De achter­kant van het Neder­landse docu­men­taire­succes

De Biesbosch – Natuur in beweging

Afgelopen jaar werd een recordaantal van acht Kristallen Films uitgereikt en trokken Nederlandse documentaires ruim 317 duizend bezoekers. Uit die cijfers zou je kunnen afleiden dat het goed gaat met de Nederlandse documentaire. Maar een rondje langs het veld leert dat makers nog steeds veel te weinig verdienen, omroepen zich contraproductief opstellen en de zichtbaarheid van documentaires zwaar te wensen overlaat.

Op 30 december 2024 werd bekendgemaakt dat De Biesbosch – Natuur in beweging meer dan tienduizend bezoekers had getrokken. De makers kregen een Kristallen Film uitgereikt en daarmee evenaarde 2024 op de valreep het recordaantal van acht Kristallen Films dat een jaar eerder was gezet.

“Die acht Kristallen Films geven hoop”, stelt Iwana Chronis, Hoofd Selective Funding bij het Nederlands Filmfonds, dat verantwoordelijk is voor documentairefilms. “Zeker als je bedenkt dat die tienduizend bezoekers worden gehaald onder weinig optimale omstandigheden. Documentaires worden vaak geprogrammeerd in de middag en hebben kleine marketingbudgetten. Met steeds meer uitgebrachte films per jaar wordt de concurrentie steeds groter.”

Dat er sprake is van verdringing en dat de documentaire daar het grootste slachtoffer van is, ziet ook Peter Lataster, maker van onder andere De kinderen van Juf Kiet (2016) en Reis door onze wereld (2022), die als bestuurslid de belangen van documentairemakers behartigt bij het Dutch Directors Guild (DDG). “Theaters worstelen met hun programmering. Door de overvloed aan uitgebrachte titels belanden documentaires meestal op ongunstige tijdstippen. Wat gezien vanuit de theaters begrijpelijk is, want een documentaire trekt natuurlijk nooit het publiek van een romkom. Pas als een titel aanslaat, verhuist hij naar de avond. Door die focus op bezoekersaantallen blijft er weinig ruimte voor de kleine, kwetsbare film.”

Wie echt wil weten hoe het met de Nederlandse documentaire in den brede gaat, moet voorbij het lijstje Kristallen Films kijken. “Die zijn namelijk erg beperkt in hun onderwerpen”, constateert regisseur en producent In-Soo Radstake, die zelf vorig jaar een Kristallen Film kreeg voor Indië verloren. “Als je naar de top-10 best bezochte documentaires van ieder willekeurig jaar kijkt, zie je dat vooral natuurdocumentaires goed scoren. De Nieuwe Wildernis die in 2013 zo’n 700 duizend bezoekers trok, is daarbij de uitschieter. Daarnaast doen films met of over BN-ers het goed. Ook geschiedenis en dan vooral Indië trekt publiek, zoals je ziet aan mijn eigen film. Dan heb je een hele tijd niks. En dan heb je nog een paar documentaires met een human interest-invalshoek zoals Human Forever, dat gaat over omgaan met dementie.”

Volgens Daan Vermeulen van Cinema Delicatessen, distributeur van documentaires, is de trend steeds meer ‘alles of niets’. “Tien jaar geleden trok een Nederlandse documentaire nog 2500 tot 3000 bezoekers, maar dat is een beetje weggevallen. Een titel doet het goed tot heel goed. Of hij flopt heel erg en blijft onder de duizend bezoekers steken.”

Dicht bij Vermeer

De Facts & Figures van het Nederlands Filmfonds (waarin overigens niet de bezoekcijfers tijdens festivals zijn opgenomen) bevestigen Vermeulens observatie. In 2023 trokken 33 Nederlandse documentaires 216.445 bezoekers. Bovenaan het lijstje met bezoekcijfers staan Human Forever (73.339) en Onder het maaiveld (43.009), maar ook Dicht bij Vermeer (28.617) en Gerlach (18.581). Daartegen staan de schamele 626 kaartjes die werden verkocht voor Paul Blanca en de slechts 336 bezoekers van De Wilde Waard.

Puur afgaand op de voorlopige cijfers van afgelopen jaar was 2024 een topjaar voor Nederlandse documentaires in de bioscoop: 32 titels trokken maar liefst 317,667 bezoekers – dat is 1,08% van het totale jaaraantal aan filmbezoekers. Maar de ruim 144 duizend kaartjes die verkocht werden voor De Wilde Noordzee vertekenen de boel. Ook de André Kuipers-documentaire Beyond: Ode to Earth bereikte met 36.054 bezoekers een groter dan gebruikelijk publiek. Aan de andere kant van het spectrum hebben we titels als A Few Mornings, An Evening (552 bezoekers), Liefjes (609) en The Border Crossed Us (476).

In een steeds voller releaseschema moeten distributeurs actief op zoek naar hun publiek. “We moeten harder knokken dan voorheen”, beaamt Vermeulen van Cinema Delicatessen, die een voorbeeld geeft: “Maanden voor de release van I Am the River, the River is Me hebben we in Eye een vertoning georganiseerd voor potentiële doelgroepen zoals milieu-experts en overheidsinstanties. Dat resulteerde onder andere in een kortingsactie via het Wereld Natuur Fonds en een vertoning op het hoofdkantoor van Greenpeace. Maar we zoeken ook naar andere manieren om aandacht te vestigen op Nederlandse documentaires. Zo zijn we met Filmhuis Alkmaar en Filmhuis Lumen in Delft een Docu Salon gestart, waarbij we elke maand een documentaire programmeren met een inleiding of nagesprek. Dat is vooralsnog succesvol gebleken.”

