Imagine 2024: Sea Devil-competitie

Parvúlos

Complexe narratieven, dystopische verhaallijnen en innovatieve durf vallen op in de Sea Devil-competitie op Imagine Fantastic Film Festival.

Een genrefilm met literaire kwaliteiten, zo zou je Things Will Be Different kunnen omschrijven. Niet per se door de dialogen, die niet erg verheffend zijn, maar vanwege de complexiteit van de plot.

De film speelt zich af in een soort tijdloos Amerika en draait om een broer (Adam David Thompson) en zus (Riley Dandy) die na een mislukte overval onderduiken in een verlaten boerderij. Daar staat een magische kast die hen naar andere tijdlijnen kan brengen. Hun tijdreizen gaan gepaard met allerlei complicaties en vereisen van de kijker behoorlijk wat concentratie.

Wie bekend is met het werk van Justin Benson en Aaron Moorhead (zie bijvoorbeeld Synchronic, 2019), zal in Things Will Be Different hun even enigmatische als geprononceerde vertelstijl ontdekken. Dat is geen verrassing: regisseur Michael Felker monteert al vanaf Spring (2014) de films van het duo. Enig minpunt aan Felkers film is dat de mise-en-scène wel erg klinisch en uitgekleed oogt. Je hoeft geen geoefend kijker te zijn om te constateren dat het budget voor de thriller gering was.

Fijn aan de Sea Devil-competitie – en aan Imagine Fantastic Film Festival in het algemeen – is dat er naast kleine cerebrale(re) films als Things Will Be Different ook ruimte is voor bombast. Neem Azrael, waarin de Australische acteur Samara Weaving de titelrol speelt, een vrouw die zich gaandeweg transformeert in een wreker, gesitueerd in een apocalyptische wereld vol demonische wezens. Hoewel de insteek niet heel origineel is, tilt Weaving de film naar een hoger niveau.

Aan het begin van de film maakt Azrael met haar lover nog deel uit van een sekte in de bossen waar praten verboden is – wie spreekt, vervloekt zichzelf, of zoiets. Die passage doet sterk denken aan M. Night Shyamalans The Village (2004) en in het moedwillig zwijgen van de personages aan John Krasinski’s A Quiet Place (2018).

Rita

Ook Rita, de nieuwste film van Guatemalteek Jayro Bustamante, staat in het teken van wraak. Maar het duurt wel tot het einde van de film (zoals in veel van Bustamantes eerdere werk en niet erg zaligmakend slot) voordat de ellende losbarst. De dertienjarige titelheld Rita (Giuliana Santa Cruz) wordt mishandeld en misbruikt door haar vader. Door een samenkomst van omstandigheden komt ze terecht in een soort mystiek jeugdinternaat, waar ze lotgenoten leert kennen.

DoP Inti Briones werd al bekroond voor zijn lyrische cinematografie en dat is begrijpelijk: de camera zweeft bijna door gangen van het internaat en hij filmt de jonge vrouwen als engelen. Zo worden ze overigens ook afgebeeld, met vleugels. De mise-en-scène van Rita doet in die zin, al dan niet bewust, denken aan de sprookjeswereld uit Hook (Steven Spielberg, 1991), met meerdere jeugdige Tinker Bells.

Die jonge vrouwen moeten gezamenlijk een soort allegorie vormen voor het hedendaagse geweld dat hen in Guatamala dagelijks wordt aangedaan. Of zoiets – het is enigszins onduidelijk wat Bustamante met dit dromerige drama wil zeggen. De film mist diepgang en moet het vooral hebben van de mooie beelden. In die zin weet hij zijn eerdere (en betere) films Ixcanul (2015) en La Llorona (2019) niet te evenaren.

The Rule of Jenny Penn

The Rule of Jenny Penn, het nieuwste wapenfeit van James Ashcroft (Black Sheep, 2006) speelt zich eveneens af op een plek waar de bewoners zich opgesloten voelen: een Nieuw-Zeelands bejaardencentrum. Oud-rechter Stefan Mortensen (Geoffrey Rush) komt daar tegen wil en dank terecht na een hersenbloeding. Meteen verschijnt een kwelgeest aan zijn bed met een pop aan zijn hand. John Lithgow speelt Dave Crealy, een onvervalste psychopaat die zich ten doel heeft gesteld Mortensen het leven volledig zuur te maken.

Het spel van Lithgow, die een carrière maakte van het spelen van bad guys (van Blow Out tot Dexter), is de voornaamste troef van The Rule of Jenny Penn. Crealy oogt tegelijk pathetisch en angstwekkend, en dat is goeddeels aan Lithgows maniakale spel toe te schrijven. Het nadeel van deze acteertriomf van de boomlange acteur is dat hij als Crealy alle aandacht naar zich toetrekt en daarmee Rush overschaduwt. Maar het geschmier van Lithgow blijft tot het bittere einde onweerstaanbaar.

