BLACK HAWK DOWN
Patriottisme en propaganda
Nooit was de liefde tussen de Amerikaanse overheid en Hollywood zo groot als na elf september. In het huwelijk zijn de rollen strak verdeeld: de overheid zorgt in de strijd tegen het terrorisme voor militaire acties en Hollywood voor patriottische propaganda. Ridley Scotts Black Hawk down is een infaam dieptepunt.
Welke les trok Hollywood uit de aanslagen op het WTC en het Pentagon? De eerste paniekreactie was een schoonmaakactie. Studio’s verwijderden alle beelden van de Twin Towers uit speelfilms. Ook stelden zij de productie uit van films waarin terroristen een rol spelen. Onder meer Jackie Chan kreeg plotseling veel vrije tijd, omdat de productie van Nosebleed, waarin hij een glazenwasser van het WTC speelt die het Vrijheidsbeeld wil opblazen, werd stopgezet. ‘Terreurfilms’ die al klaar waren, werden niet uitgebracht. Zoals Collateral damage, waarin Arnold Schwarzenegger op jacht gaat naar de terroristen die zijn gezin vermoordden. Films met terroristen die al in de bioscoop draaiden, zoals Swordfish, werden teruggetrokken.
De ’terror-cleansing’ was nog maar net voltooid, toen er een andere wind opstak. Was Hollywoods reactie wel de juiste? Riekte het negeren van terrorisme niet naar défaitisme? Moest Hollywood niet in navolging van president Bush ("We smoke them out") de aanval openen op het terrorisme? De tachtigjarige Jack Valenti, als president van de Motion Picture Association of America (MPAA) de politieke spil van de filmindustrie, wees zes weken na de aanslagen Hollywood de weg. Op een bijeenkomst van studiobazen bekritiseerde hij het uitstellen van films. Als voorbeeld verwees hij naar Collateral damage. Er was volgens hem niets mis met die film: "Schwarzenegger verslaat de terroristen, dus is de film goed." Zijn dwingende advies aan de studio’s: "Wees angstig en voorzichtig. Dat is okee. Maar doe je werk."
Valenti’s koersverlegging kwam niet uit de lucht vallen. Met zijn woorden moest de oud-adviseur van president Johnson de geesten in Hollywood rijp maken voor een patriottisch propagandaoffensief. Twee weken na zijn opmerkingen werd er een ‘denktank’ geformeerd van regeringsambtenaren en Hollywood-vertegenwoordigers. Het groepje heeft als opdracht scenario’s te bedenken over de strijd tegen het terrorisme. Tot de meedenkers behoort Steven E. De Souza, scenarist van Die hard 1 en 2, maar ook creatieve geesten als Spike Jonze (Being John Malkovich) en David Fincher (Fight club). Dat de ‘denktank’ is samengesteld door het Institute for creative technology van de Universiteit van Zuid Californië wijst op betrokkenheid van het Amerikaanse leger, want dat richtte het instituut twee jaar geleden voor vijfenveertig miljoen dollar op.
Reclamespot
Militaire betrokkenheid bij Hollywood is geen nieuw verschijnsel. Bij het eerste Oscarfeestje in 1927 ging de Oscar voor de beste film naar Wings, dat met steun van de Amerikaanse luchtmacht was gemaakt. In de Tweede Wereldoorlog bereikte de materiële en personele steun van het leger aan Hollywoodfilms een voorlopig hoogtepunt. De Vietnamoorlog zorgde voor een breuk in de goede relatie, omdat Vietnamfilms als Deer hunter, Coming home, Apocalypse now en Platoon geen reclamespot waren voor het leger. The green berets uit 1968 was de enige Vietnamfilm waaraan het Pentagon meewerkte en van harte. De film was een initiatief van John Wayne, die president Johnson schreef dat hij een ‘pro-Vietnamfilm’ wilde maken. De film was succesvol, maar zette geen zoden aan de dijk, omdat de Amerikanen zich al massaal van Vietnam hadden afgekeerd.
Het negatieve oorlogsbeeld bepaalde tot in de jaren tachtig de publieke opinie. Onder het presidentschap van Reagan kwam het tot een ommekeer. Hollywood begon weer films te maken, die het leger portretteerde als een vriendenclub waar je leuke avonturen mee beleefde. Een mijlpaal in de imago-upgrading was Top gun (1986), waarvan de productiekosten zonder steun van de luchtmacht twee keer zo hoog zouden zijn geweest. In de jaren na de film vervijfvoudigde (!) het aantal aanmeldingen voor het leger.
Studio’s die voor de productie van films steun willen van het leger — meestal gaat het om materieel en personele assistentie — sturen hun scripts naar het Pentagon, dat beoordeelt of de film bijdraagt aan een positieve beeldvorming over het leger. Voorstellen om scènes te wijzigen behoren tot de normale gang van zaken. Een kritische strekking sluit steun uit, maar ook voorzichtige kanttekeningen worden niet gewaardeerd. Courage under fire (1996) kreeg geen steun, omdat de film de vraag opwierp of elke militaire onderscheiding in de Golfoorlog wel verdiend was. Van zulke vragen houdt het Pentagon niet.
Kamikaze-actie
De waardering voor militairen bereikte een hoogtepunt in 1998 met Steven Spielbergs Saving private Ryan. De film heeft niets met het huidige Amerika te maken, maar het militaire apparaat was er snel bij om zich de heroïek van de inval in Normandië toe te eigenen. Net als toen staat ook nu het Amerikaanse leger voor de verdediging van de democratie, luidde de boodschap van het Pentagon. Maar de film deed meer: het slechtte de restanten van het anti-oorlogssentiment van de generatie van de jaren zestig. Met Saving private Ryan bewezen de babyboomers alsnog eer aan hun vaders, die de wereld van Hitler hadden verlost.
