Steve McQueen en Bianca Stigter over De bezette stad
'We blijven dezelfde fouten maken'
De teksten van Bianca Stigter en de beelden van Steve McQueen vormen in De bezette stad een sublieme twee-eenheid. De ambitieuze documentaire probeert het leven van Joodse Amsterdammers tijdens WO2 invoelbaar te maken, maar reflecteert tegelijkertijd wezenlijk op het heden. “Niemand gaat een monument oprichten voor de daders.”
In de documentaire De bezette stad is te zien hoe het verleden doorleeft in het heden. Filmmaker Steve McQueen (12 Years a Slave, 2013) filmde voor zijn eerste lange documentaire drie jaar lang plekken in Amsterdam die tijdens de Tweede Wereldoorlog een rol van betekenis speelden in de levens van Joodse Amsterdammers.
De vier uur durende film is gebaseerd op Atlas van een bezette stad: Amsterdam 1940-1945, geschreven door McQueens partner Bianca Stigter. In dat boek beschrijft Stigter, die bij NRC als journalist werkt, zo’n tweeduizend locaties in de hoofdstad die iets te maken hebben met de Tweede Wereldoorlog. In De bezette stad zijn er daarvan honderddertig te zien.
McQueen gebruikt bewust geen archiefmateriaal, maar toont deze gebouwen, straten en appartementen, inclusief hun bewoners, in hun huidige functie. Terwijl de camera zich verwondert over het Amsterdam van nu weerklinken Stigters teksten, uitgesproken door Carice van Houten. Op kalme maar gedecideerde toon vertelt Van Houten bijvoorbeeld over plekken waar Joodse onderduikers zaten die werden verraden. Nu wonen er andere mensen, gebeuren er geen gruwelijkheden. Van meet af aan dient zich in de film een inventieve dialectiek aan tussen beeld en tekst.
De bezette stad werd gemaakt tijdens een bewogen periode: er waren protesten vanwege de door de politie van Minneapolis vermoorde George Floyd; de coronapandemie brak uit; Rusland viel Oekraïne binnen; er waren klimaatdemonstraties. Ook die facetten zijn, direct of indirect, te zien in de documentaire. Zo is De bezette stad dus ook een document van de laatste jaren. In Eye Filmmuseum vertellen McQueen en Stigter over de totstandkoming van het project. McQueen: “Het is onze taak om vragen stellen, niet om ze te beantwoorden. Dat is onmogelijk. Dat laten we over aan politici en journalisten. Wij zijn kunstenaars. Als kunstenaar is het mijn taak om te reflecteren op waar we nu zijn. En daar zo goed mogelijk een betekenis aan te geven.”
In een eerder interview zei u dat we niet leren van het verleden. Wat bedoelde u daar precies mee? SM: “Ik stel niet dat we pertinent niets leren van het verleden. Maar soms ontwaar ik een soort van collectief geheugenverlies. Dan hebben we ergens iets van geleerd, maar is die les slechts van tijdelijke aard. We hebben de neiging om bepaalde zaken weer te vergeten en blijven dezelfde fouten maken. Als dat niet het geval was, dan zouden we hier nu niet zitten. Dan zouden we in een betere situatie verkeren.”
Het boek waar De bezette stad op is gebaseerd, is in feite een reeks lessen uit het verleden, evenals de film. BS: “Er is wel een overduidelijk verschil tussen het boek en de film. Het boek is feitelijk en zeer praktisch, het is opgezet als een soort gids die is opgedeeld in wijken en straten, en soms zelfs in huizen en verdiepingen. Je kan het boek bijna gebruiken als een soort tijdmachine. De film zou ik meer omschrijven als struinen door de stad.”
