Bad Luck Banging or Loony Porn

De maatnemende samenleving de maat genomen

In zijn Gouden Beer-winnaar Bad Luck Banging or Loony Porn laat Radu Jude een sociaalrealistisch drama genadeloos botsen op een satirische geschiedenisles en een theatrale farçe. Het resultaat is springerig, intellectueel, messcherp en sardonisch.

Tijdens de lockdown van het afgelopen jaar zijn er grofweg twee soorten films gemaakt. Ten eerste: films die de lockdown expliciet als  uitgangspunt nemen, van Zoom-horror Host (Rob Savage, 2020) tot Paula van der Oests Facetime-romkom Love in a Bottle. En ten tweede: films die weliswaar onder lockdown-restricties en corona-richtlijnen werden gemaakt, maar daar niets van laten zien. Geen mondkapje in beeld, heel hard doen alsof de wereld nog bij het oude normaal is.

Radu Jude’s Bad Luck Banging or Loony Porn (Babardeala cu bucluc sau porno balamuc) past in geen van beide categorieën. De film, afgelopen februari zeer terecht de winnaar van de Gouden Beer op het filmfestival van Berlijn, speelt zich wel heel duidelijk af tijdens die pandemie, maar hij gáát er niet over.

En toch ook weer wel. Er is geruzie over mondkapjes, gesteggel over complottheoriën, geklaag over vaccinaties. Maar dat zijn slechts speldenprikjes; het grotere doelwit dat Jude voor ogen heeft is een maatschappij waarin iedereen elkaar constant de maat zit te nemen. Met als ultieme, meesterlijke ironie dat de regisseur zelf zijn maatschappij ook weer flink de maat neemt. Laten we het cancelen nu maar eens cancelen, lijkt hij te betogen.

Pontificale penis
De aanjager van de plot is niet de lockdown of de pandemie of die vaccinatiecomplotten, maar een ander hedendaags heet hangijzer: porno. Bad Luck Banging opent in flagrante, met het amateurseksfilmpje dat middelbareschooldocent Emi (Katia Pascariu) met haar man maakt, en dat haar duur komt te staan. Jude laat het filmpje in zijn geheel zien en wie voorbij de pontificale penis kijkt, ziet vooral de charmante, enthousiaste stunteligheid waarmee het stel een porno-avontuur probeert te creëren. Maar als het filmpje (tegen Emi’s zin) online opduikt, zijn de poppen aan het dansen. Ze wordt op het matje geroepen op de eliteschool waar ze lesgeeft en er barst een mediastormpje rond haar los.

Zoals in al zijn recente werk vertelt Jude dit verhaal niet rechttoe-rechtaan, maar kiest hij een radicalere vorm. De film bestaat (na die porno-proloog) uit drie delen, compleet anders van stijl en toon en toch een naadloos geheel. In het eerste deel zien we hoe Emi door Boekarest loopt; het tweede bestaat uit een reeks scherp ironische encyclopedische vignetten; en in het theatraal gestileerde slotstuk moet Emi zich op een ouderavond verantwoorden tegenover een nogal hypocriet stel heetgebakerde vaders en moeders.

Jude laat zijn sociaal-realistische drama genadeloos botsen op een satirische geschiedenisles en een farce. Het resultaat is springerig,  intellectueel, hoogdravend, sardonisch. Zoals ook Jude’s vorige films Scarred Hearts (2016), “I Do Not Care If We Go Down in History as Barbarians” (2019) en Uppercase Print (2020) dat waren. Die kregen in Nederland geen reguliere bioscooprelease. Dat Bad Luck Banging het nu wel tot in zalen door het hele land schopt, zal met het prikkelende onderwerp te maken hebben, en vast ook met die Gouden Beer. Maar het is ook gewoon een teken dat Jude er in deze film beter dan ooit in slaagt om alle elementen, citaten en sferen die hij erbij sleept tot een geheel te smeden.

