Despair
De dubbelganger als identiteitsdief

Momenteel draaien er twee films over dubbelgangers in de bioscopen — Enemy en The Double — en daar komt nu nog Despair van Rainer Werner Fassbinder bij. Wat zegt die filmische dubbelganger over de grote angst van het digitale tijdperk: dat iemand er met je identiteit vandoor gaat? En dat je daarna zelf helemaal niemand meer bent?
Door Dana Linssen
Ik heb vandaag langdurig naar mijn gezicht in de spiegel gekeken. Dat ben ik. Ik herken mezelf omdat het lijkt op het gezicht dat me de vorige keer aankeek dat ik in de spiegel staarde. Ik kijk naar het litteken op mijn voorhoofd. Het gevolg van een weerbarstige waterpok. Is het duidelijk genoeg om me te identificeren? Ik kan het voelen als ik mijn ogen dichtdoe en ik herinner me de stem van mijn oma: "Niet krabben. Straks heb je een gezicht vol littekens." Dus krabde ik alleen op mijn hoofd, tussen mijn haren. De waterpokken hadden me te pakken. Ik ben benieuwd hoe mijn schedel eruit zal zien, mocht ik ooit mijn haar verliezen, maar ook weer niet zo benieuwd dat ik de behoefte voel om mijn kop kaal te scheren.
Als ik geen spiegel had en ik zou op een of andere manier willen weten wie ik was, en of ik het (nog wel) was, dan zou ik aan dat litteken genoeg hebben denk ik. Het staat voor een herinnering die me maakt wie ik ben. Tastbaar bewijs. Ik zou het raar vinden als het opeens verdwenen zou zijn. En ik zou het nog gekker vinden als ik op een dag iemand tegen zou komen van dezelfde lengte en met hetzelfde postuur en dezelfde neus en wangen die op dezelfde plek op haar voorhoofd ook het litteken van een weerbarstige waterpok had zitten.
Spiegel
In komische films komt het regelmatig voor dat de hoofdpersoon een ontmoeting met zichzelf in de spiegel heeft. Er zijn twee variaties: of de hoofdpersoon ziet zichzelf inderdaad ín de spiegel, maar weet niet dat het zijn spiegelbeeld is. Hij is ergens alleen en ziet daar, plotseling, een ander die precies op hetzelfde moment als hij naar zijn hoofd grijpt of aan zijn neus krabt en er dan na de nodige grappige fratsen en capriolen achter komt dat hij eigenlijk zijn spiegelbeeld stond te dollen.
Of, en die wordt vaker gebruikt, iemand kan denken dat hij oog in oog met zichzelf staat in de spiegel, maar het is in werkelijkheid iemand anders, achter een deurpost of doorkijkje, iemand die in meer of mindere mate op hem lijkt, zoals in Charlie Chaplins Floorwalker (1916), een van de oudste voorbeelden van de ‘mirror routine’, waarin Chaplin niet opmerkt dat zijn spiegelbeeld een tas in plaats van wandelstok bij zich heeft. Deze komische ‘gag’ werd geperfectioneerd door de Marx Brothers in Duck Soup (1933) waarin Groucho’s Rufus T. Firefly tot staatshoofd van het failliete land Freedonia is gebombardeerd. Zijn broers Chico en Harpo worden ingehuurd als spionnen door buurland Sylvania om compromitterend materiaal over Firefly te vinden, waarop Harpo zich als Firefly vermomt. Als Groucho op een avond in nachthemd door zijn vertrekken dwaalt en zijn evenbeeld tegenkomt, denkt hij dat het zijn spiegelbeeld is, en in een knap staaltje fysieke komedie bewegen de beide broers zo synchroon dat ze inderdaad wel spiegelbeelden van elkaar lijken. Ze gaan zo in elkaar op dat ze niet eens doorhebben dat ze halverwege hun pas de deux ‘door de spiegel’ gaan en op de plek van de ander terechtkomen en als het ware van rol verwisseld zijn.
Identiteitskaart
Die man, of vrouw, in de spiegel, is de filmische variant van de identiteitsdief, degene die we in het digitale tijdperk nog meer vrezen dan onze voorouders de imitator, de dubbelganger of de tweeling. Het dubbelgangermotief is al zo oud als onze literatuurgeschiedenis en de tweeling werd in sommige archaïsche samenlevingen beurtelings als een heilige of een bedreiging gezien. Maar de digitale identiteitsdief hoeft niet eens op je te líjken om zich voor je uit te kunnen geven. Dat maakt hem zo angstaanjagend. En het feit dat hij je leven en je identiteit kan overnemen met behulp van al die dingen die nu juist ter bescherming van onze privacy en veiligheid zouden moeten dienen: paspoortnummers, burgerservicenummers, bankrekeningen etc. is alsof je door het installeren van een rookalarm de kans op brand vergroot.
