Incroyable mais vrai

Verjongen via een gat in de kelder

Incroyable mais vrai

Beroepsabsurdist Quentin Dupieux neemt de jeugdigheidscultus op de hak in een droge komedie die met goesting het ruimte­tijdcontinuüm overhoop schoffelt.

In zijn zelfgeschreven, -geregisseerde, -gefilmde en -gemonteerde films confronteert Quentin Dupieux zijn publiek steevast met absurdistische uitgangspunten. Zoals de moordzuchtige autoband in Rubber (2010), of de gigantische vlieg in de kofferbak van twee monumentale sukkels in Mandibules (2020). Daarmee vergeleken zou je de premisse van Incroyable mais vrai bijna gewoontjes kunnen noemen.

Centraal staat een mangat in de kelder van het zojuist gekochte huis van het ietwat gezapige Parijse echtpaar Alain en Marie. Deze neerwaartse keldertrap komt curieus genoeg uit op de bovenverdieping van hetzelfde huis. Maar dat is niet alles. Het is dan twaalf uur later geworden, terwijl de persoon die door het mangat is afgedaald juist drie dagen jonger is geworden.

De makelaar prijst deze zotte rimpeling in het ruimtetijdcontinuüm aan als een uniek verkooppunt. Dupieux zet het makelaarspraatje extra vet aan door de huisbezichtingsscène cross-time te doorsnijden met beelden waarin we Alain en Marie hun huis al zien betrekken. Als was het een vastgoedvariant op de befaamde uitkleed-aankleed-montage in Nicolas Roegs Don’t Look Now (1973). De relatie van het door Alain Chabat en Léa Drucker gespeelde echtpaar komt onder druk te staan omdat de vrouw verslingerd raakt aan het mangat, dat zij steeds fanatieker gebruikt als een radicale verjongingskuur.

In een parallelle vertelling zien we hoe ook Gérard – de hanige baas van Alain – de strijd aanbindt met het ouder worden. Om zijn jongere geliefde te behagen heeft hij zich een via smartphone bestuurbare iPenis laten aanmeten. In tegenstelling tot de gortdroog acterende Chabat en Drucker slaat Benoît Magimel in de rol van Gérard een kluchtige toon aan. Dat past bij het personage en het contrast werkt prima uit.

Behalve als eenmansfilmfabriek is Dupieux ook bekend als D.J. en electromuzikant Mr. Oizo. Vaak componeert hij zijn eigen scores, maar in Incroyable mais vrai kiest hij voor de obscure, in 1976 verschenen LP Jon Santo plays Bach (Synthesized Electrons). In navolging van synthesizerpionier Wendy Carlos, die in 1968 een enorme hit scoorde met het album Switched-On Bach, haalt deze Jon Santo de muziek van de barokcomponist door de elektronische molen. Dat klinkt alsof Donkey Kong keyboard speelt op een flipperkast. Het is tegelijkertijd tijdloos en hopeloos gedateerd en zowel campy als verheven.

Daarmee levert Santo’s Bach de perfecte basis voor een lange, dialoogloze en bij vlagen hilarische slotmontage waarin Dupieux de uitgezette verhaallijnen tot hun absurde conclusies laat komen. De verjongingspogingen van zowel Marie als Gérard lopen faliekant mis. Dupieux doet daar echter niet moralistisch over. De filmmaker haalt zijn schouders op en lijkt te zeggen: zo gaan die dingen nou eenmaal, soms.