Peter Strickland over In Fabric

'Ik zie het luxe warenhuis als een spookhuis'

Peter Strickland heeft zich met films als Berberian Sound Studio en The Duke of Burgundy bewezen als een van de interessantste Britse filmmakers van de laatste jaren. In zijn nieuwe film In Fabric zaait een rode jurk dood en verderf. “Verborgen of onuitgesproken verlangens lenen zich goed voor een film over een jurk.”

Binnen een decennium heeft Peter Strickland (1973) zijn sporen verdiend binnen de Britse arthousecinema met vier zeer uiteenlopende en moeilijk classificeerbare films. In Katalin Varga (2009) volgden we de mysterieuze titelfiguur op haar wraaktocht door de woeste Roemeense Karpaten. Berberian Sound Studio (2012) vertelde een bizar verhaal over een geluidskunstenaar die aan een Italiaanse horrorfilm werkt; Strickland maakte er voor het eerst internationaal indruk mee. Een lesbische sm-relatie vormde de basis van het hypnotiserende The Duke of Burgundy (2014).

Stricklands nieuwste film In Fabric, die vorig jaar in première ging op het filmfestival van Toronto, lijkt zijn meest ambitieuze werk tot nu toe. Hij laat verschillende verhaallijnen en stijlen door elkaar lopen en soms frontaal botsen. Het resultaat is een fascinerende hybride van vele verschillende genres en invloeden. Actrice Fatma Mohamed steelt de show als een demonische kledingverkoopster, die aan de lopende band onnavolgbare oneliners uit haar mouw schudt over hoe kleren de vrouw maken.

In Fabric is een mengsel van zwarte humor en sociale satire, gepeperd met fetisjisme, sensualiteit en horror. Het voelt als een moderne interpretatie en mix van de films van meestersurrealist Luis Buñuel en exploitatiefilmer Jesús Franco. “Buñuel was absoluut van invloed op de film. Vooral hoe hij de dualiteit verkent tussen verborgen dierlijke verlangens enerzijds en anderzijds de sociale normen die aan vriendelijk en oppervlakkig gedrag ten grondslag liggen. Volgens mij lenen die thema’s van verborgen of onuitgesproken verlangens zich goed voor een film over een jurk. Met kleding raak je snel verzeild in ideeën over fetisjisme, body dismorphic disorder [ingebeelde lelijkheid, ML] en zo verder.
“Eigenlijk is de satire op de consumptiemaatschappij voor mij het minst interessante aspect van de film, omdat ik de hoofdpersonen niet als consumenten zie. Dat element speelt inderdaad op de achtergrond mee, in de scènes met de wachtrijen en de vechtpartijen tussen klanten, maar In Fabric is geen zedenschets met een opgeheven vingertje. Ik vond het interessant om een luxe warenhuis te zien als een soort spookhuis. En op een bepaalde manier worden dat soort plekken steeds zeldzamer. Ik wilde de geluiden van winkelend publiek laten horen als een geluid uit het verleden, iets dat verdwenen is. Trouwens, ik weet helemaal niet hoe ik al die elementen bijeenbreng in een film. Scenarioschrijven is voor mij een intuïtief proces. Voor In Fabric heb ik geprobeerd me te verplaatsen in mijn jeugd en te recreëren hoe ik als kind winkels ervoer: als een groot mysterie.”

Bepaalde elementen van In Fabric deden me ook denken aan Dario Argento’s Suspiria: de heksenkring van winkelbediendes, een deur die opent en sluit waaruit muziek weerklinkt, het gebouw met geheime doorgangen dat afbrandt… “Ik ben een fan van Suspiria, maar de film was geen invloed op In Fabric. Als het zo zou zijn zou ik dat openlijk toegeven, maar zo is het niet. De overeenkomsten berusten op puur toeval. De invloeden op In Fabric komen uit een andere hoek: William Kleins Who Are You, Polly Maggoo?, Herk Harvey’s Carnival of Souls en Kenchi Iwamoto’s Kikuchi, hoewel ik die laatste film nooit heb gezien. En allerlei invloeden buiten de cinema, zoals de mannequinsculpturen van Edward Kienholz, de serie The Office van Ricky Gervais en Stephen Merchant, de titelsequentie van Shaun Costello’s Waterpower, de muziek van Swans en The Bohman Brothers, de performancekunst van Katalin Ladik, ASMR-video’s op YouTube en als laatste, maar zeker niet de minste, Engelse warenhuizen. Ik heb de remake van Suspiria trouwens niet gezien. Ik heb überhaupt geen films gezien de laatste tijd.”

Hoe kreeg je het voor elkaar om Gwendoline Christie, bekend van de laatste twee Star Wars-films en Game of Thrones, te strikken voor deze lowbudgetproductie? “Gwendoline’s vertegenwoordiger liet ons weten dat ze gek was op The Duke of Burgundy en daardoor maakten we een afspraak. Het bleek dat we veel interesses deelden en veel gemeenschappelijke vrienden hadden van lang geleden. Ik denk dat onze verstandhouding tijdens de draaidagen gebaseerd was op het feit dat we zoveel te bespreken hadden. Ik had de rol van Gwen al geschreven, dus die naam was puur toeval. In het begin was het een veel kleinere rol, maar ik heb toen meer scènes voor haar geschreven. Het accent dat ze gebruikt in de film is een tamelijk standaard Thames Valley-accent, maar dat het in de context een beetje bizar klinkt vind ik heel fijn, ook al was het eigenlijk niet zo bedoeld.”

