Venetië 2023
Huurmoordenaars en geesten in de machine

Poor Things
De meeste competitiefilms op de tachtigste editie van het filmfestival van Venetië schoten tekort als reflectie op de wereld waarin we leven. Maar er waren enkele uitzonderingen, vreemde en fascinerende films met urgentie en vernieuwingsdrang.
“I am the world’s greatest assassin”, herhaalt huurmoordenaar Bo (Jordi Mollà) als een mantra in Aggro Dr1ft. De sensationele nieuwe film van Harmony Korine verdeelde de meningen in Venetië. Bo’s hoogmoed past bij de bravoure van Korine’s esthetisch uitdagende project, dat de grenzen van cinema wil verleggen naar iets nieuws, iets vreemds, iets onbekends.
Korine filmde met infraroodcamera’s die de warmte van menselijke lijven omzet in druipende neonkleuren, in een caleidoscopische reflectie op onze helse 21e-eeuwse aarde. Gifgroen, felroze en vuurrood spatten en sijpelen op het beeld en maken een grove schets van een paranoïde wereld, gedomineerd door geld en geweld.
Minimaler kan een verhaal nauwelijks zijn: huurmoordenaar Bo moet een wanstaltige man omleggen in een villa-annex-sekskelder in Miami. Maar wat Aggro Dr1ft ontbeert aan plot, maakt het dubbel en dwars goed in extatische vibes. Met zijn mantra-achtige, repetitieve structuur laat de film zich nog het best vergelijken met hoe het voelt om diep op te gaan in de narratieve patronen van een game. Zo zet het op scherp wat überhaupt de functie van een conventioneel narratief in film moet zijn, iets waartegen Korine met eerdere tone poems als Trash Humpers (2009) ook al ageerde. Waarom altijd de bekende story beats, de clichématige cohesie? Laat de film voor zich spreken, met al zijn gaten, hiaten en ambiguïteit. In de handen van een interessante maker levert dat alsnog een volle filmervaring op.
Donkere wolken
Aggro Dr1ft zette in Venetië op scherp hoe andere gevestigde regisseurs worstelden met manieren om urgente reflecties op de wereld van nu te verpakken in de conventies van de (arthouse)cinema. En er hingen toch al donkere wolken boven het oudste filmfestival ter wereld, dankzij de nog altijd voortdurende SAG-AFTRA-stakingen en de plaaggeest die AI heet. De competitie bood uiteindelijk ook weinig hoop voor de hedendaagse staat van de wereldcinema.

De tachtigste editie van het festival was er grotendeels een van regressie. Makers omarmden archetypes en genreconventies om hun ondermaatse films van meer kracht te voorzien. Zo verraste Pablo Larraín bijvoorbeeld met hoe tandeloos zijn satirische vampierfilm El conde voelde, over de Chileense dictator Augusto Pinochet. David Finchers The Killer draait ook om een huurmoordenaar, maar is het tegenovergestelde van Aggro Dr1ft: een perfect uitgevoerde, maar totaal zinloze genre-exercitie.
Nog kwalijker was het bij Matteo Garrone, die een vluchtelingendrama opluistert met magisch-realistische elementen. Zijn Io capitano verwordt zo tot een infantiele en simplistische weergave van een wezenlijke en complexe crisis. Onbedoeld onderstreept Io capitano precies hoe vaak film tekortschiet in het verbeelden en belichamen van dingen die er echt toe doen. Desalniettemin kreeg Garrone de prijs voor beste regie van de jury onder leiding van Damien Chazelle (La La Land, 2016; Babylon, 2022).
Onheil
De Japanse regisseur Ryusuke Hamaguchi wist wél de complexiteiten van het moment te vangen in zijn geraffineerde drama Evil Does Not Exist, een schijnbaar kleine film die op fascinerende manieren wist uit te dijen. Hamaguchi snapt tenminste hoe je met de hiaten van een narratief kan spelen om een mysterieus werk te maken dat nog lang blijft naspoken, ook als je dezelfde dag tig andere films ziet. Meer dan terecht won de film de Grand Jury Prize, feitelijk de tweede prijs van het festival.
Ook de Gouden Leeuw was gelukkig niet onverdiend. De hoofdprijs ging naar Yorgos Lanthimos voor het macabere, geestige en creatieve Poor Things, een variant op de Victoriaanse horror van Frankenstein met een jonge vrouw als het door een wetenschapper gemaakte monster. Stilistisch gaat Lanthimos volledig los om de emancipatie van deze vrouw in deze vreemde wereld te verbeelden. Dit excentrieke, flamboyante, geestige en geile sprookje was absoluut de leukste keuze voor de Gouden Leeuw.

Wel liet de jury de film onbeloond die aanvoelde als de belangrijkste film van het festival. Bertrand Bonello’s La bête heeft veel te zeggen over de crises van onze wereld en over hoe conventionele cinema ongeschikt lijkt om die crises te verbeelden. Het is een complex en gelaagd werk dat drie tijdlijnen verweeft, waarin Léa Seydoux steeds terugkeert als vrouw die voelt dat er groot onheil nadert. Heden, verleden en toekomst vloeien door elkaar, wat suggereert dat Seydoux in feite steeds hetzelfde personage speelt, met dezelfde trauma’s.
Bonello voegt er een fascinerende metalaag aan toe door te benadrukken dat La bête een film is, een constructie om die trauma’s steeds opnieuw op te voeren. In de voetsporen van David Lynch’ Inland Empire (2006) schept hij een digitaal spookverhaal, over de geesten in de machine van de cinema, die onvermijdelijk opdoemen om de pijn en paniek in onze wereld te verbeelden. Het was mede dankzij deze film dat Venetië 2023 alsnog een compleet en rijk festival werd.