The Social Network
500 miljoen vijanden
Met The Social Network vertelt David Fincher de ontstaansgeschiedenis en het megasucces van netwerksite Facebook. Maar de film is vooral een fictieve karakterstudie van oprichter en programmeur Mark Zuckerberg: een onzekere nerd en een arrogante kwal. Facebook is Fight Club op wereldschaal.
In de openingsscène van The Social Network lijkt het er even op dat scenarist Aaron Sorkin (schrijver van The American President, 1995, Charlie Wilson’s War, 2007, en vooral tv-serie The West Wing, 1999–2006) de overhand heeft in de samenwerking met regisseur David Fincher. Dat gevoel verdwijnt: de film blijkt een meesterlijke samenwerking, waarin de messcherpe dialogen van Sorkin naadloos zijn ingepast in Finchers steeds volwassener gevoel voor stijl. Maar we beginnen even op zijn Sorkins: met een uitgebreide dialoog tussen een jongen en een meisje in een drukke kroeg, gevat in één overzichtsshot en twee over-de-schouder-beelden van beide sprekers.
Mark Zuckerberg (Jesse Eisenberg) en zijn vriendin Erica (Rooney Mara) spreken over final clubs, de exclusieve universiteitsbroederschappen waartoe Mark maar geen toegang weet te krijgen. Hun dialoog schiet alle kanten op, ze praten vaak langs elkaar heen om af en toe toch weer op elkaar te reageren, al is dat soms op dingen die drie heen-en-weertjes eerder werden gezegd. “Soms zeg je twee dingen tegelijk en weet ik niet op welke ik me moet richten”, verontschuldigt Erica zich zelfs expliciet.
Wat begint als een opgewekt onderonsje tussen vriend en vriendin, verschuift binnen enkele minuten naar iets grimmigers. Erica beschuldigt Mark ervan geobsedeerd te zijn door de clubs. “Er is een verschil tussen obsessie en gemotiveerd zijn”, weerlegt hij. Een bits “inderdaad” is haar enige reactie. En dan maakt ze het uit, compleet met het cliché over vrienden blijven. “Ik wil geen vrienden zijn”, klaagt Mark. Erica is het tegen die tijd gewoon zat en gaat voor de botte aanpak: “Ik probeerde gewoon beleefd te zijn. Geen haar op mijn hoofd die eraan denkt je vriend te zijn.”
Dronkemansgrap
Te zeggen dat in dit gesprek de geboorte van Facebook ligt, is te kort door de bocht; daarvoor kent de ontstaansgeschiedenis van de netwerksite die het sociale leven voorgoed veranderde te veel vertakkingen en intriges, zoals Finchers film in de volgende twee uur zal tonen. Maar het is wel de bedding waarin de hele verrotte boel bij wonderkind-programmeur Mark kan gaan gisten. De ruzie is in het najaar van 2003, waar de film begint, de directe aanleiding voor Marks dronkemansgrap facemash.com, waar foto’s van de vrouwelijke Harvard-populatie vergeleken en gekeurd kunnen worden. Die al snel leidt naar de tweelingbroers Tyler en Cameron Winklevoss (dankzij naadloze digitale trucage beiden gespeeld door Armie Hammer), roeikampioenen en rijkeluiszoons, die Zuckerberg inschakelen voor het programmeren van hun netwerksite harvardconnection.com. Dit brengt hem ertoe thefacebook.com te beginnen. Wat hem een instant-ster op de campus maakt en als dat lidwoordje eenmaal verwijderd is tot nog veel grotere hoogten stuwt.
Overigens maakt de film er nergens aanspraak op het werkelijke verhaal te vertellen; hier geen mededeling ‘gebaseerd op ware gebeurtenissen’ aan het begin. Integendeel: The Social Network is nadrukkelijk een verteld verhaal, met door elkaar lopende perspectieven op de gang van zaken. Wanneer we na een minuut of tien voor het eerst naar de twee rechtszaken in het heden schakelen, waarbinnen de raamvertelling zich blijkt af te spelen, is het eerste dat we Zuckerberg horen zeggen: “Zo is het niet gebeurd.”
