Berberian Sound Studio
Grandioze geluidskunst
Peter Strickland maakte met Berberian Sound Studio een duistere en meditatieve vertelling over een geluidskunstenaar die in 1976 aan een Italiaanse horrorfilm werkt, zonder die bloederige beelden te laten zien: een meesterzet.
Gilderoy (Toby Jones) is een muizig moederskindje en een stijve, introverte Brit, maar ook een grandioze geluidskunstenaar. Hij wordt door producent Francesco en regisseur Santini gevraagd de geluidseffecten en nasynchronisatie te verzorgen voor Il vortice equestre (The Equestrian Vortex), een gruwelijke Italiaanse horrorfilm over heksenvervolging. Langzaam raakt de schuchtere Gilderoy, die in de studio een slaapkamer heeft betrokken, geestelijk uit balans door de sinistere sfeer tijdens zijn werk, de voortdurende intimidaties van zijn medewerkers en uiteindelijk de film zelf.
Zo bedrieglijk eenvoudig als deze synopsis doet vermoeden is Berberian Sound Studio allerminst. Allereerst is er het duidelijke kader van de Italiaanse genrefilm. Regisseur/muzikant Peter Strickland situeert zijn verhaal nadrukkelijk in 1976, toen Dario Argento zijn magnum opus Suspiria aan het filmen was en de mogelijkheden van geluid en beeld in de cinema verkende op een manier die niet eerder was vertoond. Niet alleen Argento’s film over occulte zaken op een dansacademie is een directe invloed, met de rol van de dubieuze Santini wordt ook aan de exploitatiefilms van Renato Polselli gerefereerd. Deze regisseur maakte in de jaren zeventig een reeks serieus bedoelde, maar ook krankzinnige en gewelddadige films over heksenvervolging en satanisme zoals Riti, magie nere e segrete orgi nel trecento en La veritá secondo Satana, volgens zijn zeggen striemende aanklachten tegen de uitwassen van het katholicisme.
Ravenzwart
Dat idee gebruikt Strickland om Gilderoy (fantastisch neergezet door Jones) als een hulpeloos slachtoffer door een wrede wereld te loodsen. Zijn meesterzet daarbij is om de beelden van Il vortice equestre niet te tonen, maar wel te laten zien welke uitwerking de bloedbaden van de film op Gilderoy hebben. Net als in Argento’s oeuvre, waar steevast een buitenlander wordt opgevoerd die zich mede dankzij de taalbarrière geen raad weet in Italië, is Gilderoy ‘a stranger in a strange land‘, een man zonder houvast die zijn verstand dreigt te verliezen. Hij lijkt te verdwalen in de melancholieke klanken die hij produceert; de intuïtieve manier van filmmaken die de Italianen om hem heen propageren is hem volledig vreemd.
Strickland laat het ontbindende denkraam van Gilderoy samenvallen met prachtige, associatieve beeldenreeksen, die soms een hypnotiserende kwaliteit verkrijgen. Zoals wanneer de Brit mijmert bij een oude foto, een spin oppakt en loslaat in de studio, waar een orgel weemoedige muziek produceert — het zijn momenten zonder schijnbare samenhang, voortkomend uit het onderbewuste. In de laatste akte gaat Strickland zelfs nog verder en wordt de sfeer uitgesproken experimenteel. Waarom is de vriendelijke Gilderoy door die schimmige Italianen betrokken bij zo’n misantropische productie? Waarom krijgt hij nachtelijk bezoek van die actrice met het ravenzwarte haar? En waarom laat hij zich voortdurend vernederen? De grens tussen leven en kunst vervaagt en de twee vallen samen. En zo eindigt Strickland met een slotakkoord waarmee hij laat zien de essentie van de Italiaanse genrecinema — de omhelzing van het verbodene — te hebben gevangen.
Berberian Sound Studio biedt geen antwoorden, is een meditatieve film over de oerkrachten van de cinema, maar ook over veel meer. Een film van een donkere, onverklaarbare schoonheid.