GET LOW en de arthouse-western

Broeierige cowboys

  • Datum 03-03-2011
  • Auteur
  • Gerelateerde Films GET LOW en de arthouse-western
  • Regie
    Aaron Schneider
    Te zien vanaf
    01-01-2009
    Land
    Verenigde Staten
  • Deel dit artikel

De western is weer eens terug, van eigenlijk nooit weg geweest. De recente opleving in het genre laat het van oudsher epische Hollywoodgenre ruiken aan de arthouseconventies en dwingt de zwijgzame cowboy om over zijn gevoelens te praten. Een beetje.

Vooropgesteld: get low is geen western. Tenminste niet in de traditionele zin want daarvoor speelt de film in het verkeerde tijdperk. Het folkloreachtige verhaal over de oude kluizenaar Felix Bush (Robert Duvall) die zijn eigen begrafenis wil bijwonen speelt in de late jaren 1930, dus zeker vijftig jaar nadat nog echt van het Wilde Westen gesproken kan worden. Maar toch: in het afgelegen dorpje waar Bush leeft, lijkt dat nog niet helemaal te zijn doorgedrongen. De mannen mogen dan stropdassen dragen, de saloon mag een diner geworden zijn, en sommige paarden mogen vervangen zijn door paardenkrachten, verder is het beeld in de stoffige main street niet significant veranderd.
En, belangrijker, Bush is in eerste instantie een typische westernman: zwijgzaam, schietgraag, op zichzelf. En dus doen — ook typisch — in het dorp de wildste verhalen over hem de ronde. Dan helpt het niet dat hij iedereen die zijn erf benaderd een kogel naar het hoofd jaagt. ‘No Damn Tresspassing. Beware of Mule’, staat er op het zelfgemaakte waarschuwingsbord bij de opgang. Zelfs de priester die het nieuws brengt van het overlijden van een oude vriend, en daarmee de plot in gang zet, wordt slechts schoorvoetend toegelaten.

Neo-westerns
En zo kan get low, zijn temporele setting ten spijt, toch prima in de recente western-opleving worden ondergebracht. Natuurlijk, de western is nooit echt verdwenen. Maar de laatste jaren is opnieuw een kleine bloeiperiode zichtbaar, zoals die er eerder in de jaren negentig was na successen als dances with wolves en unforgiven. In de huidige opleving zijn twee vormen te onderscheiden. In de eerste plaats zijn er volbloed westerns als 3:10 to yumathe assassination of jesse james by the coward robert ford en het vorige maand verschenen true grit.
Maar daarnaast is er een flink aantal films dat, net als get low, de historische setting van de western achter zich laat maar wel de essentie van het genre behoudt. Neo-westerns kun je ze misschien noemen; films als no country for old menthe killer inside me en winter’s bone die zich weliswaar in het heden afspelen, maar typische western-verhalen over moraliteit in een wetteloze wildernis vertellen.

Artistieke slinger
Er zijn twee tendensen zichtbaar: allereerst lijkt de western van een actiegenre langzaam te zijn verschoven naar een genre waarin het draait om het woord. Verder is de epische Hollywoodstijl steeds meer verruild voor iets wat neigt naar arthouse. Dat zie je in een film als the assassination of jesse james by the coward robert ford. Die opent weliswaar met een overval op een trein, maar die vindt plaats in dikke mist. Het is tekenend voor de nieuwe western, waarin het niet draait om actie maar om sfeer. Het zijn broeierige, introspectieve films, die de ooit als pulpgenre begonnen western een artistieke slinger geven.
Voorlopig hoogtepunt in deze benadering is misschien wel Kelly Reichardts meek’s cutoff, dat nog geen Nederlandse distributeur heeft maar recent te zien was tijdens IFFR. Reichardt vertelt een klassiek westernverhaal over een groep settlers die onder leiding van de verdwaasde gids Stephen Meek verdwaald raakt op de vlaktes van Oregon, en haalt expliciet de discussie over de indiaan als woesteling of nobele wilde aan die al decennia de revisionistische western overheerst. Maar ze doet dit wel in een volstrekt eigen contemplatieve stijl, eerder te zien in old joy (2006) en wendy and lucy (2008). Er zijn woordenwisselingen, maar de drie gezinnen trekken toch vooral zwijgzaam over het barre land. De slow western, als het ware.

