Ariel

Geen mengsel van zonnecrême en gin-tonic

Ariel

Door de stormachtige ontwikkelingen in Tjechoslowakije en de DDR – allebei belangrijke filmlanden – groeit het inzicht, dat Europa meer bevat dan de landen van de Europese Gemeenschap: film-Europa strekt zich uit van Portugal (Manoel de Oliveira) in het westen tot Georgië (Sergej Paradjanow) in het oosten, van de Faröer Eilanden in het noorden (Katrin Ottarsdóttir voltooide daar net de eerste film Atlantic Rhapsody) tot Griekenland (Theo Angelopoulos) in het zuiden. Dit besef zou een eye-opener kunnen zijn: open te staan voor de culturele eye-dentities van de kleine filmlanden en -regio’s.

Bijvoorbeeld Finland – aan de noordoostrand van Europa. Het land heeft minder inwoners dan Nederland, het kent evenveel bioscopen en in 1987/88 werden veertien Finse films, in het seizoen daarvoor zelfs 23 films van eigen bodem gemaakt. Dertig procent daarvan nemen de broers Mika en Aki Kaurismäki voor hun rekening. De in 1957 geboren Aki Kaurismäki is acteur, scenarioschrijver en regisseur. Samen met zijn broer Mika runt hij een produktie- en distrubutiemaatschappij en twee filmkunsttheaters met bij elkaar ruim twintig vaste medewerkers.

Aki Kaurismäki’s film Ariel, was naast de Sowjetfilm Kleine Vera de insider-tip van het laatste Forum des jungen Films in Berlijn en viel op het afgelopen festival van Moskou in de prijzen. Ariel ontleent zijn stof uit de werkelijke wereld en vertelt zijn verhaal met middelen uit Hollywood.

Hollywood versus Europa? De scenario-expert Robert McKee ziet het verschil tussen de Amerikaanse en de Europese cinema zo: ‘In de eerste camera-instelling van een Europese film zie je wolken, in de tweede nog meer fantastische wolken, in de derde instelling nog meer hele mooie wolken. En de Amerikaanse film? First shot: wolken, second shot: uit de wolken komt een Jumbo. Derde shot: de Jumbo spat uit elkaar’.

Kaurismäki vertelt op z’n Amerikaans: een mijn wordt opgeblazen, Taisto Kasurinen verliest zijn baan, zijn vader schiet zichzelf op het toilet een kogel door de kop. Taisto stapt in zijn open Amerikaanse slee en rijdt – met de geur van vrijheid en avontuur in zijn neus – door de toendra naar de hoofdstad Helsinki. Daar aangekomen verliest hij al zijn geld, krijgt Irmeli tot vrouw, komt in de bak terecht, breekt uit, pleegt een roofoverval (als hommage aan Bresson gefilmd in de manier van L’argent) en neemt tenslotte met Irmeli en haar zoon de boot Ariel naar de Nieuwe Wereld; off screen zingt een vrouwestem op z’n Fins ‘Somewhere over the Rainbow’…

Dit alles vertelt Aki Kaurismäki binnen 76 minuten.

Civilisatie-sprookje
Kaurismäki laat zich niet vastleggen, noch qua stijl, noch qua genre. De kwaliteit van zijn film ligt eerder in de wonderlijke balans tussen sociaal drama, roadmovie, liefdeskomedie, gangsterfilm en -parodie, tragedie, melodrama en sprookje. Aki Kaurismäki is een meester in het spelen met de verwachtingen van het publiek. Het wisselspel tussen het scheppen en het afbreken van verwachtingen ten aanzien van de filmhandeling bij de toeschouwer levert de dramaturgische spanning op, boeit het publiek. Een scène kan een schok opleveren welke vervolgens in lachen opgaat.

Een voorbeeld: Taisto heeft de eerste nacht bij Irmeli doorgebracht. Plotseling zien we een pistool in close-up. En dan de vraag: “Cracker of bruin brood, koffie of thee?” Het is de zoon van Irmeli.

Net als in zijn film Shadows in Paradise (1986) – voor Jim Jarmusch “een van de mooiste films, die ik sinds jaren heb gezien” – spreekt ook uit Ariel de verbondenheid met de Europese cinema, vooral die van de Nouvelle Vague en de Cinema Pur. De personages in Ariel zijn volstrekt anders dan men uit het aanbod van de internationale film op dit moment gewend is: ze zijn moeders mooiste niet en komen regelmatig van de regen in de drup terecht. Susanna Haavisto als Irmeli en vooral de debuterende Turo Pajala als Taisto schitteren door hun geloofwaardig spel (Pajala kreeg voor zijn rol op het meest recente festival van Moskou een Gouden St. Joris). Aki Kaurismäki brengt ze op tedere wijze in beeld, qua stijl nagenoeg documentair, een mengeling van sociaal en poëtisch realisme, komisch en laconiek tegelijkertijd.

Kaurismäki beschouwt Ariel als een deel van een triologie, die gewijd is aan de “herinnering aan de Finse realiteit”. De titel van de film duidt niet alleen op de naam van het schip dat het personage helpt de kille realiteit van Finland te ontvluchten. Shakespeare-kenner Kaurismäki (zijn vierde film was het eigentijdse Shakespeare-drama Hamlet Goes Business) haalt met de titel de windgeest Ariel aan uit het civilisatie-sprookje Storm van Shakespeare. Ook Ariel kan als een Fins civilisatie-sprookje worden geïnterpreteerd. Tussen de filmbeelden door komt naar voren, dat volgens Aki Kaurismäki in Finland de cultuur zich zonder enig verzet met behulp van plastic en door onverschilligheid om zeep laat brengen.

Hij zelf heeft de consequenties getrokken en zich blijvend op het platteland in Portugal gevestigd. Als filmmaker voelt hij zich dan ook niet gebonden aan zijn land. Inmiddels heeft hij na Ariel in de Verenigde Staten een roadmovie met de titel Leningrad Cowboys Go America gedraaid, buiten Hollywood om: “dat mengsel van zonnecrême en warme gin-tonic”, aldus Aki. En in Finland ontstond na Shadows in Paradise en Ariel de derde aflevering van de trilogie: The Match Factory Girl. Toekomstige projecten wil hij in Londen, Estland en in Portugal realiseren – net als al zijn vorige als low-budget-films.