COLLATERAL DAMAGE
Bommen en granaten
Met hun herculische lichamen en kolossale vuurwapens waren ze ooit de dondergoden van het witte doek: Arnold Schwarzenegger en Sylvester Stallone. Maar de tijd van actiehelden lijkt voorbij, zeker na 11 september.
In Collateral damage speelt Arnold Schwarzenegger een brandweerman die zijn vrouw en kind verliest bij een terroristische aanslag en vervolgens met veel explosies zijn gram haalt. Kan zo’n film nog wel na 11 september? Die vraag stelde men ook bij de Amerikaanse distributeur Warner Bros. Nee, was het antwoord en Collateral damage bleef op de plank liggen. Totdat Jack Valenti, president van de Motion Picture Association of America, erop wees dat de terroristen door Schwarzenegger in de pan worden gehakt en de film dus wel kon.
Dat alle twijfels over het wel of niet ‘kunnen’ uit de weg zijn geruimd, blijkt wel uit persmap waarin Schwarzenegger onbeschroomd (en onbeschaamd) alsnog een vergelijking trekt tussen zijn nieuwste film en de aanslagen: "Ik kan een held zijn op het doek, maar de echte helden zijn de mannen die iedere dag weer moedig hun werk doen. Dat werd op dramatische wijze duidelijk na de terroristische aanslagen op 11 september. Mijn respect voor brandweermannen is vertienvoudigd en ik geloof dat er wereldwijd een nieuwe waardering voor hen bestaat."
Wensdromen
11 september heeft inderdaad nieuwe helden gecreëerd, reëele helden. Maar wat Schwarzenegger ons voorschotelt heeft daarmee weinig van doen. Dat Collateral damage door een ongelukkig toeval in verband kan worden gebracht met een belangrijk keerpunt in de geschiedenis is dan ook te veel eer voor een onnozele actiefilm die een Amerikaan met let’s-kick-some-ass-mentaliteit neerzet in een door terreur en oorlog verscheurd land, in dit geval Colombia, om eventjes te laten zien wie nou de baas is.
In dat opzicht is Collateral damage een achterhaald werkje, een terugkeer naar actiefilms uit het Reagan-tijdperk, zoals Rambo en Missing in action, de filmische wensdromen over Amerikaanse superioriteit waarmee destijds de nederlaag in Vietnam voor anderhalf uur in het bioscoopdonker kon worden vergeten. Je kunt je natuurlijk afvragen of er na 11 september wel behoefte is aan dergelijke wensdromen. Anders dan in Vietnam liet Amerika zich in Afghanistan gelden als de sterkste partij. Aan de wens van die ene Amerikaan om van het arme land ‘één grote parkeerplaats te maken’ is met de bombardementen wel zo’n beetje beantwoord. Wat moet een Schwarzenegger daar dan nog aan toevoegen? Of een Stallone? Na de aanslagen op de Twin Towers werd het bizarre bericht de wereld ingestuurd dat Sylvester Stallone een vierde Rambo-film wilde maken waarin de Vietnam-veteraan terugkeert naar Afghanistan om, na in Rambo III uit 1989 met veel bommen en granaten de Russen uit Afghanistan te hebben geblazen, ditmaal de Taliban in het woestijnzand te laten bijten. Of het gerucht nu waar is of niet, ook die film is na het optreden van de VS aldaar niet meer nodig.
Borsthaar
De werkelijkheid heeft de wensdroom vervangen. Sinds de Amerikanen met de Golfoorlog en de acties in Afghanistan weer een overtuigend zelfbeeld hebben gecreëerd als alvermogende militaire supermacht, is de mythische SuperAmerikaan overbodig geworden. Dit type actieheld werd halverwege de jaren tachtig door spierbundels Schwarzenegger en Stallone geïntroduceerd. Laatstgenoemde ging daarin voor met zijn succesvolle dubbelklapper Rambo: first blood part II en Rocky IV, waarin de sullige bokser uit Stallone’s doorbraakfilm was verworden tot het vleesgeworden patriottisme.
