Nasrdin Dchar over Infiltrant

'De grootste bazen lopen op slippers'

Nasrdin Dchar (portret Geert Snoeijer)

Na zijn rol als zieke broer van Marwan Kenzari in Wolf, moest Nasrdin Dchar zijn hele fysiek veranderen voor Infiltrant. Hij trainde, kreeg een schietcursus en sprak met criminelen en infiltranten.

Weinig woorden vallen er in Shariff Korvers Infiltrant, want elk woord kan er een teveel zijn. In die onderwereld komt Sam (Nasrdin Dchar) steeds meer met zichzelf in de knel wanneer de mannen die hij in de gaten moet houden, steeds meer vrienden en familie worden. Nasrdin Dchar was nauw betrokken bij het maken van de film.

Hoe vind je Infiltrant geworden? "Ik ben er trots op. Het is het verhaal geworden dat we wilden vertellen, met spanning en met psychologisch drama. Om meerdere redenen was het een pittig project. Mijn personage moest iemand zijn die heel weinig zegt. Als infiltrant moest hij letterlijk een stille zijn. Tegelijk gebeurt er van alles achter die ogen. Dat is lastig om te spelen. Op de set overlegde ik de hele tijd met Shariff. Zo van: ‘Waar zitten we in het verhaal? Wat heeft ‘ie meegemaakt? Wat voelt ‘ie nu? Waar zit ‘ie mee in z’n hoofd?’"

Dat hij weinig zegt, werkt inderdaad goed. Je voelt aan sommige scènes dat er aan is geschaafd: minder woorden, meer laten zien. Was dat op jouw initiatief? "Hahaha, ja eigenlijk wel. Het mooie van dit project is dat Shariff me al vanaf dag één overal bij betrok. We hebben zoveel gesproken samen, ik heb ‘m zo vaak gebeld. Vooral om over dat personage te praten. Want wat zou er gebeuren als we dat woord stille letterlijk namen? Zo zijn we verder gaan denken. Het is ook een eenzame gast. Hij heeft alleen z’n moeder. Stort zich helemaal op z’n werk. Maar zoekt toch ook de grens van het toelaatbare op. Ik heb research gedaan en in het boek over Donnie Brasco las ik dat de beste infiltranten de mensen zijn die je vergeet."

Je kunt het een genrefilm noemen maar het is vooral een film over identiteit. "Absoluut. We hebben verschillende werelden bij elkaar gebracht. We wilden een toffe film maken. Dat eerst. Zoiets als The Departed of Donnie Brasco was er niet in Nederland. Vervolgens ga je een script ontwikkelen. En dan zie je de tijd en de plek waar je leeft. Dat moet je meenemen. Dat moet je dus meenemen dat die gast een Marokkaanse achtergrond heeft. Kijk alleen maar naar de liquidaties die de laatste tijd in Nederland plaatshebben. In die wereld zijn het de Marokkanen de heersen. Moet je meenemen. Het is juist z’n Marokkaanse achtergrond die ervoor zorgt dat Sam in een identiteitscrisis belandt. Een achtergrond waar ‘ie vroeger nooit wat mee te maken wilde hebben. Maar nu blijken die criminelen ook gewoon mensen. Ze worden een soort familie voor ‘m. Dus identiteit is zeker een belangrijk onderwerp."

Maar die crisis rond die Marokkaanse identiteit was niet het vertrekpunt? "Nee, het vertrekpunt was de infiltrant."

Ik vraag het omdat die identiteitskwestie nogal actueel is. "Dat leeft zeker. Absoluut. Het leeft zowel bij jonge kids als bij mij, een dertiger. Als je toch continu hoort dat je slecht bent, om even te generaliseren, dan doet dat iets met je. Toevallig, kreeg ik eergisteren een lesboekje onder ogen, een soort examen maatschappijleer, waar vragen werden gesteld, ongelofelijk… dat kinderen dat op school krijgen… wacht, ik pak het erbij. Om een voorbeeld te noemen. Ik citeer: ‘Stap 2. Je hoort vaak over criminele Marokkaanse jongens. Vraag: Zijn alle Marokkaanse jongens crimineel? a) b) c) Vraag: Hoe komt het dat sommige jongens wel crimineel worden?’ Oh my god, denk ik dan. Dit is gewoon lesmateriaal. Stel, ik ben een Marokkaanse leerling en ik lees dit… De uitgever heeft gezegd dat ‘ie dit doet om te prikkelen. Nou kom op jongens, we hebben het over kinderen. Die prikkel je niet op deze manier."

