Sieranevada
Wat moeten en kunnen we geloven
Meester van de mise-en-scène Cristi Puiu toont in Sieranevada, te zien op het IFFR, een familiebijeenkomst waar iedereen kiest wat hij gelooft — ook als men weet dat het niet waar is. We kijken mee door de nieuwsgierige ogen van de overleden vader.
Het zijn eigenlijk twee films. In de eerste zien we, uitgesponnen maar meeslepend, mensen bijeenkomen vanwege het overlijden van de vader van wat de hoofdpersoon lijkt te zijn — al krijgen de vele personages allemaal aandacht. De maaltijd moet wachten op een vertraagde priester, terwijl iedereen, in een geweldige mise-en-scène, hongerig heen en weer loopt door het bescheiden appartement van de verse weduwe, de kamers verbonden door een centraal halletje. Het acteren is volstrekt geloofwaardig en naturalistisch, zoals we kennen van regisseur Cristi Puiu (The Death of Mr. Lazarescu, 2005; Aurora, 2010) en de Nieuwe Roemeense Cinema.
Er komen thema’s bovendrijven. Wantrouwen is er één: dat geldt elkaar en het geldt de politiek, toen en nu, met een neef die bevangen is door samenzweringstheorieën (9/11, Charlie Hebdo). Een wantrouwen dat des te triester is, omdat het iedereen zo vertrouwd lijkt. Net als de continue wederzijdse ergernissen, zo ingesleten dat de aanwezigen er soms zelf door in de lach schieten — bij vlagen is Sieranevada ook echt grappig. Het geheel vormt ondertussen regelmatig een spiegel voor Roemenië en Europa, met name in de sterke gesprekken over wat we moeten en kunnen geloven van wat officiële media en regeringen beweren; en waarvoor we, ook binnen families, kiezen te geloven of waarvan we doen alsof dat zo is, ook al weet iedereen dat wij ook wel weten dat het een leugen is.
Dat is film één. Film twee ligt daarbovenop. Want de camera in Sieranevada is overduidelijk iemand. Zo wordt de openingsscène, waarin de hoofdpersoon met zijn auto een straat blokkeert, gefilmd vanachter een geparkeerde auto, waarvan het dak het onderste deel van het scherm inneemt. Zo kadreer je niet. Maar zo sta je wel, als onopgemerkte toeschouwer. En zo staat de camera ook in het appartement — niet schuddend, niet glurend vanuit een verborgen positie, maar midden in de kamers, vanaf een vast punt nieuwsgierig meedraaiend met personages. En: soms net om het hoekje, zodat iemand die spreekt net buiten beeld valt. Zo kadreer je niet. Maar zo sta je wel.
En die iemand kan alleen de overleden vader zijn. En dus gaat de film opeens ook over hem: wat ziet hij, wat hoort hij? Bijvoorbeeld: dat ondanks de rituele bijeenkomst voor zijn nagedachtenis niemand het echt over hem heeft. En: waarop richt hij zijn aandacht? Dat we vooral de ene zoon volgen, is de keuze van de vader — want die is de camera. In hem is hij kennelijk het meest geïnteresseerd. Wat de prachtige, meerduidige monoloog van de zoon over de vader, onwetend dat die onzichtbaar aanwezig is, des te ontroerender maakt.
PS: De titel slaat nergens op en is door Puiu expres verkeerd gespeld om internationaal onvertaalbaar en dus onveranderbaar te zijn.