De Amerikaanse actieheld was nooit te betrappen op enige subversiviteit en stond altijd voor de Amerikaanse waarden, maar voor charmante publieksfilms over bijvoorbeeld het Amerikaanse vrijheidsideaal, zoals Smokey and the bandit (1977) en Bronco Billy (1980), was halverwege de jaren tachtig geen plaats meer. In die films vocht de held vaak tegen zijn eigen omgeving om zijn vrijheid te mogen behouden; in de nieuwe actiefilms werd de vijand vooral over de grens gezocht, met name achter het ijzeren gordijn of in een Aziatische jungle. Dat juist Sylvester Stallone met zijn Rambo voorop liep in deze ontwikkeling is bizar, gezien het feit dat de voorganger First blood (1982) een evidente aanval was op de wijze waarop Amerika met de oorlog in Vietnam omging.
Met Cobra leverde hij vervolgens de overtreffende trap van een Dirty Harry-film en daarmee leek Clint Eastwood, althans voorlopig, te zijn uitgerangeerd. De oude garde van stoere mannen had halverwege de jaren tachtig sowieso al plaatsgemaakt voor de nieuwe generatie. Zoals de ruige mannelijkheid van Eastwood, Charles Bronson en Burt Reynolds, met hun gegroefde gelaten, borsthaar en natuurlijk gevormde spieren, aansloot bij het semi-realisme van de jaren zeventig actiecinema, zo pasten de herculische lichamen van Schwarzenegger en Stallone bij de mythologisering van de actieheld van de jaren tachtig. In dat tijdperk van machismo en materialisme werd de actieheld gedefinieerd door de omvang van zijn biceps, de breedte van zijn borstkas en de grootte van zijn vuurwapen. Wat lichaamsbouw betreft had Stallone een achterstand op prof bodybuilder Schwarzenegger, die meermalen de titel Mr. Universe had gewonnen.
Maar wat Sly aan spiermassa tekortkwam compenseerde hij met ‘fire power’. In de finale van Rambo: first blood part II klemt hij een enorm machinegeweer, dat bij normaal gebruik op een statief rust, tussen zijn biceps en borstkas. Zijn hele lichaam schokt en Sly slaakt een oerkreet terwijl hij 80.000 kogels in 40 seconden afvuurt. Zoiets is moeilijk te overtreffen, al werden hetzelfde jaar moedige pogingen ondernomen door Schwarzenegger met Commando en Chuck Norris met Invasion USA. Pas met Predator uit 1987, een uitermate vermakelijke hybride van actie en sciencefiction, deed Schwarzenegger er een schepje bovenop. ‘Painless’ noemde Arnold zijn kanon, dat normaal onder een gevechtshelicopter hoort te hangen.
Bierbuik
De wapenwedloop tussen Schwarzenegger en Stallone werd in de pers breed uitgemeten. Er kon blijkbaar maar één de Allersterkste zijn. Maar toen aan het einde van de jaren tachtig de aantrekkingskracht van de ‘gung ho’-actieheld was afgenomen, probeerden beide krachtpatsers hun imago bij te stellen door komedies te maken en hun actiefilms te doorspekken met zelfparodie. Schwarzenegger ging er verschrikkelijk mee op zijn bek: The last action hero uit 1991 werd zijn eerste grote flop in jaren. Stallone had het in dezelfde periode ook moeilijk. Zijn actiefilms hadden niet het verwachte succes en zijn komedies, Oscar en Stop! Or my mom will shoot, waren pijnlijke missers. Ook de oude Rocky-formule, waarvan het vierde deel hem in 1985 nog één van zijn grootste kassuccessen had opgeleverd, bleek bij herhaling in 1990 te zijn uitgewerkt. Stallone probeerde het zelfs nog eenmaal met echt acteerwerk in James Mangolds Cop land uit 1997. Hoewel hij zich als sullige sheriff met bierbuik en prachtige melancholische blik in de ogen goed staande hield naast zwaargewichten als Robert De Niro en Harvey Keitel, leidde de gewaagde carrièrewending volgens een klagende Stallone niet tot meer serieuze aanbiedingen.
