Donnie Darko
Doemdenkend reuzenkonijn
Donnie Darko, het debuut van de Amerikaanse regisseur Richard Kelly dat onlangs de publieksprijs won op het Amsterdamse Festival van de Fantastische Film, kon in Amerika op weinig erkenning rekenen.
De Amerikaanse pers schoot vergelijkingsmateriaal tekort toen ze aan het publiek moest uitleggen wat voor film Donnie Darko, het debuut van regisseur Richard Kelly (27) precies is. Kelly zelf omschreef zijn eersteling als The Catcher in the Rye in de stijl van Philip ‘Blade Runner’ K. Dick en noemde in verschillende interviews Terry Gilliams’ 12 Monkeys (1995) als grootste voorbeeld. Bovendien lokte hij verdere vergelijkingen uit door zijn film vol te stoppen met al dan niet opzichtige hommages aan onder meer Stephen King, Graham Greene, The Evil Dead (1981) en Magnolia (1998).
Maar daarmee waren de journalisten blijkbaar niet tevreden. Gabriel García Márquez verfilmd door John Hughes, meende de ene krant. Een mix van Hughes en David Lynch, schreef de andere. Om niet te spreken van de vele associaties met klassiekers uit de (Amerikaanse) filmgeschiedenis. Terwijl al die verwijzingen erop zouden kunnen duiden dat Donnie Darko een allegaartje zonder karakter is, zijn ze in feite de schamele hulpmiddelen van critici die niet weten hoe ze deze wonderlijke film moeten classificeren.
Het valt inderdaad zwaar om Donnie Darko in een hokje te plaatsen en dat probleem heeft regisseur Kelly van begin af aan parten gespeeld. In Hollywood liep geen enkele studio warm voor zijn ongrijpbare scenario over de geesteszwakke puber Donnie Darko, die de controle over zijn leven verliest nadat een reuzenkonijn hem de ondergang van de wereld heeft voorspeld.
Uiteindelijk kon de film met veel moeite en een krap budget worden gedraaid dankzij de inzet van Drew Barrymore’s onafhankelijke maatschappij Flower Films. Vervolgens moest Kelly een distributeur vinden, maar na de druk bezochte premièrevoorstelling tijdens het Sundance Festival meldde zich aanvankelijk niemand bij hem. Newmarket, eerder de distributeur van de verrassingshit Memento (2000), tekende ten slotte voor een zeer bescheiden roulatie, op voorwaarde dat de film een half uur korter zou worden. De publiciteit hoopte op veilig te spelen door de sinistere kant van de film te accentueren met slagzinnen als ‘Be afraid of the dark’ en ‘Dark, darker, Darko’ — evenwel zonder enig commercieel succes.
Toch blijkt Donnie Darko bij tijd en wijlen griezelig genoeg om spanningzoekers tevreden naar huis te sturen. Vooral de ontmoetingen tussen Donnie (Jake Gyllenhaal) en het reuzenkonijn Frank ademen door de sterke belichting en de doodstille soundtrack een ijzingwekkende sfeer. En Jake Gyllenhaal is als het ondoorgrondelijke hoofdpersonage een schot in de roos, alleen al vanwege zijn glazige blik en de dikke, zwarte wenkbrauwen. Duisterder dan dit kan een gezicht niet zijn.
Gekke trekjes
Maar Donnie Darko is niet alleen een enge film. Het is ook een film vol nostalgie, een film over het onbegrip dat je als onaangepaste tiener in je omgeving aantreft, over dat ene meisje dat alles even weer zinvol maakt en zowaar ook een film over de relatieve aspecten van het tijd-ruimte-continuüm. In Donnie’s werkelijkheid zijn deze zaken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door die werkelijkheid in al zijn dimensies bloot te leggen, plaatst Kelly zijn film buiten alle genres en maakt hij de uiterst complexe persoonlijkheid van Donnie inzichtelijk en invoelbaar — voor zover de eenzelvige puber dat toelaat.