Afgelopen maand gingen er min of meer simultaan twee films over dubbelgangers in première in de Nederlandse bioscopen. The Double van Richard Ayoade en Enemy van Denis Villeneuve. Twee boekverfilmingen bovendien, de een naar Dostojevski, de ander naar De man in duplo van de Portugese schrijver José Saramago. Daar komt deze maand een ander beroemde boekverfilming bij, die van Rainer Werner Fassbinder van Vladimir Nabokovs Despair. Fassbinders film dateert uit 1978, en is een van de weinige films die Fassbinder in het Engels draaide. Het ziet ernaar uit dat de gerestaureerde print die deze zomer te zien zal zijn tevens de officiële Nederlandse première is, de film met Dirk Bogarde als de Russische chocoladehandelaar Hermann Hermann die denkt door zijn dubbelganger op z’n hielen te worden gezeten, had niet eerder een reguliere uitbreng.
Alle drie de boeken, en de films, gaan over de ontmoeting met de ander die een zelf is, en die langzamerhand je leven en je gezonde verstand begint over te nemen. Enemy is het meest psychoanalytisch. De verdubbeling die Jake Gyllenhaals Adam/Anthony daar doormaakt, kan ook een verdubbeling in tijd zijn. Een dissociatieve stoornis, door trauma of grootstedelijke vervreemding, waardoor hij geen continuïteit meer ervaart tussen verschillende periodes in zijn leven.
Richard Ayoade introduceert Jesse Eisenbergs dubbelganger in The Double op het moment dat Simon James’ identiteitskaart dienst weigert. Vanaf het moment dat hij niet meer kan bewijzen wie hij is neemt James Simon zijn leven over. En niet dat alleen: James is net ietsje vlotter, gevatter en grappiger dan Simon, of althans dan Simon denkt dan hij zelf is. En dat is volgens Ayoade de grootste angst in het denken over dubbelgangers en identiteitsdieven: dat de ander een bétere variant van jezelf zal zijn, in plaats van een spiegelbeeld dat verdwijnt als je uit het beeld wegloopt, of een kopie die langzaam vervaagt met de tijd.
Schuimtaart
Identiteitsdiefstal is een reëel probleem. In onze echte wereld. Het komt steeds vaker voor. Bankrekeningen kunnen worden geplunderd. Paspoorten gestolen. Iemand kan er met je geld en je goede naam vandoor gaan. Maar kan ook jouw identiteit gebruiken als dekmantel voor een misdaad, clandestiene actie, of iets wat anderszins het daglicht niet wil, kan of mag verdragen. Hoe meer onze samenleving erop is ingericht om ons te identificeren met behulp van nummers, foto’s, vingerafdrukken en DNA-profielen, hoe groter de neiging om te denken dat wij slechts een optelsom van al die ‘feiten’ zijn. En dat al die andere dingen, of we van pudding houden of van schuimtaart, nagelbijten, gitaarspelen, dagdromen en wiskundesommen maken, blauwe ogen hebben die soms grijs lijken als het regent en waarin gouden sterretjes oplichten als we lachen, er helemaal niet toe doen.
In The Double is Simon bang dat iemand, de ander-die-hém-is, beter is dan hij. In de meeste gevallen van identiteitsdiefstal bestaat de angst ervoor dat als iemand er met al je gegevens vandoor gaat, er helemaal niets meer van jezelf overblijft. Dat je dan niemand meer bent.
Dit is niet alleen een psychologisch of existentieel probleem, maar ook een juridisch en humaan. In onze wereld zijn de ‘sans papiers’ zoals vluchtelingen en illegalen bijvoorbeeld in Frankrijk worden genoemd ook niemand. Ze hebben geen status en ze hebben geen rechten. Dat ze fysiek bestaan, en dromen en herinneringen hebben, lijkt er helemaal niet toe te doen. Zonder papieren ben je niet eens een tweederangsburger, je mag geen aanspraak maken op dezelfde mensenrechten als andere mensen, je bent eigenlijk niet langer een mens.
Tegenover de grote hoeveelheid films die identiteitsverlies voorstellen als iets, misschien lichtelijk angstaanjagends, maar toch vooral iets spannends, en omkeerbaars, staan maar weinig films die dat gevoel oproepen van niemand meer te zijn. The Pelican Brief gaat erover, een paranoiathriller van Alan J. Pakula uit 1993 waarin rechtenstudente Julia Roberts onderzoek doet naar de moord op twee rechters, en een nieuwe identiteit moet aannemen om achter de waarheid te komen, omdat haar eigen identiteit door de FBI is gekaapt om haar research te saboteren. Cyberthrillers als Johnny Mnemonic, Total Recall en Minority Report spelen ermee. Maar het zijn de dubbelgangerfilms die ons bewust maken van de psychologische kant van de zaak.