Van die drie delen voldoet alleen het eerste nog enigszins aan de stijlkenmerken van de noul val românesc, de (inmiddels niet meer zo) ‘nieuwe golf’ Roemeense filmmakers die vanaf 2004 furore maakten. Het is een label dat vooral door de internationale filmindustrie werd opgelegd en het was altijd al een reductie om makers als Cristi Puiu, Corneliu Porumboiu en Cristian Mungiu over één kam te scheren.

Maar toch: die films deelden iets. Kort gezegd: het zijn documentaire-achtig gefilmde, rauw-realistische drama’s waarin wordt getoond welke uitwerkingen de Roemeense politieke omwentelingen van de afgelopen decennia hadden op gewone burgers.

Hummer
Jude werd na zijn speelfilmdebuut The Happiest Girl in the World (2009) ook tot die stroming gerekend. Al in die film is echter ook het mediabewustzijn terug te zien dat zijn werk meer en meer zou gaan kenmerken, bijvoorbeeld in een scène die benadrukt hoe voor een commercial elk detail van het beeld wordt gemanipuleerd.

Met elke film lijkt Jude zich verder van het realisme van zijn collega’s af te bewegen en meer richting Brechtiaanse confrontatie. Intussen is hij ook een steeds scherper criticaster van zijn samenleving geworden. Dat documentaireachtige is er in Bad Luck Banging alleen nog in het eerste deel, een meesterlijke korte film op zich. Emi loopt over straat, duikt af en toe een winkel in, heeft een verhit telefoongesprek met haar man, gaat langs bij haar ouders. Tussen neus en lippen door geeft Jude de benodigde informatie over plot en personages, maar in beeld ligt de nadruk op iets anders.

Steeds weer glijdt de camera weg van Emi om details uit het straatbeeld te plukken. Een bloem die weerbarstig door beton groeit.  Reclameborden vol met pornoachtige beelden als achtergrond voor de moralistische heksenjacht waarmee Emi wordt geconfronteerd. Of een immense Hummer die midden op een zebrapad parkeert en waar vervolgens een onooglijk en mank oud kereltje met veel moeite uit klautert.

Onuitgesproken
Het zijn zaadjes die Jude plant, die vervolgens ontspruiten in de slotakte. Jude voedt en watert ze met het middendeel, een formalistisch  kunststukje waarin een brede waaier aan maatschappelijke en historische gevoeligheden van gortdroog ironisch commentaar worden voorzien, door ze te presenteren in encyclopedisch aandoende definities die dat wat normaal onuitgesproken blijft expliciet maken. De Roemeense orthodoxe kerk: “Bondgenoot van alle dictaturen.” Kinderen: “Politieke gevangenen van hun ouders.” Het wedijvert met de scherpe media-analyses van Adam Curtis (maar dan uitbundiger), de politiek beladen montages van Jean-Luc Godard (maar dan zonder diens gewichtigdoenerij), de pesterijen van Lars von Trier (maar dan niet zo depressief).

En dan is er nog die slotakte, waarin Emi de confrontatie aangaat met de ouders die om haar ontslag schreeuwen. De theatrale discussie van dik drie kwartier is Jude ten top: citaten van Freud, Foucault en Thomas van Aquino wedijveren met opborrelende misogynie en antisemitisme, gelardeerd met een dosis vrolijke onderbroekenlol. Zelfs de mondkapjes die de personages op hebben, kunnen drager worden van een scherpe grap.

Tot aan het eind van de film (of eigenlijk: de eindes van de film) blijft Jude de kijker op het verkeerde been zetten, zodat hij de  verantwoordelijkheid bij óns legt. Emi’s lot sleept ons mee, maar Jude wil een groter punt maken. Dat borrelt al in die documentair lijkende straatbeelden naar boven en krijgen we uiteindelijk op ons eigen bord. Genadeloos legt hij de hypocrisie bloot van een maatschappij die zich drukker maakt om een naakte borst dan om haar stelselmatige, kapitalistische uitholling.