The Terminal

Forrest Gumpski

The Terminal

In The Terminal strandt Tom Hanks als staatloos Oost-Europeaan op een Amerikaans vliegveld. Steven Spielberg gaat kritiek op het vreemdelingenbeleid van de VS omzichtig uit de weg. Zijn luchthaven is een sprookjesachtige microcosmos waar de Amerikaanse Droom nog volop leeft.

Steven Spielberg weet heel goed dat de mens in staat is tot wandaden. In Schindler’s List, A.I. en Minority Report toonde Spielberg, indringend zoals alleen een visuele grootmeester als hij het kan tonen, tot welke gruwelen overheden en fanatieke groeperingen overgaan, wanneer ze zich laten leiden door een waanidee.

Het uitgangspunt van The Terminal leent zich voor een vergelijkbare kritische benadering. De film gaat over de Oost-Europese reiziger Viktor Navorski (Tom Hanks), die tijdens zijn vlucht naar Amerika staatloos wordt door een staatsgreep in zijn fictieve landje Krakozië. Zonder paspoort mag hij Amerika niet in of uit, wat hem dwingt tot een langdurig verblijf op vliegveld JFK bij New York.

Het verhaal van Navorski is gebaseerd op de waargebeurde, en inmiddels overal breed uitgemeten lotgevallen van de Iraanse asielzoeker Merhan Karimi Nasseri, die sinds 1988 op het Parijse vliegveld Charles de Gaulle bivakkeert omdat de autoriteiten hem niet willen helpen aan de juiste reispapieren. Voor Spielberg en de zijnen is de geschiedenis van Nasseri niet meer dan een anekdote, te verwerken tot een voor iedereen verteerbare brok Hollywood-kost.

Scherpslijpers
Heel even vangen we een glimp op van de dagelijkse ellende van niet-westerse reizigers, als Spielberg een voormalige Sovjet-burger opvoert die een tussenstop moet maken in Amerika met medicijnen voor zijn zieke vader. De bureaucratische scherpslijpers van de douane nemen de medicijnen in beslag omdat de benodigde doorvoerpapieren ontbreken.

Het buitensporige geweld dat de uniformdragers aanwenden om de wanhopige reiziger in bedwang te houden strookt beter met de werkelijke omgangsvormen van de United States Customs and Border Protection, dan de hoffelijkheid en welwillendheid waarmee ze Viktor Navorski tegemoet treden. Alsof de filmmakers zelf schrokken van de realistische heftigheid van de medicijnenscène laten ze Navorski olijk tussenbeide komen als tolk. Met een onwaarschijnlijk trucje zorgt deze dat zijn taalgenoot de medicijnen toch mag uitvoeren. Na dit voorval groeit Navorski op het vliegveld uit tot een lokale held. Alleen de streberige beveiligingschef Frank Dixon (Stanley Tucci) is er niet blij mee, en zit vreselijk in zijn maag met de ongenode gast.

Ondanks Dixons tegenwerking slaat de naïeve Viktor Navorski – die net zo goed Forrest Gumpski had kunnen heten – zich goedgemutst door zijn absurde situatie heen. Hij raakt bevriend met lieden van verschillende nationaliteiten en vindt werk bij mensen die zijn inzet waarderen. En omdat The Terminal in wezen een suikerzoet sprookje is wint hij ook de liefde van een knappe stewardess (Catherine Zeta-Jones) die valt voor Navorski’s puurheid. In een op zich best vermakelijke reeks droogkomische confrontaties met de plaatselijke mores eist Gumpski zijn plaats op in het besloten universum van de luchthaven, door trouw te blijven aan zichzelf. De Amerikaanse Droom, zo houdt Spielberg de kijker voor, valt ook na te jagen zonder een voet te zetten op Amerikaans grondgebied. Het is de vraag of de rest van de wereld op die boodschap zit te wachten.