Verbaal vuurwerk
get low draait exact om die andere ontwikkeling: de western als praatfilm. De kluizenaar Bush organiseert, geholpen door de aalgladde en droogkomische begrafenisondernemer Frank Quinn (Bill Murray, op dreef) en diens assistent Buddy (Lucas Black), zijn eigen begrafenisfeestje. Hij wil dat mensen er verhalen over hem vertellen, maar vooral wil hij zelf iets kwijt: de reden achter de veertig jaar van zijn zelfverkozen isolement ("De eerste achtendertig zijn het zwaarst"). De teruggetrokken Bush moet leren praten, zoals de westernman dat de afgelopen jaren overal heeft moeten doen.
Kijk bijvoorbeeld ook naar 3:10 to yuma, waarschijnlijk de meest traditionele western van de tot nu toe genoemde films. Er zijn achtervolgingen te paard, ontploffingen in mijnschachten en vuurgevechten te over. Maar het echte vuurwerk van de film zit in het verbale sparren tussen rancher Dan Evans (Christian Bale) en zijn gevangene Ben Wade (Russel Crowe). Iets vergelijkbaars geldt voor true grit, overigens net als 3:10 to yuma een remake van een boekverfilming uit de jaren zestig: zonder de ijzersterke, als altijd idioomrijke dialogen van de Coens (voor een goed deel direct ontleend aan het boek waarop de film werd gebaseerd) blijft er van de meest traditionele genrefilm die de idiosyncratische broers ooit maakten weinig over. Ook in winter’s bone is het voor een groot deel het archetypische hardvochtige taalgebruik dat de sfeer zo dreigend weet te houden.

Ware legende
In get low zijn de beste teksten overigens niet voor hoofdrolspeler Robert Duvall; die mag het grootste deel van de film kribbig en nukkig uit de hoek te komen, voor de onvermijdelijke en ijzersterke monoloog aan het slot. Nee, de teksten zijn voor Bill Murray als begrafenisondernemer Frank Quinn, die Bush bijstaat in zijn ongebruikelijke wens — die overigens op een ‘ware legende’ is gebaseerd. Quinn is zowel glibberige oplichter ("Ooooh, hermit money", verzucht hij als hij voor het eerst van Bush hoort) als invoelende medemens, en Murray weet die paradox op volstrekt heldere manier te overbruggen. Hier dus niet de introspectieve oudere Murray zoals die de afgelopen jaren in films als the royal tenenbaumslost in translation en broken flowers verscheen. Even is de sardonische Murray uit de jaren tachtig te zien.
Het maakt van get low een film die vooral om het acteerwerk opvalt, waarbij naast Duvall en Murray ook Sissy Spacek uitblinkt in een cruciale bijrol als Bush’ ex. En een film, dus, die maar weer eens bewijst dat een western niet per se leunt op de iconografie van het genre. Het enige dat je er écht voor nodig hebt, is een poor lonesome cowboy.

Joost Broeren


De wetten van de western

Sinds Sergio Leone er voor zijn spaghettiwesterns in de jaren zeventig een loopje mee nam, zijn de western-wetten een stuk minder zwart/wit geworden. Maar sommige vaste waarden bestaan nog steeds.

Landschap
Meer dan in welk ander genre ook staat in de western het landschap centraal. Met dank aan John Ford, de regisseur die vanaf de jaren veertig — toen de western net als andere pulpgenres de studio verliet en de wijde wereld introk — met zijn films gedraaid in Monument Valley de iconografie van het westernlandschap bepaalde. Een eindeloze kale woestijn en rotsplateaus typeren het beeld met de eenzame cowboy als stipje in de onmetelijke ruimte. Maar ook in westerns die van de prairie afdwalen, draait het om de wisselwerking tussen de wetteloze wildernis en de eenzame figuren die daarbinnen hun morele kompas proberen te volgen.

Cowboys en indianen
Hoe je het ook wendt of keert: westerns gaan over cowboys. Mannen met Stetson-hoeden op het hoofd en Colt sixshooters in de heupholsters. Westernhelden zijn te verdelen in twee types: de outlaw hero — de vrijgevochten eenling die buiten de maatschappij staat maar door omstandigheden gedwongen wordt te hulp te schieten — en de official hero, de brave borst die zich vanuit een maatschappelijke leidersrol als sheriff, advocaat of leraar ontpopt tot redder. Met daar tegenover de indiaan met vedertooi en tomahawk of pijl en boog. In de vroegste jaren van het genre was de rolverdeling helder: de cowboys waren de helden, de indianen de inheemse wilden die hen belaagden. De afgelopen decennia is er in dat beeld gelukkig behoorlijk wat genuanceerd, bijvoorbeeld door dances with wolves. Mede door die film overheerst tegenwoordig het beeld van de indiaan als ‘nobele wilde’.

Vrouwen
Hoe revisionistisch men de afgelopen decennia ook te werk is gegaan met de representatie van de inheemse bevolking, één ding bleef onveranderd: de geringe ruimte voor de vrouw in het Wilde Westen. Daar lijkt in de recente films hier en daar wat verandering in te komen: true grit draait (ondanks de geheel mannelijke hoofdcredits) vooral om het meisje Mattie Ross, die een stuk mondiger is dan in het origineel uit de jaren zestig. De neo-western winter’s bone heeft een zeer vergelijkbare hoofdpersoon. En ook in meek’s cutoff zijn het de vrouwen in de groep die uiteindelijk impliciet de koers bepalen, met de door actrice Michelle Williams gespeelde Emily Tetherow voorop. Een voorzichtige revolutie.

JB