Die is ingewikkelder dan het lijkt. Natuurlijk kun je teruggrijpen op Freud en Lacan, die het spiegelstadium beschreef als een belangrijke fase in de manier waarop mensen hun identiteit vormgeven. En dat als een kind dat zichzelf in de spiegel ziet het via die ‘dubbelganger’ zichzelf als een geheel leert waar te nemen. Maar daarna moet die dubbele ander zo snel mogelijk uit de weg worden geruimd, zoals de Duitse satiricus Jean Paul beschreef in zijn Siebenkäs, het boek uit 1796 waarin hij de term ‘Doppelgänger’ als een voorteken van dood en onheil muntte. Die volksmythe van de dubbelganger als ‘unheimliche’ schaduw inspireerde eigenlijk alle moderne dubbelgangerverhalen. Onze persoonlijkheid is een geheel en uniek.
Autoscopie
In Despair interpreteert Fassbinder de persoonlijkheid van Hermann Hermann als gedissocieerd en gespleten. Anders dan in het boek van Nabokov waar het leven van de Rus pas begint te wankelen als hij zijn vermeende evenbeeld heeft ontmoet, maakt Fassbinder, die het verhaal bovendien situeerde in het interbellum en behalve van politieke ook voorzag van homo-erotische ondertonen, al vanaf het begin duidelijk dat Hermann leidt aan een vorm van autoscopie, het hallucinerende gevoel zichzelf van buiten te kunnen waarnemen.
Met behulp van zooms, spiegels, schnitts die over de as gaan, en eindeloze shots in gangen en ruimtes waarin ramen en deurposten werken als frames in frames, weet Fassbinder ook stilistisch het gevoel te creëren dat Hermann in meerdere facetten uiteen is gebarsten. Despair is een even bizar als geniaal melodramatisch psychodrama. In het boek is het niet zo duidelijk of Hermann en zijn dubbelganger op elkaar lijken, Fassbinder kiest ervoor om die subtiliteit op te geven voor iets veel gevaarlijkers. De manische dwang om zich van zichzelf te ontdoen wordt zo geperverteerd in een obsessieve drang om zich te ontdoen van iemand die misschien wel op hem lijkt, maar hem ook wezensvreemd is, en daarmee niet het zelf, maar de spreekwoordelijke ander. Met die gedachten in het achterhoofd en de herontdekking van Fassbinder als piekfijn stilist en Dirk Bogarde die Hermann akelig ironisch en afstandelijk neerzet en dan in plotselinge zooms met zijn blik in je ogen priemt, is Despair een verrassend actuele film, die een nieuw licht werpt op de vraag wie wij zijn. In relatie tot onszelf en de ander.
Marionet
De dubbelgangerfilms laten twee dingen zien. Dat je op het moment dat je door een, al dan niet ingebeelde ander, van je identiteit wordt ontdaan leegloopt als een ballon. Je bent nog een lichaam, maar je bent niemand meer. Je bent een zombie. Een marionet, zoals Krysztof Kieslowski liet zien in een van de weinige dubbelgangerfilms over vrouwen La double vie de Véronique (1991). Wie vandaag de dag zonder ID-kaart over straat gaat en niet kan bewijzen wie hij is, is niemand meer. We leven in een wereld die gelooft dat de mens iets vaststaands en gedetermineerds is, want anders is hij niet te identificeren. Hoe zich dat tot de vrije wil, of tot (psychologische) evolutie verhoudt laat zich raden. De mens is er psychologisch in ieder geval nog niet aan toe om zijn identiteit als fluïde of flexibel te zien, hoewel we best willen geloven dat we gedurende ons leven een beetje kunnen leren en veranderen, en hoezeer rollenspelen en avatars in cyberspace ook laten zien dat het inwisselen, lenen of ruilen van identiteiten een optie is die we nog niet ten volle hebben uitgepuzzeld.
Maar ze zeggen ook dat de ander, hoezeer die ook op ons lijkt, ons in ons diepste wezen angst in kan boezemen. En dat dat misschien wel een fundamentele existentiële angst voor het zelf, voor het leven, en voor het voorbijgaan van de tijd is. En dat er daarom — voorlopig — altijd iets in de mens zal zijn wat raadselachtig en onkenbaar is. Al is het maar voor zichzelf. Zoals ik niet weet wie ik zal zijn op de dag dat mijn litteken tussen twee lachrimpels zal zijn verdwenen. Zal dan ook de herinnering aan mijn oma zijn vervlogen? Misschien zijn dat soort dingen wel wat we integriteit van het individu en het recht op privacy noemen. Omdat het vragen zijn. En geen feiten.
Dit is het slot van een tweeluik over dubbelgangers in de film. Deel een over The Double en Enemy stond vorige maand in de Filmkrant.