Om te beginnen toont Kelly hoe Donnie’s verwarring ingegeven wordt door de tijd en plaats waarin hij opgroeit: een Amerikaanse buitenwijk anno 1988, aan de vooravond van de presidentsverkiezingen van dat jaar. Een wat ingedutte bedoening, zo lijkt het. Grote witte woningen aan een groene laan, Donnie’s vader (Holmes Osborne) die lachend in de tuin bladeren opruimt en dat alles gefilmd in verzadigde tinten en begeleid door Tears for Fears en Spandau Ballet – al met al een onbezorgdheid die hier en daar naar onverschilligheid neigt en een wakkerschuddende Dag des Oordeels wel eens onvermijdelijk zou kunnen maken. Verdere tekens aan de wand zijn de al te makkelijke diagnoses van Donnie’s psychiater (veterane Katherine Ross) en de gulzigheid waarmee menig burger zijn of haar verstand verkoopt aan de plaatselijke new age-goeroe (eighties-icoon Patrick Swayze).
Niettemin ontsnapt de film aan een al te zwartgallig beeld van de Amerikaanse burgerij à la Happiness (1998) door Donnie te omringen met werkelijk lieve ouders en een begripvolle vriendin (Jena Malone), die Donnie’s gekke trekjes juist kan waarderen. Met dit handjevol mensen die oprecht om elkaar geven, die tot elkaar willen doordringen en daar tot op zekere hoogte ook in slagen, lijkt Donnie’s redding binnen handbereik te liggen. Des te schrijnender is de scène waarin Donnie’s moeder (een mooi gelaagde rol van Mary McDonnell) vergeefs contact zoekt met haar zoon.
Carnavalskostuum
Als de film al ergens een oorzaak legt voor Donnie’s isolement, dan is het wel bij zijn school. Terwijl Kelly met zijn naar innerlijke rust en zingeving zoekende hoofdpersonage een welkom alternatief biedt voor de losbollerige tieners uit bijvoorbeeld American Pie 1 (1999) en 2 (2001), stelt hij Donnie’s docenten voor als cartoonesk-apathische lieden zonder pedagogisch talent. De weinige onderwijzers die zich hiertegen afzetten worden tot zwijgen gebracht of ontslagen, zoals de eigenzinnige lerares Engels (een kleine maar levensechte rol van Drew Barrymore). Een educatief systeem dat in al zijn afstompende stugheid misschien wel vraagt om een uitbarsting van geweld.
In eerste instantie gaat Donnie de dreigende chaos echter vooral te lijf met vroegrijp verstand en een wat kinderlijke onbevangenheid. Zo dient hij zijn lerares maatschappijleer stevig van repliek omdat zij het leven reduceert tot een spel van liefde en angst waarin voor moeilijk te duiden emoties geen plaats is, en roept hij de spot van zijn medeleerlingen over zich af als hij met zijn vriendin een bril voorstelt die jonge kinderen enkel de rooskleurige aspecten voor ogen houdt. Zulke scènes volstaan om van Donnie een in zijn tegenstrijdigheden zeer aantrekkelijke antiheld te maken en dat blijft hij wanneer hij naar rigoureuzere middelen grijpt.
De als konijn uitgedoste doemdenker die hem dan revolver, bijl en benzine in de handen legt, had met zijn carnavalskostuum grappiger en kinderlijker kunnen zijn dan hij feitelijk is en lijkt daarmee de perfecte personificatie van Donnie’s getroubleerde geest.