I Am the River, the River is Me

Maar niet iedere film leent zich voor die aanpak, volgens Vermeulen. “Apple Cider Vinegar is bijvoorbeeld een essayistische film voor liefhebbers. Daar hebben we het in de kunsthoek gezocht maar het kwam niet echt van de grond. We merken dat mozaïekvertellingen minder goed werken dan de enkelvoudige verhaallijnen die kijkers kennen van fictiefilms en de docuseries die ze nu via streamers krijgen voorgeschoteld. We zijn zelf door de jaren heen kritischer geworden. De echte pareltjes waarvan we vinden dat ze een groot scherm verdienen, ook al is het twijfelachtig of ze bezoekers trekken, blijven we doen. Maar de films waarvoor moeilijk een doelgroep te vinden is, die solide zijn maar niet geweldig – die doen we niet meer.”

Dat succes uit het verleden geen garantie geeft voor de toekomst, weet Ilja Roomans uit recente ervaring. De producent van het collectief Docmakers scoorde in 2023 met Gerlach en Dicht bij Vermeer twee Kristallen Films. “Maar in december 2024 kregen we met Where Dragons Live bijna geen avondvoorstellingen en dan is het heel lastig 10.000 bezoekers bij elkaar te sprokkelen. Ondanks het universeel aansprekende thema – familiedynamiek en opvoeding – en een succesvolle lancering op IDFA waar de vertoningen in grote zalen telkens uitverkocht waren, bleef die film steken op zo’n 7.000 bezoekers.”

Uitbrengen via streamingdiensten zou volgens Roomans het publiek aanzienlijk kunnen vergroten. Maar daar stuit ze op weerstand van de omroepen, die vaak verantwoordelijk zijn voor ongeveer een derde van de financiering en soms meer. “Omroepen verbieden ons te werken met streamers. Picl kan nog net, maar zeker geen Amazon, Netflix of Apple, zelfs Cinetree niet. De omroepen claimen exclusiviteit maar als je film op NPO Plus staat, is hij binnen drie dagen in de lijst weggezakt en niet meer terug te vinden. Er lopen gesprekken vanuit de NAPA (Nederlandse Audiovisuele Producenten Alliantie) om te komen tot een beter afsprakenkader.”

“Ik schrik er soms van hoe omroepen omgaan met jonge documentairemakers, op het schofterige af”, stelt Lataster van de DDG. “Iedereen heeft het tegenwoordig over fair practice en fair pay maar de budgetten voor documentaires zijn niet gegroeid terwijl de kosten zijn gestegen en de makers dus nog minder krijgen dan voorheen. Als DDG strijden we voor verbetering van de honoraria want die lopen krankzinnig achter bij andere zzp-ers in de filmindustrie.”

Tekortschietende betaling is hét onderwerp van gesprek in de groepsapp met zo’n zeventig documentairemakers waar Radstake ook lid van is. “Een omroep-cao bestaat al eeuwen maar waarom lukt het niet om minimumtarieven voor freelance filmmakers vast te stellen? Ondertussen word je als producent gedwongen je rechten weg te tekenen. Toen laatst bij het overlijden van Pim de la Parra mijn documentaire Parradox (2010) werd uitgezonden, heb ik een factuurtje van duizend euro gestuurd – een belachelijk laag bedrag. Maar meestal is het nog erger en liggen films stof te vergaren bij omroepen die de rechten hebben voor onbepaalde tijd. Terwijl het beter zou zijn als de maker na een bepaalde periode, bijvoorbeeld vijf jaar, de film zelf kan exploiteren.”

Vooropgesteld dat we in Nederland ‘een van de allerbeste filmfinancieringssystemen ter wereld hebben’, vindt Radstake dat er wel een en ander moet veranderen. “Bijvoorbeeld dat producenten niet hun eigen salaris mogen opnemen in de begroting. Je moet het doen met een producers fee en overhead. Als je meer uitgeeft dan begroot, gaat dat ten koste van die fees en als je minder uitgeeft moet je het restbedrag terugstorten. Daarbij moet je bij inkomsten vrijwel alles terugbetalen, waardoor er voor de makers vaak heel weinig overblijft. Dat is een slechte incentive om je in te zetten voor sales. En het is de reden waarom er zoveel films worden gemaakt: om maar vooral de kosten te kunnen dekken.”

Indië verloren

Iedereen realiseert zich inmiddels dat dat een heilloze weg is. Dat documentaires gebaat zijn bij meer draaidagen en meer tijd en aandacht in post-productie. Het Filmfonds zet daarom ook in op ‘meer geld voor minder titels’, vertelt Chronis. “We hebben nu de CineDoc-regeling in het leven geroepen. Die is bedoeld voor high end documentaires met een productiebudget van minimaal €850.000 en samenwerking met internationale partners. De komende jaren kunnen we de eerste drie titels verwachten in de bioscoop: Dawn of the Post-Plantation van Renzo Martens, In Your Shadow van Thabi Mooi & Tom Fassaert en Sanda Dia van Miriam Guttman.”

Betere betaling voor filmmakers en gezonde budgetten om de kwaliteit op te krikken zijn natuurlijk toe te juichen. Maar het totaal beschikbare bedrag voor documentairefilms groeit niet. Dus zal een toenemend aantal makers bot vangen bij de geijkte subsidiekanalen. Die zullen andere wegen vinden – zoals de makers van veel natuurdocumentaires nu al heel goed lukt. “Of ze vallen buiten de boot”, constateert Lataster. “Ik maak me vooral zorgen om de positie van jonge makers. Het wordt steeds lastiger om na je eerste film een volgende te maken. Als je dan ook nog net een gezin bent gestart dan hou je dat niet vol.”