Het grootste deel van de film wordt vanaf dat moment verteld via de getuigenissen van de betrokkenen in de twee zaken. De gebroeders Winklevoss beschuldigen Zuckerberg ervan het idee voor Facebook van hen te hebben gestolen. En Zuckerbergs voormalig beste vriend Eduardo Saverin (Andrew Garfield), die het originele startkapitaal voor de onderneming leverde, stelt dat hem miljoenen door de neus zijn geboord bij een misleidende aandelenuitgifte. Zuckerberg verschuilt zich tijdens de hoorzittingen voornamelijk achter bijdehante wedervragen of simpel zwijgen. Het paradoxale beeld dat de film opbouwt van de arrogante kwal die wordt gedreven door een verlammende sociale onzekerheid (met ingetogen agressie neergezet door Eisenberg) ligt dus voornamelijk in de ogen van hen die over hem spreken.
Spellingchecker
Het commentaar dat de film geeft op de netwerkmaatschappij ligt er soms dik bovenop – “alsof elke gedachte die jouw hoofd invalt zo briljant is dat je niet anders kan dan hem online gooien”, bijt Erica Mark tijdens een ruzie toe. Maar vaker zit het in kleine details. Het megasucces van Facebook wordt subtiel benadrukt wanneer Zuckerberg het woord Facebook voor het eerst gebruikt op zijn blog: de spellingchecker zet er in 2003 nog een rood kringelstreepje onder. Dat zou nu niet meer gebeuren.
Maar wat de film vooral toont is dat de achterliggende logica van de sociale-netwerksite niet uit de lucht kwam vallen, maar intrinsiek verbonden is aan de sociale structuur van de prestigieuze Amerikaanse universiteiten – en met name Harvard, de plek waar het idee en het systeem werden ontwikkeld. Zuckerberg stelt het ergens letterlijk: “We nemen de complete sociale ervaring van het studentenleven en gooien die online.” En dus staat exclusiviteit voor de organisatie van Facebook centraal: alleen Harvard-studenten hebben in beginsel toegang en dan nog enkel met een uitnodiging van een bestaand lid. Daar ergens valt het kwartje: Facebook is Fight Club (1999) op wereldschaal.
Ook alle offline afspraken in The Social Network komen tot stand via het informele ons-kent-ons-circuit dat Harvard al eeuwenlang in stand houdt. De gebroeders Winklevoss kunnen via hun vader bij de decaan terecht en het sociale leven van de gemiddelde student wordt bepaald door de decadente onderonsjes van de studentenverenigingen. Meer nog dan het digitale sociale netwerk van Facebook verwijst de titel van de film naar die onderlinge relaties, en juist Zuckerberg ligt daar volledig buiten – tot hij met Facebook komt. Dan worden de sollicitatieprocedures voor zijn snel groeiende bedrijf ineens georganiseerd als de nerd-versie van een ontgroening, met programmeerraces en exorbitante hoeveelheden drank.
Onverdeelde aandacht
Zoals gezegd is de stijl op het eerste gezicht terughoudend, zeker voor een film van David Fincher. Waar zijn vroege films Se7en (1995), Fight Club (1999) en Panic Room (2002) vooral op een opvallende beeldtaal leunden, zet The Social Network na de misstap The Curious Case of Benjamin Button (2008) de evenwichtigere lijn van meesterwerk Zodiac (2007) door. Zeker in het begin van de film zijn het vooral de montage en geluidsmix die indruk maken: na de lang uitgesponnen dialoog voor de credits wordt het ontstaansproces van Facebook weergegeven in korte flitsen vol overlappende dialogen en een stuwende soundtrack. Scènes in maximaal 140 Twitter-tekens, zou je kunnen zeggen.
In de loop van de film gaat ook een tweede stijlelement opvallen: een spel met de focus. Toppunt hiervan is een roeiscène, waarin de gebroeders Winklevoss zich fysiek kunnen uitleven. Slechts kleine delen van het scherm zijn in focus, en de hard van voor naar achter schuivende atleten glijden heen en weer van scherp naar wazig. Ook elders wordt de techniek toegepast, op minder opvallende manieren. Erica’s opmerking in de openingsscène over Marks neiging meerdere dingen tegelijk te zeggen hint al naar de achterliggende gedachte; in een van de hoorzittingen wordt het nog directer verwoord: “Meneer Zuckerberg, heb ik uw onverdeelde aandacht?”, vraagt de advocaat van zijn tegenpartij. “Nee”, antwoord Zuckerberg. “U hebt slechts een deel van mijn aandacht. De minimumhoeveelheid.” Zoals niets en niemand vanaf nu meer onze onverdeelde aandacht kan hebben, met dank aan Zuckerberg.