De Dick Maas methode

‘Hoezo, kan niet?’

Aan anekdotes geen gebrek in dit vermakelijke overzicht van de carrière van de vaak onderschatte Dick Maas. Een prima introductie die zowel zijn vakmanschap als makkes belicht, al blijft de man zelf een enigma.

De documentaire De Dick Maas methode valt met de deur in huis. We bevinden ons op een set ergens midden jaren tachtig, bij de voorbereiding van met afstand de bekendste scène uit het oeuvre van Neerlands belangrijkste genrefilmer Dick Maas. De uitspraak “Buurman wat doet u nu?” staat in het collectieve geheugen gegrift van miljoenen Nederlanders die ooit Flodder (1986) zagen, de schandaalhit — pardon: familiefilm — uit 1986, die nog altijd een zesde plek bezet in de top tien van bestbezochte Nederlandse speelfilms ooit.

Maas gebruikte de legendarische oneliner drie jaar geleden ook als titel voor het boek over zijn ervaringen met filmmaken in Nederland, dat regisseur Jeffrey de Vore en de andere makers van deze documentaire een handig vertrekpunt bood. De overlap is evident. Maar heel erg is dat niet, want er blijven genoeg vermakelijke anekdotes over van de vele vaklui die met Maas samenwerkten, aangevuld met nooit eerder vertoonde setopnames. Grote afwezige is zakenpartner Laurens Geels, die er na het faillissement van het gezamenlijke productiehuis met de rechten op Maas’ films vandoor zou zijn gegaan.

Ook minder fortuinlijke faits divers worden belicht, zoals hoogspanning op de New Yorkse set van Flodder in Amerika! (1992) en de stroeve samenwerking met filmster William Hurt in Do Not Disturb (1999). “Hij kan beter een lift regisseren dan een acteur”, aldus producent Matthijs van Heijningen. Al met al is het een prima inleiding tot of overzicht van het Maas-universum: van eindexamenfilm Adelbert (1977) via het succes van De lift (1983), Flodder en Amsterdamned (1988) en shockerende videoclips voor Golden Earring naar de oprichting van First Floor Features in 1984, gevolgd door de filmstudio in Almere, de Flodder-serie, geld dat leidend werd, de ‘Engelse periode’ met Do Not Disturb en Down (2001) en uiteindelijk het recentere Sint (2010) en Prooi (2016) in een te krap bemeten subsidiekorset.

Maas’ lijfspreuk “Hoezo, kan niet?” geeft het geheel iets van een schelmenroman. Met mooie voorbeelden wordt zijn vaak onderschatte kunde als vakman geïllustreerd: uit zijn aanpak spreekt een grote liefde voor techniek en bekwaamheid qua decoupage, naast een uit de stripwereld stammende intuïtie voor visuele middelen en spelen met wat je wel en niet laat zien. Maar ondanks de veelheid aan informatie die over de kijker wordt uitgestort, kan deze eclectische achtbaarnrit door het oeuvre van Maas niet verbloemen dat de introverte man voor het overige een enigma blijft.