Women Talking

Gesprekken over blijven of vertrekken

Women Talking. Foto: Michael Gibson

In het voor twee Oscars genomineerde Women Talking tracht een groep vrouwen in een mennonietengemeenschap een antwoord te formuleren op het onrecht dat hen is aangedaan door mannen.

Taal is zo veel meer dan een middel om ons te uiten. Het is een systeem dat ook zelf betekenis oplegt, dat kaders oplegt aan de waarneming en het voorstellingsvermogen. Dat betekent ook dat zolang de mannelijke vorm in een taal dominant is en de vrouwelijke vorm daarvan een afgeleide, een samenleving nooit gelijkwaardig kan zijn. En dat als mannen de definitie van woorden bepalen en vastleggen in wetteksten, de integriteit van een vrouwenlichaam door die wetten nooit gewaarborgd kan worden.

In Women Talking, de nieuwe film van Sarah Polley, zijn dat soort vraagstukken rond taal constant aanwezig. Waaronder het besef dat de vrouwen die spreken dat doen binnen een door mannen ontworpen constructie, die voor hen daarom misschien wel fundamenteel ontoereikend is.

De vrouwen in Women Talking (gebaseerd op het gelijknamige boek van Miriam Toew) overkomt iets waar ze geen woorden voor hebben: nachtelijke aanvallen door de mannen van hun mennonietengemeenschap. Die aanvallen toont de film niet. Wel de sporen ervan. Blauwe plekken op dijen, bebloede onderjurken, een opbollende buik.

Vastleggen
Terwijl de mannen de aanvallen definiëren als het werk van de duivel of verbeelding, voelen de vrouwen het onrecht dat hen is aangedaan in hun lichaam en zoeken ze naar hun eigen woorden, standpunten en beslissingen.

Ze formuleren drie opties: niets doen, blijven en vechten, of weggaan. Na een rudimentaire stemprocedure blijven de laatste twee opties over en verzamelt een aantal van hen (gespeeld door onder anderen Rooney Mara, Claire Foy en Jessie Buckley) zich op de hooizolder om tot een besluit te komen. De enige man die ze in hun midden toelaten is een zachtmoedige leraar (Ben Whishaw), die de notulen maakt. Hoewel de vrouwen zelf analfabeet zijn, begrijpen ze het belang van het vastleggen van hun woorden. Want hoe vaak zijn vrouwen niet in de witregels van de geschiedschrijving verdwenen?

Sarah Polley rolde als vijfjarige de filmwereld in en groeide in de jaren tachtig uit tot een kindster. Een ervaring die ze recent beschreef in haar memoires Run Towards the Danger. Daarin schrijft ze ook over het seksueel misbruik waarmee ze te maken kreeg als tiener. En over de onvoorspelbare manier waarop haar geheugen omging met die gebeurtenis, en waarom vrouwen die zich uitspreken juist wel geloofwaardig zijn wanneer hun gedrag grillig is, hun verhalen inconsistent zijn en hun geheugen gaten vertoont. Omdat een mensenbrein nu eenmaal geen onfeilbare machine is, zeker niet in een traumatische situatie.

Het geheugen is een terugkerend thema in Polley’s werk als filmmaker. Haar regiedebuut Away from Her (2006) draait om een vrouw met Alzheimer. In Stories We Tell (2012) ploos ze op intrigerende wijze haar eigen familiegeschiedenis uit. Haar werk gaat over de verhalen die we zijn en waar die uit bestaan. Over de onbetrouwbaarheid van herinneringen en hoe dat ze niet per definitie minder waarachtig maakt. Dat er tien verhalen kunnen zijn over één gebeurtenis, die allemaal even waar zijn.

Kameraadschap
Dat is ook wat Women Talking laat zien. Wat deze vrouwen is overkomen, is wellicht identiek, maar de manier waarop ze die ervaring bij zich dragen verschilt. Op momenten leidt dat tot onderling onbegrip. Maar meer dan conflict toont Polley hun kameraadschap. Hoe de vrouwen naar elkaar luisteren, zich rond elkaar vouwen om troost te bieden. Zelden is er slechts één vrouw in beeld. Een opvallend contrast met een reeks close-ups van de jongens in de gemeenschap, waarboven de vraag hangt hoe diep de rolpatronen bij hen al zijn geïnternaliseerd.

Die vraag stellen de vrouwen zichzelf ook. Wie ze zullen zijn, mochten ze besluiten de gemeenschap te verlaten. Wie ze wíllen zijn. De manier waarop Polley en cameramens Luc Montpellier vrijwel alle kleur uit de beelden trekken, onderstreept de visuele echo’s van de zwart-witfoto’s van Larry Towells boek The Mennonites, waardoor Polley zich liet inspireren. De uitgestrekte sojavelden en spelende kinderen, de strikte scheidingslijn tussen mannen en vrouwen. Maar het is ook een verbeelding van hoe het zicht van deze vrouwen op de wereld wordt beperkt. Dat is de revolutie die zich in de film voltrekt. Hoe zij de taal naar zich toe trekken, zich de woorden eigen maken en zo langzaam de contouren uittekenen van de wereld waarin ze leven, maar vooral die waarin ze willen leven.