Waarom schreef u het boek? BS: “Ik ben historicus en de eerste reden waarom ik het boek schreef was omdat je in de stad van vandaag nauwelijks kan zien wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. Zeker als je in het centrum woont, oogt Amsterdam nog steeds als een zeventiende-eeuwse stad. Als je rondloopt, weet je wel dat er iets is gebeurd. Maar ik wilde exact weten waar. Ik wilde weten waar de Duitsers zaten, maar dat zijn dingen die allang weer zijn vergeten. Niemand gaat een monument oprichten voor de daders.”
Uw documentaire Three Minutes: A Lengthening [2021] draaide om de gevolgen van de Holocaust voor de Joodse gemeenschap in het Poolse dorp Nasielsk. De bezette stad illustreert hoe het leven voor Amsterdamse Joden veranderde in 1940. U maakt de geschiedenis tastbaar. Misschien wel om ons collectieve geheugen scherp te houden? BS: “De Holocaust is het zwaarste dat ons in de recente geschiedenis is overkomen. Ook in de geschiedenis van mijn stad. Logischerwijs ben je daar als historicus in geïnteresseerd. Het is belangrijk om die verhalen op de voorgrond te laten treden. Wat mij tijdens mijn onderzoek altijd het meest raakte, was wanneer ik geen informatie over mensen kon vinden, behalve wanneer ze waren geboren en wanneer ze werden vermoord. Wanneer je dan toch iets aanvullends vindt, dan heb je tenminste iets wat je naar het heden kunt trekken. Dan weet je tenminste iets. Dan gaat er minder verloren.”
Dat is ogenschijnlijk wat de film ook doet: verhalen naar het heden trekken. Hoe werkten jullie samen? Waar begon dat? SM: “Ik kom uit een stad [Londen; OL] die nooit bezet is geweest. Ik woon nu 27 jaar in Amsterdam, in een stad die ooit bezet was. Dat verleden schokte mij nogal. Het is best unheimisch, zelfs met onze kinderen en hun scholen. Dat is zeer fascinerend.”
BS: “Dat van die scholen is een treffend voorbeeld van hoe locaties uit het boek nog steeds een functie hebben in de huidige stad. Onze dochter en zoon gingen naar een basisschool die ooit een Joodse school was. Daarna ging onze dochter naar het Gerrit van der Veen College, dat ooit het hoofdkwartier was van de Sicherheitsdienst. Onze zoon zat op een kinderopvang waar ooit het politiebataljon zetelde dat in het begin van de oorlog meewerkte aan het oppakken van Joden. En daarna ging hij naar een school die destijds een gevangenis was. Allemaal volkomen toevallig.”
SM: “Ik zou zeggen: een onvermijdelijk toeval. Niettemin was dat een van de redenen dat ik geïnteresseerd was in dit onderwerp, in het maken van een film of documentaire. Ik wist niet precies wat het was dat ik wilde maken, wilde doen. Ik weet nog steeds niet hoe je het resultaat moet noemen. Maar ik wilde een film maken over Amsterdam, met in het frame de levenden en de doden samengebracht. En toen Bianca aan haar boek werkte, dacht ik: de tekst zal het verleden representeren; de beelden het heden. En zo geschiedde: zij werkte in haar kamer, ik deed mijn ding.”
Het resultaat is een film die bij vlagen ook nog eens humoristisch is. Is het moeilijk om humor met een zwaar onderwerp te balanceren? SM: “Natuurlijk is het grappig. Dat is het leven. Humor en muziek hebben de helft van de tijd mijn leven gered, zonder twijfel. Wat moeten we zonder muziek, zonder gelach? Ik bedoel, we leven in ongelukkige, rare tijden. Zie bijvoorbeeld het moment in de film wanneer je die jongeren jointjes ziet draaien en roken. Zij geven geen fuck om de context. Om het oorlogsverleden. Zij hebben zoiets van: wij hebben het recht om onwetend te zijn. Er is voor vrijheid gevochten, zodat zij het recht hebben om daar niet aan te denken. En het is goed om te lachen, natuurlijk. Hoe kan je dat niet? Soms huilen we met tranen; soms lachen we met tranen.”