2004), waar hij als acteur een Oscarnominatie voor kreeg, zag hij ook in zijn eigen films geen rollen voor zichzelf weggelegd. In zijn nieuwste, Gran Torino, eist hij (veel meer dan in Million Dollar Baby) weer eens ouderwets de hoofdrol op; vrijwel elke scène van de film draait om hem.

Met of zonder hoed
Regisseur Sergio Leone, die Eastwood zijn opstapje naar het grote scherm gaf met de spaghettiwesterns For a Fistful of Dollars (1964), For a Few Dollars More (1965) en The Good, the Bad and the Ugly (1966), zei ooit dat de acteur slechts twee gelaatsuitdrukkingen had: met hoed en zonder. Dat is misschien van toepassing op de twee iconische rollen die Eastwood in zijn carrière neerzette: de ‘man zonder naam’ (met hoed) in Leone’s films, en ‘Dirty’ Harry Callahan (zonder hoed) in de reeks politiethrillers rond dat personage, veelal gemaakt in samenwerking met (of in navolging van) regisseur Don Siegel.

Wie even buiten die twee onvermurwbare machomannen kijkt, ziet echter een subtiel speler met een fantastische komische timing, maar ook een acteur die wars is van elke aandachttrekkerij en zijn eigen beperkingen lijkt te kennen. Het zijn vooral zijn eigen films waarin hij de kans krijgt (of neemt) om dat te bewijzen, of dat nu gaat om lichtere rollen (zie bijvoorbeeld de actiekomedie Every Which Way but Loose, 1978) of het tonen van dramatische diepte (zoals in Unforgiven of Million Dollar Baby). Studiobazen, regisseurs en casting directors blijven Eastwood echter zien als Callahan of de cowboy. In ieder geval tot hij ze zelf te rusten legt, zoals hij met Unforgiven voor zijn klassieke western(anti)held deed. De film over de laatste klus van gunslinger William Munny is een confrontatie met geweld en de mythologisering van het Wilde Westen die bandieten tot helden heeft gemaakt.

Boze blanke man
Bleef over: Dirty Harry. De vijf films die tussen 1971 en 1988 rond het personage werden gemaakt (de vierde, Sudden Impact uit 1983, regisseerde Eastwood zelf) hebben de tand des tijds meer dan doorstaan. En dus bleef interviewer na interviewer, en vooral studiobaas na studiobaas Eastwood de afgelopen jaren bestoken met de vraag of Dirty Harry ooit terug zou keren. Hij heeft het altijd afgehouden. “Je moet realistisch over de dingen zijn”, stelde hij in een interview in 2002. “Dirty Harry zou op mijn leeftijd niet meer op het politiebureau zitten, dus dat is dat.”

Ook Gran Torino is uiteraard niet die officiële zesde Dirty Harry-film. Toch kan de film gezien worden als een eerbetoon aan, argument tegen en/of slotakkoord voor het Callahan-personage, precies zoals Unforgiven dat voor de man zonder naam was. Al is het dan niet Dirty Harry op leeftijd maar de oude Walt Kowalski die centraal staat. We begeven ons in Gran Torino niet op de straten van San Francisco, waar het gewelddadige gevoel voor gerechtigheid van Dirty Harry des te harder botste met de vrijgevochten plaatselijke mores, maar in een onbenoemde small town USA ergens in het midwesten, waar Kowalski’s boze blanke man nog altijd de norm is. En Kowalski is geen (ex-)politieman, maar een Korea-veteraan en gepensioneerd fabrieksarbeider voor Ford; de klassieke Ford Gran Torino die in zijn schuur staat te blinken, heeft hij ooit zelf aan de lopende band geproduceerd.

Maar hoewel er verschillen genoeg zijn, staan Walt en Harry (en misschien ook Clint zelf) op eenzelfde manier in het leven; beiden zijn mannen uit het Oude Testament die moeten omgaan met een nieuwtestamentische wereld. Zeker nu Kowalski’s vrouw is overleden — de film opent (net als Unforgiven) met haar begrafenis, en in alles voelen we dat zij degene was die bemiddelde tussen Walt en de wereld. Plotseling wordt hij constant met de moderne tijd geconfronteerd, en het bevalt hem maar niets. Zijn kleindochter kleedt zich als een sloerie, de priester is een broekie die maar over de ‘zoetheid van de Heer’ blijft zaniken, en zijn twee zoons zijn verwende mannen die hem naar een bejaardenhuis willen sturen. Kowalski maakt zijn ongenoegen kenbaar met ontevreden grommen, een soort groezelige zuchten die gedurende de film aan hem blijft kleven.

Zandzakken
Een grote bron van die zuchten zijn Walts Laotiaanse buren, en dan met name hun zoon, onderdeurtje Thao (Bee Vang), en dochter, de brutale Sue (Ahney Her). De derde of vierde generatie witte immigranten waar Walt toe behoort, net als zijn ‘Italiaanse’ kale kapper en de ‘Ierse’ aannemersvriend die hem af en toe bezoekt, moet in het straatbeeld steeds meer wijken voor nieuwe aanwinsten in de smeltkroes, tot hun grote ongenoegen. Met misprijzen ziet Walt toe hoe die “gooks” zijn buurt laten “verloederen” (hun gras wordt niet gemaaid, de verf bladdert wat) en hoe hun tienerkinderen in bendes de straten onveilig maken.

Walts huis is zijn eiland. Dus als een Laotiaanse bende de timide Thao komt inlijven en daarbij enkele van zijn tuinkabouters sneuvelen, wordt het tijd om orde op zaken te stellen, ongeveer zoals Dirty Harry dat waarschijnlijk gedaan zou hebben: hij loopt naar buiten, geweer in de aanslag, en zegt ze van zijn gras te gaan. “In Korea stapelden we fucks als jullie vijf voet hoog, gebruikten je als zandzakken”, bijt hij ze toe. Ze druipen af. Dat Walt daarmee ook Thao redt, doet hem in eerste instantie weinig. Maar dan brengt de buurt hem copieuze Aziatische maaltijden, en gaat tolerantie door de maag. Hij neemt Thao onder zijn hoede, leert hem wat het is een man te zijn.

Als in de beste B-films van weleer smokkelt Eastwood wat politieke achtergronden de film in. Bijvoorbeeld wanneer Walts buurmeisje Sue hem een korte, scherp geschreven (maar wat houterig geacteerde) geschiedenisles geeft over waarom de Laotianen naar Amerika kwamen. Tijdens de Vietnam-oorlog vochten ze aan de kant van de Amerikanen, maar toen de strijd verloren was werden ze aan hun lot overgelaten. En dus vluchtten velen van hen naar het beloofde land. Vriendelijk legt ze het hem uit, kort nadat Walt haar redde uit de klauwen van een opgeschoten buurtbende.

Maar uiteindelijk is Gran Torino, net als Unforgiven dat was, vooral een commentaar op het geweld waar de iconische Clint-personages patent op hebben. “Het klinkt alsof je meer van de dood weet dan van het leven”, observeert die piepjonge priester in een van zijn gesprekken met Walt. En als de onvermijdelijke confrontatie tussen de familie en de bende er aan het eind van de film komt, vraagt Thao hem hoe het voelt iemand te vermoorden. “Dat wil je niet weten”, zegt Walt, wiens oorlogsverleden duidelijk zwaarder weegt dan hij het meestal doet voorkomen. En juist in de verwikkelingen die volgen in het laatste halfuur van de film ontstijgt Eastwood de wat eendimensionale Walt die hij tot dat moment heeft neergezet.