Aan de andere kant van het acteursspectrum hebben we Leo Bill, die de verlegen wasmachinereparateur Reg Speaks geweldig neerzet. Hij is zowel grappig als intrigerend. Wat trok je in dit personage aan? “Ik ben gek op Reg Speaks. Ok, ik hou van alle personages, maar ik vind het heerlijk hoe hij nooit somber of vrolijk is. Toch zit er een passie diep in hem verborgen, die oplaait wanneer hij benen in panty’s ziet. Het is duidelijk een persoonlijke behoefte, waarover hij wel signalen afgeeft, maar hij schaamt zich te veel om het uit te spreken. Ik voel me aangetrokken tot dit soort introverte personages. Reg Speaks verschilt eigenlijk niet zoveel van Gilderoy in Berberian Sound Studio. We zijn tegenwoordig zó gewend om in films vooral alfamannetjes te zien. Ik vind mensen die er moeite mee hebben om zichzelf emotioneel bloot te geven veel interessanter. En veel menselijker bovendien.”

Muziek is een onlosmakelijk onderdeel van al je films. Deze keer verzorgde Cavern of Anti-Matter een prachtige en bezwerende soundtrack. Hoe nauw werk je samen met de componisten en muzikanten, en heb je een specifieke werkwijze? “Ik heb heel nauw samengewerkt met Tim Gane van Cavern of Anti-Matter en we begonnen al vroeg aan dit project, wat echt een bijzondere luxe was. We begonnen eigenlijk al voordat ik echt wist wat voor film ik wilde maken. Het is altijd moeilijk om een evenwichtige synthese met componisten te bereiken, in de zin dat je nauw wilt samenwerken maar ze tegelijkertijd ook de vrijheid wil geven om ze hun eigen dingen te laten doen. Het belangrijkste is dat ze zichzelf kunnen zijn en je niet probeert ze in een Ennio Morricone-functie te schuiven. Wanneer ik een componist vraag om samen te werken is dat omdat ik van zijn muziek hou. En dat wil ik niet kwijtraken door ze te dwingen bezig te zijn met mijn muzikale voorkeuren. Tim wilde heel graag een cover doen van Mick Jaggers soundtrack voor Kenneth Angers Invocation of My Demon Brother, maar hij veranderde zijn versie zo dat het technisch gezien niet te veel in de buurt van het origineel kwam. Daardoor kreeg hij het idee van het geluid van een brandalarm, en door dat muzikale idee kreeg ik weer het idee van het oproer aan het einde van de film.”

Ik moet het toch even vragen: heb je De jurk (1996) van Alex van Warmerdam gezien? “Ik hoorde van die film, maar pas nadat we de opnamen van In Fabric hadden beëindigd. Er zijn een heleboel films over bezeten jurken of andere objecten en het werkelijk bizarre feit is dat ik geen enkele daarvan kende tot ik klaar was met de opnamen. Intussen ben ik ervan beschuldigd dat ik gejat zou hebben uit enkele van die films, wat me frustreert, omdat ik altijd erg eerlijk ben wanneer ik me door een andere film laat inspireren. Het probleem is dat ik me in het verleden aan zoveel andere films heb vergrepen, dat niemand me meer gelooft. Maar ik zou De jurk graag nog willen zien, wat ook geldt voor Tobe Hoopers I’m Dangerous Tonight.”

Toen ik je twee jaar geleden voor het laatst sprak, hadden we een interessante discussie over erotische cinema en artistieke porno van de jaren zeventig. De laatste tijd worden die films steeds vaker heruitgebracht, zoals die van de Amerikaanse visionair Radley Metzger. Waarom denk je dat die revival ontstaat? “Ik voel me waarschijnlijk om de verkeerde redenen aangetrokken tot die films. Dat soort cinema bevat een energie en sfeer die je in mainstreamfilms nooit zult aantreffen. Ik weet niet wat de oorzaak was, maar er stond een stel visionaire pornoregisseurs op in de jaren zeventig, zoals Metzger, Wakefield Poole, Peter de Rome, Jim Bidgood en Shaun Costello. Hun films wentelen zich een wereld van verborgen verlangens en zijn vaak op een unieke manier gefilmd. Eerlijk gezegd ben ik niet geïnteresseerd in het doorbreken van taboes of grenzen an sich. Maar het is gewoon zo dat films die grenzen overschrijden vaak op een heel interessante manier zijn gemaakt. De sfeer is vaak ongelofelijk dromerig of exotisch, zoals in het geval van Poole of Bidgood, of lijkt op een pure nachtmerrie, zoals bij Costello. Dat soort films bereiken hoogten of diepten die je in de acceptabele vormen van cinema niet aantreft. Ik wil niet zeggen dat de films waarover we toen discussieerden allemaal goed zijn. Ik zou zelfs zo ver willen gaan dat sommige ervan bijzonder verontrustend of zelfs giftig zijn. Maar je kan er altijd iets in vinden dat je inspiratie oplevert.”