Apple Cider Vinegar

Steen zijn wij

Apple Cider Vinegar

Alles is hybride aan dit speelse documentaire-essay over het bewogen leven van stenen.

Ik had nog één verhaal te vertellen, nog één reis te maken, zegt de warme, zachtschorre vrouwelijke vertelstem, terwijl we kijken naar webcambeelden van een nachtelijke Afrikaanse wadi. Opeens duikt er een olifant op om te drinken. De stem slaakt een gedempt kreetje van verrassing, bewondering, genot: “Ah!”

Die stem is van de negentigjarige Welshe acteur Dame Siân Phillips, die de kijker vervolgens door een wonderlijke documentaire beeldenreis gidst: deels natuur-op-afstand via webcams, deels een handheld gefilmd reisverslag. Regelmatig neigt de commentaarstem naar de meer persoonlijke toon van een videodagboek. Phillips’ stem belichaamt zo een hoofdpersoon die we nooit te zien krijgen, maar op wier associatieve reis de kijker meelift; in haar hoofd en door haar ogen. Ze is ontsproten aan de fantasie van de Vlaamse filmmaker Sofie Benoot, die haar het fictieve, vrouwelijke equivalent van natuurdocumentaire-icoon Sir David Attenborough wilde laten zijn. Haar laatste reis wijdt de verteller aan wat ze tijdens haar werkende leven als maker van natuurdocumentaires buiten beeld en onbesproken liet.

Aanleiding en vertrekpunt voor de reis is een niersteen ter grootte van een borrelnootje uit het lichaam van de verteller. Ze is gefascineerd door hoe haar levende lichaam steen voortbrengt als een vulkaan, een nieuw planeetje schept. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat daarin het zeldzame mineraal weddeliet, dat enkel op de oceaanbodem bij Antarctica voorkomt, is beland? Het decorstuk steen komt daardoor opeens in het centrum van haar aandacht te staan.

Haar verrassende reis voert langs versteende lavagolven in Kaapverdië, een vrouw met chronische pijnen op de San Andreasbreuk in Californië, de afbrokkelende kustlijn van Engeland en een steensplitter in een Palestijnse steengroeve. We reizen mee met geologen, die hun ogen nooit op de weg richten, maar altijd op het steenlandschap ernaast. Hun taal is pure poëzie. Lamprofier. Trilobieten. Lewisiaanse gneis. Veldspaat.

Steen blijkt te leven en bewegen, miljarden oude verhalen te herbergen, een blik te werpen op de toekomst. Speels associeert Benoot zich zo een weg naar een kritische bespiegeling, waarbij de scheidslijn tussen dode en levende natuur een vloeiende blijkt te zijn. Passend bij die gedachte is alles aan deze film hybride: het persoonlijke en objectieve, geest en materie, de connectie met de wereld door (afstandelijke, starre) webcams en (directere, beweeglijke) filmcamerabeelden. Benoot doorbreekt die scheidslijnen regelmatig in de dartele vorm van haar vertelling. Het mooiste is het moment waarop de verteller (onzichtbaar achter de camera) koffie krijgt aangereikt van iemand in beeld, waarna die koffie thuis achter de laptop zachtjes hoorbaar wordt opgeslurpt en op de webcam de Afrikaanse apen opkijken als het kopje op de schotel landt.