Irgendwann werden wir uns alles erzählen

Stormachtige, sensuele affaire

Irgendwann werden wir uns alles erzählen

De jonge Maria beleeft tijdens de Duitse Wiedervereinigung een passionele affaire met de oudere boerenbuurman van haar vriendje in een gelaagde coming-of-age met onconventionele seksscènes.

De achttienjarige Maria is nagenoeg deel van de familie van haar vriendje Johannes. Met hem deelt ze de zolder op de boerderij van zijn ouders. Johannes weet al dat hij fotograaf wil worden. Maria is dolende. Ze spijbelt van school om dagen achtereen in Dostojevski’s Misdaad en straf te lezen ‘over moord en liefde’.

Het is zomer 1990 in Thüringen, voormalig Oost-Duitsland: een tussentijd tussen de val van de Muur en de Duitse hereniging: de muntunie is net een feit. Terwijl spuitbussen met kant-en-klare slagroom binnen handbereik komen, verliezen bekenden hun werk. Tegen deze gemêleerde historische achtergrond stort Maria zich in een passionele affaire met boerenbuurman Henner: een weinig spraakzame paardenman die alleen woont en twee keer zo oud is als zij.

De aantrekkingskracht tussen de twee speelt zich af op animaal niveau: ze spreken zwijgend tot elkaar, met blikken, lichamelijke nabijheid, geur, ademhaling en aanrakingen. Maar er worden ook briefjes met citaten uitgewisseld. Henner blijkt een getroebleerde geest, die de duistere Oostenrijkse dichter Trakl leest. Aanvankelijk is hij bruut en ruw, maar hij blijkt ook uitermate kwetsbaar en teder te kunnen zijn. Zij is nieuwsgierig, maar resoluut in het bewaken van haar grenzen: hun verhouding wordt vanuit haar perspectief beleefd. Omdat de onconventionele seksscènes zich tussen overgave en dominantie afspelen, zijn ze uitermate geladen. Met het verstrijken van de tijd raakt hun geheim onhoudbaar en moet er een keuze worden gemaakt.

Dat deze sensuele coming-of-age-film over grote thema’s als persoonlijke vrijheid en sociale verbanden, machtsverhoudingen, lust en liefde zo genuanceerd en complex in elkaar steekt is ongetwijfeld te danken aan de gelijknamige roman die eraan ten grondslag ligt, het veelbesproken debuut van de Oost-Duitse Daniela Krien. Samen met de Duits-Frans-Iraanse regisseur Emily Atef (3 Days in Quiberon, 2018; Plus que jamais, 2022) bewerkte Krien het tot filmscenario.

De titel is een citaat uit Dostojevski’s De gebroeders Karamazov, dat Maria voor haar verjaardag krijgt. Maar of in de film ook de doorbloede passie van een Dostojevski-roman kolkt, die (dixit Stefan Zweig) is ‘als een ononderbroken getijdenstroom, nu eens heet, dan weer koud, maar nooit lauw’? Door het in geel gedrenkte filter blijft de toon ook licht-romantisch en keurig westers: de zeventienjarige uit het boek is in de film opeens meerderjarig. Het maakt nieuwsgierig naar hoe de onderliggende donkerder registers van dit verhaal zouden zijn aangesproken als het door een Ossie of Rus zou zijn verfilmd.