THE AVIATOR
Knettergek in Hollywood
Excentrieke personages leveren niet automatisch interessante films op. Martin Scorseses The aviator geeft geen intrigerend beeld van Hollywoodproducent Howard Hughes. Ligt het aan het scenario of aan Hughes?
Je hebt scenaristen met een kroontjespen en met een vork. Jay Cocks schreef voor Scorsese de subtiele, bijna antropologische studie The age of innocence en het uit zijn voegen barstende epos Gangs of New York. Beide films laten zien dat Cocks een tijdperk tot leven kan wekken. Hij bewees dat recent ook met De-lovely, de innemende muzikale biografie van Cole Porter. Hoe zou The aviator er hebben uitgezien met een scenario van Cocks? Vrijwel zeker beter dan de film nu is. Wie kwam op het onzalige idee om John Logan het scenario van de film te laten schrijven? Het sloot op voorhand een subtiele film uit, want Logan kennen we van de scripts van Gladiator, The last samurai en Star trek: Nemesis. Er kan veel over deze films worden beweerd, maar niet dat het subtiele meesterwerkjes zijn. Het met een vork geschreven script van The aviator zette Scorsese voor een onmogelijke taak.
Wie een biopic over Howard Hughes (1905-1976) maakt, staat voor het probleem dat de man zo’n bizarre persoonlijkheid was, dat we moeite hebben ons ermee verbonden te voelen. Hughes excentriek noemen, gebeurt bij gebrek aan een beter woord. Excentriek klinkt te charmant, want Hughes was in zijn latere leven knettergek. Hij stierf als een kluizenaar, die zijn urine in potten bewaarde en vervuild over de grond kroop. Geen leuk personage voor filmentertainment? Logan en Scorsese zoeken de oplossing in het presenteren van Hughes als het prototype van de Amerikaanse held, die aan megalomane ambities ten onder gaat. Het lukt niet, want we voelen dat de poging wringt met Hughes’ gestoorde persoonlijkheid. Er ligt een onoverbrugbare kloof tussen de werkelijkheid en het geromantiseerde beeld.
Vrouwenjager
Hughes was de ultieme verpersoonlijking van het credo dat met geld alles te koop is. Hij was geen selfmade man, maar erfde een groot familiefortuin, dat hij gebruikte voor twee grote hobbies: film en vliegtuigen. In Hollywood creëerde hij zijn eigen roem door alles en iedereen te kopen. Hij was een vrouwenjager, die actrices, die bij voorkeur grote borsten moeten hebben, rollen gaf in ruil voor diensten in bed. Relaties had hij onder meer met Katharine Hepburn, Jean Harlow en Ava Gardner. In 1930 maakte hij naam met Hell’s angels, die hij financierde, regisseerde en produceerde. Tot aan 1957 produceerde hij ruim vijfentwintig films, waarvan de meeste in de vuilnisbak van de filmgeschiedenis zijn beland. Credits verdient hij voor Lewis Milestones The front page en Howard Hawks Scarface. Dat hij met vrijwel iedereen ruzie kreeg, past bij het beeld van een tiran, die geen tegenspraak duldde.
In The aviator krijgen we nooit het gevoel dat we doordringen tot Hughes’ bizarre persoonlijkheid. De film stelt zich tevreden met het opdissen van spectaculaire feiten. Dat borsten-fetisjist Hughes de push-up bh uitvond, ontbreekt natuurlijk niet. Dat de kijker niet wegzakt in verveling, is te danken aan de acteurs. Leonardo DiCaprio (brylcream, snorretje) voldoet als Hughes, maar Cate Blanchett steelt de show als perfecte kopie van Katharine Hepburn ("There’s too much Howard Hughes in Howard Hughes. That’s the trouble"). Kate Beckinsale is geestig als Ava Gardner ("I’m not one of your teenage hoars"), die erachter komt dat de paranoïde Hughes microfoons onder haar bed liet installeren. Als Hughes ergens het symbool van is, dan is het de geperverteerde Amerikaanse Droom. Daarover had The aviator moeten gaan.
Jos van der Burg