De Jantjes
Feest van herkenning
Hoewel De Jantjes uit 1934 over tijdloze thema’s als liefde en jaloezie gaat, staat het verhaal ver af van onze 21e eeuwse belevingswereld. Toch is de film met zijn prachtige beelden van vooroorlogs Amsterdam nog steeds een feest van herkenning. Op zo veel plekken in Amsterdam loop je nog steeds door De Jantjes.
Als je er rondloopt, dan is het nog altijd dezelfde wijk. De auto’s zijn nieuwer, de stoep is schoner, maar in de kleine straatjes van de Amsterdamse Jordaan lijkt het nog altijd alsof je ieder moment de zingende Na Druppel en De Mop uit De Jantjes tegen het lijf zou kunnen lopen. Deze film van Jaap Speyer uit 1934 vertelt over drie matrozenvrienden — de Jantjes uit de titel, niet omdat ze zo heten, maar omdat matrozen in de volksmond ‘Jantjes’ genoemd werden. Na hun diensttijd keren ze terug naar Amsterdam, blij om weer bij hun liefjes te zijn. Maar als geldzorgen en jaloezie de kop op steken, wankelt hun toekomst in de vertrouwde Jordaan.
Het lijkt een duidelijk verhaal, maar bij het kijken van deze film bekruipt je een paradoxaal gevoel: terwijl de locaties heel herkenbaar zijn, zijn de ouderwetse personages en het verhaal van De Jantjes dat minder. Toch blijf je kijken, gehypnotiseerd door de gelijkenis tussen deze tachtig jaar oude beelden en de zo bekende straten. In de ban van een gevoel van herkenning dat je niet meteen kunt plaatsen.
De stad als personage
Deze herkenning slaat meteen al toe tijdens de opvallende intro van De Jantjes: nog voordat de personages worden geïntroduceerd krijgt de kijker een keur aan beelden uit het Amsterdam van toen te zien, gemonteerd op ‘Ode aan ’t Y’ van oerkleinkunstenaar Louis Davids. De Westertoren, de grachten, het Centraal station gezien vanaf het IJ — er lijkt in tachtig jaar amper iets veranderd in Amsterdam. En hoewel een groot deel van De Jantjes is opgenomen in de legendarische Cinetone Filmstudio’s, stelen ook in de rest van de film de op locatie opgenomen scènes de show. Bijvoorbeeld wanneer Na Druppel en De Mop — het aandoenlijke, ogenschijnlijk permanent aangeschoten straatmuzikantenduo — de klassieker ‘Draaien, altijd maar draaien’ zingen op een Amsterdamse brug, maar juist het uitzicht op de gracht alle aandacht opeist.
Hiermee wordt Amsterdam meer dan een locatie in de film — het wordt een belangrijk personage. Zo belangrijk zelfs, dat de herkenning die de kijker voelt sterker is dan de identificatie met de personages. Want hoewel Na Druppel en De Mop later in veel producties als archetypische Amsterdammers de revue zouden passeren, is het geen archetype dat de hedendaagse Amsterdammer meteen herkent. Zoals we ons doorgaans identificeren en meeleven met de hoofdpersonen in een film, zo leven we nu mee met de stad die ons in de levendige scènes van De Jantjes wordt voorgeschoteld.
Commerciële belangen
Maar herkenning is niet alleen een weg naar identificatie. Het is een gevoel dat vaak met commerciële doeleinden wordt ingezet. Zo ook bij De Jantjes. Met de opkomst van de geluidsfilm aan het begin van de twintigste eeuw ontstond er een grote vraag naar Nederlandse films. Niet alleen vanwege de taal, maar ook door een groeiende behoefte aan films die over het eigen ‘milieu’ gingen. De makers van De Jantjes speelden hier fijntjes op in. Zo werd de film in advertenties aangeprezen met de slogan ‘Een Hollandsch filmwerk voor een Hollandsch hart’.
Het waren vooral de liedjes die spraken tot dit ‘Hollandsch hart’. Ook deze liedjes waren een onderdeel van een snood marketingplan. De Jantjes was voor het toenmalige publiek namelijk herkenbaar omdat het een tweede verfilming was van het gelijknamige populaire toneelstuk van Herman Bouber uit 1922. De eerste verfilming van dit toneelstuk was de acht minuten durende stille film van Maurits Binger uit datzelfde jaar. Omdat de liedjes nu ook te horen waren, trok de verfilming in 1934 volle zalen. Door een populair werk als uitgangspunt te gebruiken verzekerden de makers zich bovendien van een publiek, wat het financiële risico beperkte.
Genot
De commerciële toepassing van herkenning is misschien zo groot, omdat herkenning een voorwaarde voor plezier is. Freud zei dat mensen pas genot voelen wanneer ze al bekend zijn met hetgeen ze tegenkomen of ervaren. Te veel herkenning resulteert echter weer in het omgekeerde — verveling of desinteresse. Daarmee is het plezier dat kijkers ontlenen aan filmbeelden dus een fragiel evenwicht tussen de sensatie van de ontdekking en het plezier van herkenning. Genot is een staat van zijn waarin de geest een deel van wat getoond wordt herkent — niet alles, maar zeker ook niet niets.
Herkenning is daarmee niet alleen een marketingtool, maar een noodzakelijke voorwaarde om genot aan film te ontlenen. Als Jantje Dries het geroddel over zijn kuise geliefde gelooft maar er in ‘Nederlandsch–Indië’ een vriendinnetje op na houdt, komt de dubbele moraal van de Jantjes ons misschien vreemd voor. De omgeving herkennen we echter met gemak: de Posthoornkerk, de IJ-haven waar diezelfde geliefde met betraande ogen ‘haar’ Dries toch weer uitzwaait. Verrast door de vertrouwdheid van de getoonde locaties neemt de herkenning het over van de verwondering.
Zo slaat De Jantjes een brug tussen heden en verleden door het plaatsen van een minder herkenbaar verhaal in herkenbare locaties. Als je in een bruine kroeg staat met een jenevertje, beginnen de ouderwetse belevenissen van de Jantjes te leven. En dan is De Jantjes plotseling geen stoffige film meer, maar een feest van herkenning.
Dit artikel werd oorspronkelijk geschreven i.h.k.v. de Workshop Filmkritiek 2014.