Waterstroompjes
En misschien bestaat Frank toch echt, daar aan de andere kant van de badkamerspiegel, zoals ook James Stewarts konijnenvriend Harvey in de gelijknamige film uit 1950 niet helemaal weggerationaliseerd kan worden als een product van Stewarts schizofrenie. Zelfverklaard SF-fanaat Kelly houdt de plot op on-Amerikaanse wijze vatbaar voor een opvatting waarin het konijn een boodschapper uit een andere dimensie is, die met Donnie als instrument de loop van de geschiedenis wijzigt of die Donnie er juist op wijst dat zijn rol in die geschiedenis nooit veranderd kan worden. Vanaf het moment dat een vliegtuigmotor op zijn kamer stort, krijgt Donnie steeds meer besef van zijn al dan niet te wijzigen voorbestemming, daarin bijgestaan door de boeken van Stephen Hawking en The Philosophy of Time Travelling, een fictief standaardwerk dat te lezen valt via de Donnie Darko-website. Op zijn reis door wormgaten en parallelle werelden komt de jongen meermaals uit bij dezelfde gebeurtenissen en ontmoet hij mensen die hij in de ‘gewone’ realiteit pas later of misschien wel nooit zal leren kennen.
Wie deze kant van de film serieus neemt, heeft aan Donnie Darko niet zozeer een tragisch relaas over het flinterdunne geluk in de voorsteden van Amerika, als wel een filosofische sciencefictionfilm van formaat, waarin elk vervreemdend effect in dienst staat van een uitdagende visie op de werkelijkheid. Zo relativeert Kelly onze eigen waarneming van de tijd door de beelden herhaaldelijk te vertragen en versnellen, en visualiseert hij met behulp van overtuigende cgi-effecten de levensloop van de personages als een waterstroompje dat in de lucht voor hen uit snelt.
Donnie is de enige die deze stroompjes kan zien en moet uitvinden of hij met zijn gave de toekomst kan sturen of nog steeds heeft te ondergaan. In die zoektocht zondert hij zichzelf meer en meer af van zijn omgeving en de daar gangbare opvattingen van de realiteit. Waarmee we weer bij het centrale thema van de film zijn. In die zin doet het er niet toe of Donnie daadwerkelijk in contact staat met aliens.
Niettemin is het gepast dat net de schrijfster The Philosophy of Time Travelling, een van de meer schetsmatige personages van de film, Donnie op een gegeven moment toefluistert dat ieder schepsel op deze wereld in eenzaamheid sterft. Want wat betekent het om eenzaam te sterven wanneer er oneindig veel werkelijkheden naast elkaar bestaan en tijd en ruimte geen barrières zouden hoeven zijn voor de troost van de ander?
Trampoline
Ondanks zulke zware kwesties verzandt Donnie Darko nergens in al te eenzijdige treurnis. Kelly heeft niet alleen een humanistisch hart, maar ook te veel oog voor de schoonheid van alledag om van zijn film een louter deprimerende ervaring te maken. Zo werden kinderen op een trampoline zelden mooier getoond dan in Donnie Darko. Dat consequent vertraagde beeld kan worden opgevat als een symbool voor het tijdreizen, maar even gemakkelijk als een stukje visuele poëzie dat je in het vervolg anders naar dat vertrouwde tafereel doet kijken. Die laatste interpretatie gaat dan weer uitstekend samen met Donnie’s alternatieve ervaring van de werkelijkheid, die door Kelly immers ook als constructief, wijs en zelfs wat naïef wordt voorgesteld. Hoe zou de jongen anders minuten lang door kunnen filosoferen over het seksleven van de smurfen?
En zo hoort vrijwel alles in deze film op de een of andere manier bij elkaar. Hoewel dat niet direct zo hoeft over te komen: met zijn ‘geestelijk divergente’ hoofdpersonage (om 12 Monkeys er op de valreep nog bij te slepen), de talloze verwijzingen naar Kelly’s lievelingsfilms en -literatuur en het bijzonder verwarrende einde krijg je na de eerste keer kijken gemakkelijk de indruk dat de jonge debutant te veel inspiratie had voor een film van krap twee uur. Daarom is het ook wel begrijpelijk dat de distributeurs achter de schermen van het Sundance Festival Donnie Darko afdeden als een indrukwekkende mislukking. Hadden ze maar ter plekke kunnen tijdreizen naar een tweede voorstelling; wie weet had dit meesterwerk dan ook in Amerika de roulatie en aandacht gekregen die het verdient.