Coupez!

Duurder, netter en saaier

Coupez!

Michel Hazanavicius’ remake van een Japanse zombiecultfilm heeft amper vlees op de botten. De film werkt hooguit als een metafoor voor de kannibalisering van authentieke cinema.

Er bestaat een verschil tussen goed-slecht en slecht-slecht, en dat is in cinema bij uitstek voelbaar. Er zijn films die so bad it’s good zijn, zoals The Room (Tommy Wiseau, 2003) of Plan 9 from Outer Space (Ed Wood, 1957). So bad it’s boring bestaat natuurlijk ook: van die ondermaatse arthousefilms of blockbusters die de hele tijd nét niet werken en daardoor een extra frustrerende kijkervaring opleveren.

Michel Hazanavicius denkt in Coupez! slim te kunnen spelen met de gespannen balans tussen de twee uitersten. Maar zijn film, die doelbewust mikt op so bad it’s good, belandt alsnog in so bad it’s boring.

Hazanavicius (die een Oscar won voor zijn film-in-film-film The Artist, 2011) maakte een remake van de Japanse culthit One Cut of the Dead (Shinichiro Ueda, 2017). Die begint met een hele slechte zombiefilm en doet vervolgens uit de doeken hoe die slechte zombiefilm zo slecht is geworden. Zo overstijgt de film zijn eigen slechtheid en geeft het een even humoristisch als oprecht inkijkje in de waanzin die filmmaken heet. Zowel One Cut of the Dead als deze Franse remake brengen, elk op hun eigen manier, bevlogen en energieke odes aan cinema, juist door te laten zien hoe verdomd moeilijk het is om een film te maken – zelfs een slechte.

Maar One Cut of the Dead werkte in een specifieke context. Het werd een onverwachte festivalhit, juist omdat de film met een ferme knipoog de draak stak met het prestigegevoel van de cinema. Het is alsof de film een raam kon openzetten in de programmering van een filmfestival en er even wat frisse lucht doorheen kon laten waaien.

Diezelfde werking kan de duurdere, nettere en saaiere Franse remake nooit meer hebben. Je zou zelfs kunnen zeggen: het Europese arthousecircuit neemt met Coupez! wraak op het origineel door het bronmateriaal door dezelfde filmmachine te persen die erin gepersifleerd werd. De toegevoegde Franse laag, met in-jokes over remakes en de staat van de Franse cinema, versterkt het gevoel van zelfkastijding alleen maar.

En dan is de timing van Coupez! ook nog eens ongelukkig. In Cannes, waar Coupez! het op onverklaarbare wijze tot openingsfilm schopte, ging enkele dagen later Olivier Assayas’ Irma Vep in première, een meesterlijke serie-remake van zijn eigen film. Ook Assayas speelt met het idee dat filmmaken een gestoorde jong­leeract is of het moderne equivalent van zwarte magie. Als in Irma Vep na een slechte take “Coupez!” wordt geschreeuwd, heeft dat een gewicht dat bij Hazanavicius te allen tijde ontbreekt.