Jacquot de Nantes

De wording van een cineast

Jacquot de Nantes

De volgorde van de credits van Jacquot de Nantes is zeer ongebruikelijk. De film opent met iets waar andere films mee eindigen: een overzicht van de gebruikte muziek. Na enkele beelden van de hoofdpersoon volgt dan de volledige lijst van medewerkers, ook iets dat normaliter voor het slot wordt gereserveerd. Gevolg is dat na afloop nog slechts één tekst over het doek glijdt: het lijstje films van Jacques Demy waarvan in de voorgaande film fragmenten waren te zien. Het laatste woord is aan Demy: tot in de details beheerst Agnès Varda het afscheid aan haar echtgenoot.

Agnès Varda (1928) maakt speelfilms en documentaires. Ook haar speelfilms, waar-onder Le bonheur (1965), L’une chante, l’autre pas (1977) en Sans toit ni loi (1985 ) liggen dicht tegen de werkelijkheid aan. Ze is een geëngageerd cineaste, die bij uitstek het leven van vrouwen scherp registreert.

Jacques Demy (1931-1990) is de uitvinder van de film en chant. In zijn lieflijke, soms letterlijk sprookjesachtige films worden alle dialogen gezongen. Zijn eerste gezongen film, Les parapluies de Cherbourg uit 1963 met Cathérine Deneuve, werd een begrip. Zijn debuutfilm Lola uit 1960 is vanaf 22 mei opnieuw te zien. Demy’s succesvolle periode bleef beperkt tot de jaren zestig.

Vanaf 1958 leefden Varda en Demy samen. Hoewel het ongepolijste realisme van Varda mijlenver is verwijderd van de geënsceneerde romantiek van Demy, moet het privé een geslaagde combinatie zijn geweest. Dat blijkt uit de liefdevolle manier waarop Varda in Jacquot de Nantes de jeugdherinneringen van Demy heeft verfilmd.

Bij wijze van hommage of wellicht als voorschot op een rouwproces begon Varda begin 1990 aan een speelfilm met haar echtgenoot als onderwerp. Tijdens het draaien van de film, waarvoor hij met zijn verhalen de basis leverde, overleed Demy. Ondanks de naderende dood van de hoofdpersoon is Jacquot de Nantes een lichtvoetige film. Het broze mannenlichaam dat in andere in memoriams als Lightning Over Water van Wim Wenders of Bye van Ed van der Elsken zo confronterend werkt, komt slechts sporadisch in beeld. Meestal in de vorm van een extreme close-up die de huid vol levervlekken toont en eindigt bij Demy’s oog, soms als een paar zinnen die Demy in de camera spreekt. Die korte flarden verwijzen naar de vergankelijkheid van het vrolijke leven dat wordt getoond.

Roeping
Centraal staat de jeugd van Demy, van 1938 tot 1948 in Nantes. In die periode groeide hij op als zoon van een garagehouder die een passie voor film ontwikkelt. Te beginnen met zijn bezoek als zevenjarige aan de poppenkast en eindigend als achttienjarige met het vertrek naar de filmschool in Parijs. Het is een gelukkige jeugd: lieve ouders, leuke vriendjes, elke dag naar de film. Hoewel er tijdens de oorlog naar het platteland moet worden uitgeweken is die episode nauwelijks storend.

Overtuigend brengt Varda de groei van een roeping in beeld: van het zelf poppenkast spelen, via het projecteren van een Chaplin-filmpje en het maken van een speelfilmpje met een 9,5 mm camera tot het in elkaar knutselen van een heuse animatiefilm met kartonnen figuurtjes (waarvan een deel door de filmcrew werd teruggevonden in de Demy-garage in Nantes en de rest werd gereconstrueerd). Aansluitend bij de dialogen uit de herinnering toont Varda hele korte fragmenten uit films van Demy, afgebakend door de getekende handjes van het garage-reclamebord en net lang genoeg om te zien hoezeer Demy in zijn films uit zijn eigen verleden putte.

Liefdevol, innemend, sympathiek, heerlijk; het zijn termen die de komende tijd ongetwijfeld in ruime mate over Jacquot de Nantes zullen worden uitgestort. Ze kloppen allemaal, en ongetwijfeld zullen er veel mensen juist vanwege die eigenschappen van de film genieten. Mij is het wat te veel van dat al. Het is wat wrang, maar je zou kunnen zeggen dat Varda haar man heeft doodgeknuffeld. Te veel innemendheid verstikt, en braafheid ontroert niet. Zonder wanklank kabbelen de gelukkige herinneringen van Jacques voort, en alles oogt even aangenaam. Varda kan er natuurlijk niets aan doen dat Demy een gelukkige jeugd heeft gehad, maar waarom moet het er zo voorspelbaar en keurig uitzien? Je moet wel een erg overtuigde francofiel zijn om nog ontroerd te raken van pittoreske Franse jongetjes met alpinopetjes. Terwijl de film deels in de authentieke Demy-garage is gemaakt, lijken het studio-opnamen, zo gestileerd en netjes is het.

Echte passie bevat alleen het slotbeeld. Een man aan zee, met een aangrijpende blik in zijn ogen. Een man die eigenlijk al twintig jaar geleden afstand heeft genomen van de roeping uit zijn jeugd, daar verbitterd over is en er tegelijk in berust dat zijn leven voorbij is. Een blik om eindeloos naar te blijven kijken.