Boeken: Humour and Irony in Dutch Post-War Fiction Film

Lachen, gieren, brullen om de Nederlandse film

Plan C

Een ambitieus boek over Nederlandse kome­dies wil een eind maken aan de beperkte academische aandacht voor de Nederlandse film.

In de inleiding bij zijn omvangrijke Humour and Irony in Dutch Post-War Fiction Film stelt Peter Verstraten dat er op academisch gebied te weinig aandacht is voor de Nederlandse film. Die wordt meestal weggestopt, bijvoorbeeld in een blokje over literatuurverfilmingen bij de studie Literatuurwetenschap. Het boek is zowel een poging dit recht te zetten als een mogelijk begin van de academische discipline ‘De Nederlandse Cinema’.

Verstraten somt een aantal boeken op die aan Nederlandse films zijn gewijd en wijst vervolgens op hun tekortkomingen: te journalistiek, te weinig gericht op filmanalyse of te historisch. Wat Verstraten, als universitair docent film- en literatuurwetenschap verbonden aan de Universiteit van Leiden, daartegenover stelt is ambitieus. Zijn 410 pagina’s tellende studie — inclusief notenapparaat en index — is te karakteriseren als een taxonomie van een deelgebied van de Nederlandse speelfilm. Verstraten beperkt zich namelijk tot wat je voor het gemak als komedie zou kunnen omschrijven.

Komedie om geld

Hoewel zijn titel aangeeft dat het om naoorlogse films gaat, smokkelt hij de vooroorlogse film Komedie om geld (1936) zijn boek in — vooral vanwege het eerste woord uit de titel zou je denken. Verstraten deelt zijn corpus humoristische films op in een flink aantal subcategorieën. Over die indeling heeft hij goed nagedacht. Op de eerste twee hoofdstukken na gaat het van wat je als milde humor zou kunnen karakteriseren (Fanfare, 1958), via het absurdisme van Alex van Warmerdam naar wat Verstraten het ‘groteske’ noemt en waar hij films als Plan C (2012) en De vierde man (1983) toe rekent.

In totaal zijn er zes hoofdstukken, die elk gewijd zijn aan een bepaald type humor: van ironie tot camp, en van ‘neurotische’ romances tot zwarte humor. Daarin bespreekt hij films die elk weer een aspect illustreren van het type humor dat hij aan de orde stelt. In het hoofdstuk over camp gaat het onder andere over De tranen van Maria Machita (1991), Ja zuster, nee zuster (2002) en Chez Nous (2013). Maar ook Flodder (1986-98) en New Kids Turbo (2010), Spetters (1980) en Simon (2004) of Rent-a-Friend (2000) en Bro’s Before Ho’s (2013) komen langs. Verstraten geeft zijn filmanalyses ‘humoristische’ titels mee. Daar begeeft hij zich op glad ijs, want hoe leuk is het om De jurk (1996) en Grimm (2003) als ‘middle-of-the-road absurdism’ te betitelen of Zusje (1995) als ‘The brother with a movie camera’?

Flodder 3

Soms leiden al die subcategorieën tot conceptuele verwarring. Op zich is het juist om Paul Ruvens afstudeerfilm De tranen van Maria Machita te vergelijken met de geheel gezongen musicals (zoals Les parapluies de Cherbourg, 1964) van Jacques Demy, maar dit doen binnen het hoofdstuk over camp suggereert dat de films van Demy camp zijn – een misvatting.

Dat is een klein bezwaar vergeleken met een grote bedenking die je tegen het héle boek kunt hebben. Die is van methodologische aard. Hoe nuttig is het om eerst tientallen films te selecteren die grappig, ironisch, sarcastisch of zwart-komisch zijn en vervolgens quasi-verbaasd vast te stellen dát de films die zijn uitgekozen op een of andere manier humoristisch zijn, om dan omstandig uit te leggen op welke wijze ze dat zijn.

Verder is het altijd lastig te omschrijven wat humor nou eigenlijk is. Verstraten valt terug op een aantal klassieke theorieën, waaronder die van Freud en de filosoof Bergson. Hij noemt Huizinga’s Homo ludens, maar zegt vreemd genoeg niets over de meer recente en in wetenschappelijke kringen breed omarmde benign violation theory van humor. Een gemiste kans.

Het levert al met al een boek op dat vanwege zijn ambitie bewondering oproept, maar ook vaak frustreert. Op elke bladzijde staat wel iets voor de hand liggends of overbodigs (want waarom uitleggen wie Freek de Jonge is?). Uiteindelijk is het Verstratens verdienste dat je ondanks alles het boek toch steeds weer oppakt.


Humour and Irony in Dutch Post-War Fiction Film, Peter Verstraten | 2016, Amsterdam University Press | 410 pagina’s | €99,00 of gratis via oapen.org/search?identifier=605038