Duidelijk #1

Spiegelpaleis

There Will Be Blood

Eindscènes maken alles duidelijk, of juist niet. Deze maand bespreekt Mike Naafs het einde van There Will Be Blood.

I’m finished!” Dat is duidelijk, maar waarmee? Daniel Plainview heeft aan het eind van There Will Be Blood net zijn Nemesis uit de weg geruimd, dus is hij daarom klaar? Is het werk af? Of was Eli slechts een concurrent in de handel, één uit die inmiddels oneindige stroom van oliemannen en goudzoekers, maar wel diegene die dermate geliefd was in zijn gemeenschap dat de ondergang van Plainview nu totaal is? En was die ondergang eigenlijk al niet eerder begonnen, op het moment dat hij in dat huis ging zitten en niet meer op de velden stond? Zoals hij zelf al zei: als ik eenmaal miljonair ben, wat doe ik dan met mezelf?

Ik begin. Op deze plek in de krant zal de komende tijd over eindscènes gesproken worden. Waarom? Omdat eindscènes alles duidelijk maken, of niet, omdat dan het kijken ophoudt en de herinnering begint, omdat het ergens op moet houden. “I’m finished!” En waar beter beginnen dan bij het einde van Daniel Plainview? Vooral ook omdat het zo dubbelzinnig is ten opzichte van al die andere eindes van Grote Mannen. Charles Foster Kane kwijnt ook weg in zijn huis maar die film eindigt wel met een oplossing. Oh, dat is Rosebud. Een slee! Daar wordt het duidelijk, net zoals in Orson Welles’ The Lady from Shanghai dat letterlijk in een spiegelpaleis eindigt, maar het nergens is. Michael O’Hara is vrij en geeft ons nog een boodschap mee. Duidelijk. Sam ‘Ace’ Rothstein in Casino (1995) wordt opgeblazen, tragisch, maar dat wisten we al, want we hadden het eerder gezien, het is het gevaar van het leven dat hij leidt, net zoals het einde van Travis Bickle. Heel duidelijk. Poefpoef. I am dead. Met de dood van de hoofdpersoon verdwijnt de film. Het ideale einde in veel gevallen. Mooi rond is niet lelijk.

Een natuurlijke reactie van een verhalenverteller: de eindjes aan elkaar knopen. Maar er is natuurlijk meer, veel meer. Een einde kan abrupt zijn, alsof je wordt weggetrokken uit de wereld, zoals in Le temps du loup van Michael Haneke, een einde kan blij en vrolijk zijn, zoals in Gone with the Wind, komt het toch allemaal nog goed, een einde kan symbolisch zijn, een einde kan kort zijn, één beeld, een einde kan lang zijn, zoals de 25 minuten van The Wayward Cloud, een einde kan dicht zijn, als een slot, een einde kan open zijn.

Als de geschiedenis van eindscènes een kast is, volgepropt met fragmenten, dan is het nu tijd om daar planken en laden in te maken. Daniel Plainview komt te liggen in de lade spiegelpaleiseinde, alles verwijst naar elkaar zonder dat je het origineel nog kan vinden. Want There Will Be Blood ís in zijn volledige lengte een spiegelpaleis, je kan tot Sint Juttemis napraten over deze film, zonder ooit dichterbij te komen. In tegenstelling tot Paul Thomas Andersons Magnolia is het opzettelijk open, onduidelijk, tot het einde aan toe, als de titels voor de tweede keer verschijnen, letterlijk bevestigend wat we gezien hebben, dat bloed zal vloeien, maar tegelijkertijd figuurlijk afvragend of Plainview ooit nog wel ergens bloedverwanten zal tegenkomen. Zijn broer was het niet, de zoon was het niet, maar wie dan wel? Waar stroomt zijn bloed heen als hij er niet meer is? Is het einde het einde of slechts een nieuw begin? I’m finished.


Volgende maand: het exploderende einde.

Geschreven door Mike Naafs