Stallone en Schwarzenegger hebben al meer dan zes jaar geen succes gehad en hun laatste films lagen maanden op de plank voor ze werden uitgebracht. Collateral damage was voor 9-11 immers ook al eens uitgesteld. In plaats van een zomerrelease werd de film verschoven naar oktober waar de film minder last zou hebben van de concurrentie. Stallone’s thriller D-tox ging na talloze malen te zijn uitgesteld uiteindelijk geruisloos in West-Europa in première en moet in de VS nog steeds worden gezien.
Ook de mindere goden van het actiegenre hebben het moeilijk. Jean-Claude Van Damme maakt louter direct-to-video titels en Chuck Norris, die zijn benen al jaren niet meer in de lucht krijgt, verkoopt tegenwoordig na middernacht fitnessapparatuur op een commerciële tv-zender.
Vies woord
De actieheld is geëvolueerd. De kleerkast met spraakgebrek is niet meer interessant, die vind je in iedere sportschool. De verandering vond plaats onder invloed van de Aziatische cinema. Het succes van martial arts-sterren zoals Jackie Chan en Jet Li (en in vroeger tijden Bruce Lee) berust niet op speciale effecten maar op hun geperfectioneerde vechtkunst, acrobatiek en waaghalzerij. In de actiefilms van John Woo moest de held niet gespierd zijn maar stijlvol. Niet de grootte van zijn vuurwapen deed er toe, maar de manier waarop hij deze hanteerde. Bij voorkeur, zoals Chow Yun Fat, door kauwend op een tandenstoker met in elke hand een pistool over tafels te springen. En dan in slowmotion. John Woo bracht de nieuwe actieheld ook naar de VS. De spierbundels hadden de bui kunnen zien hangen toen Woo in Broken arrow en Face/off een pafferige John Travolta opvoerde als het stoerste personage van de film.
Travolta werd in die film bijgestaan door Nicolas Cage, een acteur die zijn repertoire aan tics en overdreven maniertjes al jaren in dienst stelt van komedie, drama en grote actiefilms. En dat zien we ook steeds vaker: acteurs die serieus genomen worden doen de dingen die vijftien jaar geleden nog waren voorbehouden aan spierbundels als Schwarzenegger en Stallone. In Behind enemy lines is het de getalenteerde scenarioschrijver/acteur Owen Wilson (Oscarnominatie voor zijn bijdrage aan het script van The royal Tenenbaums) die kogels mag ontwijken. Ook Vin Diesel uit Pitch black en The fast and the furious heeft meer in zijn mars dan dat bonkige lijf van hem. Want niet zijn spieren, maar zijn eigen korte films trokken de aandacht van Steven Spielberg. In een interview stelde Diesel vorig jaar nog dat hij liever niet als ‘actieheld’ te boek wil staan. Het zal wel een vies woord zijn geworden, want Bruce Willis, die de top bereikte door in een bebloed hemdje achter terroristen aan te rennen, zwoer na 11 september nooit meer de actieheld uit te hangen. Willis was samen met Stallone en Schwarzenegger mede-eigenaar van de restaurant-keten Planet Hollywood, maar had verder eigenlijk niet veel gemeen met zijn zakenpartners. Zijn sterkste kant was de ironie en dat was wat hij — in de vorm van wisecracks en gevatte oneliners — aan het genre heeft toegevoegd.
Met ironie konden Sly en Arnold maar moeilijk uit de voeten en voor mannen die vereenzelvigd worden met de opgeblazen actiehelden uit de jaren tachtig is het ook bijzonder moeilijk een serieuze rol te krijgen, al probeert Schwarzenegger ons wijs te maken dat hij in zijn laatste films ‘doorsnee mannen’ speelt. De oude helden maken nu geen kans meer sinds het genre de laatste jaren is gepolariseerd: of men heeft de pretentie een realistische voorstelling van zaken te geven, zoals bij Black Hawk down, We were soldiers en Pearl Harbor, of men gaat helemaal over de top met ironisch en cartoonesk popcornvermaak als Mission: impossible 2, Charlie’s angels en Swordfish. Een film als Collateral damage kan dus inderdaad niet meer, al heeft 11 september daar weinig mee van doen.
Roel Haanen