Ik had het gevoel dat met Rabat en Wolf een kant van Nederland naar het scherm kwam die tot dan toe verborgen was gebleven, verhalen van nu. In hoeverre speelt dat voor jou mee, dat je de Nederlandse realiteit naar het doek brengt? "Super belangrijk. Dat komt overal in terug, zoals in de casting: we kozen bewust zoveel mogelijk voor onbekende gezichten. Ook al is Rachid [El Ghazaoui] bekend uit de rapscene. Maar die kwam gewoon als beste uit de audities voor die rol. Een ruwe diamant is dat, de Joe Pesci van de lage landen. Hij wist ook veel over de onderwereld. Heeft ons veel achtergrondinformatie gegeven. Om te voelen en te zien hoe het er aan toe gaat, hebben we echt met criminelen gesproken. Nu weet ik dat de grootste bazen hier in Nederland die het meeste geld verdienen met coke, gewoon in een fucking trainingsbroek en op slippers lopen. Die herken je niet. Zo iemand hebben we ontmoet. Die was heel bereid om met ons te praten."

Omdat z’n ego werd gestreeld? "Dat heeft er vast mee te maken. Maar voor ons was het belangrijk om van binnen te horen hoe het er aan toe gaat. In de Nederlandse onderwereld is gewoon een oorlog gaande. Afgelopen twee weken is weer een aantal mensen geliquideerd. Zelfs tot in het buitenland toe. Die dingen komen niet direct in de film terecht, maar we wilden wel alles van die wereld weten. Die informatie heeft invloed op de mensen die je cast en op de dialogen. Wat ons opviel was dat die mensen er gewoon uitzien."

Want dat is meestal niet zo in films? "Gangsters hebben te vaak gangsterkoppen in films ja."

Je bent eigenlijk gewoon een van de makers van de film. "Op de wrap party waarmee de opnamen werden afgesloten, deed Shariff nog een laatste woordje. Hij heeft zoiets wel gezegd toen, dat ‘ie me ook wel een beetje als maker zag. Absoluut heel tof. Op die manier had ik nog niet aan een film gewerkt."

Dat Marokkaanse in jouw achtergrond. Daar ben je mee bezig want je verscheen afgelopen jaar in een tv-programma waarin je op zoek ging naar je roots. Aan de andere kant: creëer je zo niet te veel een hokje voor jezelf? "Nee, vind ik niet. Ik put er juist inspiratie uit. Het speelt ook in de maatschappij en in Infiltrant is het cruciaal. Juist die achtergrond zet de boel onder spanning en maakt dat mijn personage die ontwikkeling doormaakt. De fysieke ontwikkeling was trouwens ook belangrijk. Ik kwam uit Wolf toen ik gecast werd. Voor die vier scènes daar was ik tien kilo afgevallen. Voor Infiltrant moest ik weer trainen, bokslessen nemen. Gewoon om het fysieke te veranderen. Daarnaast heb ik met politie meegelopen, een schietcursus gehad, met infiltranten gesproken…"

Met infiltranten, serieus? Hoe was dat? "Ze leken precies op de mensen die ik in de research was tegengekomen. Het grappigste was nog dat ik van beide personen totaal niet had verwacht dat ze infiltranten waren. Dat zij zich op zo’n gevaarlijk terrein hadden begeven."

Dit zijn die mannen die je vergeet. "Ja, inderdaad ja. Maar aan de tips die ze me gaven heb ik veel gehad."

Welke tips? "Als je een ruimte binnenkomt altijd met je rug naar een muur gaan zitten. Omdat dan niemand achter je tevoorschijn kan komen. Altijd weten waar de uitgangen zijn. Altijd scherp zijn, eigenlijk moet je alles onthouden. Ik liep met die twee door de stad en een van de twee ging me testen. Hij stelde allerlei vragen over waar we langs waren gelopen. Ik had niks gezien. Hij had van alles gezien en kon het zo herhalen."

We hadden het net over verhalen die verteld moeten worden, de realiteit naar het scherm brengen. Is er nog een braakliggend terrein voor de Nederlandse film waar veel verhalen te vinden zijn? "Ik heb altijd gezegd dat ik het verhaal van mijn moeder naar het toneel wil brengen en van het verhaal van mijn vader een film maken. Over die generatie zijn nog veel verhalen te maken. Ik zou ’t mooi vinden om de verandering in tijd weer te geven, het verschil tussen toen en nu. Dat is gigantisch. Die jaren zestig lijken me een fantastische tijd geweest met al die Mediterrane mannen die hier kwamen. En dat die Nederlandse vrouwen dachten: ‘Wauw, wie zijn dat?’"

Je bedoelt niet per se komedies. "Absoluut niet. Nee man, dat worden geen komedies."