Er zijn meer makers die zich nadrukkelijk bezighouden met hoe de winters van hun levens eruit zouden kunnen zien. Ook A Mother’s Embrace (Abraço de mãe) van Cristian Ponce speelt zich af in een bejaardentehuis. Ponce won met zijn geniale Historia de lo oculto in 2021 de Zwarte Tulp op Imagine, de inmiddels hernoemde hoofdprijs van het festival. Die eerdere film speelde zich af in Buenos Aires in 1987 en draaide om een man die tijdens een televisie-uitzending beweert over bovennatuurlijke krachten te beschikken. Met A Mother’s Embrace duikt Ponce opnieuw in het verleden, ditmaal het Rio de Janeiro van 1996.

A Mother’s Embrace

Er is een flinke storm op komst en brandweervrouw Ana (Marjorie Estiano) krijgt een melding over een bejaardentehuis dat op het punt van instorten staat. Maar als Ana en twee collega’s zich daar melden, krijgen ze van een medewerker te horen dat niemand de brandweer heeft gebeld. Binnen treft Ana’s collega evenwel grote scheuren in de wanden.

Net als in zijn vorige film bouwt Ponce de spanning weer op vernuftige wijze op, al maakt hij de kijker vrijwel van meet af aan duidelijk maakt dat deze film misschien wel over de machinaties van de duivel gaat. Zo begint A Mother’s Embrace met een soort Lynchiaanse openingsscène waarin een droom transformeert tot een nachtmerrie. Aan het einde van de film begrijp je dat die droom een weerspiegeling is van Ana’s trauma. En dat Ponce’s nieuwe film misschien wel gaat over het voorkomen van intergenerationeel trauma. Buiten kijf staat dat de cineast met zijn films meer wil dan de kijker angst aanjagen.

Je zou hetzelfde kunnen stellen over Párvulos van Mexicaan Isaas Ezban. Net als Ponce gebruikt hij een subgenre van horror – de zombiefilm – om iets wezenlijks te vertellen over de soms onbestendige band tussen ouders en hun kinderen. Het resultaat is de sterkste titel uit de competitie. De horror speelt zich af na een desastreus verlopen pandemie. Drie jongens zijn met hun ouders gevlucht naar de wildernis. Vader en moeder zijn echter in geen velden of wegen meer te bekennen en voedsel is schaars. Dus jaagt het trio op zwerfhonden. Of eigenlijk op alles wat beweegt.

Ezban laat zijn jonge personages bloederige handelingen verrichten – ze slachten dieren en vechten met zombies – zoals je dat niet vaak ziet in horrorfilms. Dat kinderperspectief werkt sowieso verfrissend. Dat biedt tussen de naargeestige scènes door ook ruimte voor humor, slapstick en momenten van tederheid. Het is knap hoe Ezban al die zaken in zijn film weet te balanceren. Je zou Párvulos in die zin (en dat bedoel ik als een compliment) kunnen omschrijven als een arthousevariant van The Walking Dead.

Zero

Elke competitie heeft wat vreemde eenden in de bijt of onverwachte uitsmijters. Filmmakers die het medium vernieuwen. Zero is daarvan een prachtig voorbeeld. De thriller begint in Dakar, waar een Amerikaan met een bomgordel om zijn middel wakker wordt in een stadsbus. Hij krijgt een telefoon in zijn handen gedrukt die begint te rinkelen. Een geheimzinnige man (met de stem van de immer idiosyncratische Willem Dafoe) geeft hem een missie. En weigeren is geen optie.

Wat volgt is een hilarische achtbaanrit door de Ghanese metropool. Qua esthetiek en energie heeft Zero net als bijvoorbeeld Hardcore Henry (2015) wel wat weg van een videogame. En de Congolese filmmaker Jean Luc Herbulot geeft de kijker het idee dat het spel – of de plot – bij elk nieuw level alle kanten uit kan. In het venijnige staartje van de film verandert de satire op knappe wijze eventjes in een tragedie.

Wat er gebeurt als je een filmmaker carte blanche geeft is naast Zero ook te zien in Escape from the 21st Century (Cong 21 shi ji an quan che li) van Chinees Yang Li. Het is moeilijk om dit sciencefictionepos in een paar zinnen te vatten, maar hij draait om twee vrienden die ontdekken dat ze door te niezen voor- en achteruit in de tijd kunnen reizen.

Li’s geesteskind leunt net als het eerder genoemde Things Will Be Different op complexe verhaallijnen. Daarnaast speelt Li ook met genres en vormen: live-action scènes transformeren halverwege in animatie; de dynamische montage resulteert in een wervelwind aan beelden. Het resultaat is intense tijdreiscinema, maar wel voor de fijnproever.


Imagine Fantastic Film Festival | 24 oktober t/m 3 november 2024 | Lab111 & De Filmhallen, Amsterdam | Alle genoemde films zijn te zien op het festival. Azrael draait daarnaast vanaf 7 november 2024 in de bioscoop.