Saving private Ryan leerde dat Amerika klaar was voor een militaristisch en patriottisch propagandaoffensief. Producent Jerry Bruckheimer, die eerder met Top gun bewees het socio-politieke klimaat goed aan te voelen, zag de vruchtbare bodem. Pearl Harbor was het resultaat. De film verlegde de propagandagrens, want het presenteerde een militaire nederlaag als een morele overwinning. Eigenlijk moesten de Amerikanen dankbaar zijn dat de Japanners de Amerikaanse vloot naar de zeebodem torpedeerden, want dat haalde het beste in hen naar boven: patriottisme en heldenmoed. In Pearl Harbor wordt een militair zinloze actie — het bombarderen van Tokio in 1942 — voorgesteld als de ultieme vorm van heldenmoed. Wie niet patriottisch verblind was, zag een kamikaze-actie, waarvan we altijd dachten — keurig geleerd op school — dat het een Japanse specialiteit was. Vergeleken bij Pearl Harbor is Saving private Ryan een meesterwerk, omdat het militairen niet mythologiseert, maar hen voorstelt als doodsbange jongens, die in een oorlogshel terecht komen. Bovendien schuilt in Saving private Ryan onder de patriottische lading een moreel dilemma: mag je soldatenlevens opofferen om één leven te redden?
Mitrailleurvuur
Pearl Harbor was een dieptepunt in de Amerikaanse filmpropaganda, maar dat het altijd nog erger kan, bewijzen Bruckheimer en regisseur Ridley Scott met Black Hawk down. De film gaat over de Amerikaanse militaire actie op 3 oktober 1993 in Mogadishu in Somalië om een paar handlangers van krijgsheer Aidid te arresteren. De schijnbaar eenvoudige klus ontaardde in een vijftien uur durende bloedige chaos, waarin achttien Amerikaanse militairen en tussen de vijfhonderd en duizend Somaliërs omkwamen. CNN-beelden van joelende Somaliërs, die de lijken van twee Amerikaanse militairen door de straten van Mogadishu sleepten, schokten de Amerikaanse publieke opinie, zodat president Clinton gedwongen was de troepen uit Somalië terug te trekken.
Black Hawk down presenteert de desastreuze actie als een heroïsche strijd van een groepje Amerikaanse militairen tegen een horde Somaliërs, die zich als lemmingen in Amerikaans mitrailleurvuur storten. Het doet denken aan het racisme in westerns in de jaren vijftig, waarin kinderlijke indianen zich en masse lieten afslachten. Gedurende twee uur van de tweeëneenhalf uur durende film knetteren mitrailleurs, ontploffen granaten, spatten lichamem uit elkaar, worden lichaamsdelen afgerukt en spuit bloed in het rond. De vergelijking met Saving private Ryan gaat mank, want daarin vormt de oorlogshel uit het eerste kwartier de opmaat voor een verhaal over een moreel dilemma. In dilemma’s zijn de makers van Black Hawk down niet geïnteresseerd. Ook de vraag wie verantwoordelijk was voor de mislukte actie, wordt niet gesteld.
In de drang om militairen als helden te portretteren, slaat de film volledig door, zodat hij grotesk wordt. De Amerikaanse militairen in Black Hawk down zijn karikaturen van wilskracht en heldenmoed, die zelfs niet het bewustzijn verliezen als ze gapende wonden ter grootte van een voetbal hebben.
Morele overwinning
Black Hawk down is niet alleen oorlogsporno, maar ook infaam patriottisch, omdat de film een desastreuze militaire actie presenteert als een glorieus optreden. Laf is de film ook, omdat de vernederende beelden van het slepen met de lijken van de twee Amerikanen ontbreken. De weinige woorden die de film wijdt aan de politieke context van het optreden in Somalië zijn een brutaal staaltje geschiedvervalsing. Black Hawk down begint met een tekstje, dat wil doen geloven dat de Amerikanen uitsluitend om humanitaire redenen in Somalië waren. Dat Amerikaanse oliemaatschappijen belangen hebben in het land, die na de omverwerping van het pro-westerse regime van Mohamed Siad Barre gevaar liepen — ach, wie let er op. Dat de film suggereert dat Clinton de actie in Somalië begon, terwijl hij in werkelijkheid werd opgezadeld met een erfenis van voorganger Bush — ach, wie maakt zich er druk om. Dat de Amerikanen zich in Somalië gehaat maakten door hun brute optreden — in de zomer van 1993 vermoordden ze vijftig gematigde leiders, die in een bijeenkomst bijeen waren om de politieke impasse in het land te doorbreken — ach, wie wil het weten?
Filmhistorici maken altijd onderscheid tussen geallieerde en nazi-propaganda in de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse en Britse propaganda bevatte rationele elementen, terwijl de nazi-propaganda appelleerde aan blind patriottisme en ‘sterven voor het vaderland’. Pearl Harbor liet met zijn kamikaze-actie zien dat dit onderscheid niet langer opgaat. Black Hawk down maakt duidelijk dat dit niet eenmalig was. De film doet denken aan de nazi-film Kolberg, waarin de bevolking in een dorpje in Pruisen zich in 1806 liever doodvecht dan zich overgeeft aan Napoleon. De film presenteert de uiteindelijke nederlaag als een morele overwinning. Black Hawk down doet hetzelfde. Doorvechten en nooit overgeven, is het motto. "Je moet niet nadenken", zegt een van de Amerikaanse militairen tegen een twijfelende medestrijder. De film verwacht van ons hetzelfde. We wachten op Bruckheimers film waarin de Amerikanen alsnog de oorlog in Vietnam winnen.
Jos van der Burg