Berlinale 2024, blog 2

Spiritueel, misschien tegen wil en dank

Turn in the Wound

Filmkrant doet verslag vanaf de 74e editie van de Berlinale, waar Abel Ferrara een verbijsterend en verbazingwekkend goede documentaire over Oekraïne bracht en Olivier Assayas zijn kleinste én meest radicale film presenteerde. 

In ons openingsblog schreven we over de merkwaardige positie waarin de Berlinale zich dit jaar bevindt en over hoe filmfestivals (en de films die er spelen) reflecteren op de wereld om ons heen. In de eerste drie festivaldagen waren inderdaad al meerdere films te zien die de Grote Thema’s van Onze Tijd adresseren.

Het meest expliciet gebeurt dat in Abel Ferrara’s merkwaardige Oekraïne-documentaire Turn in the Wound. Oorlogsbeelden uit het belegerd land worden erin verwoven met concertbeelden en achter de schermen-materiaal van Patti Smith. 

Het resultaat is een 77 minuten durende paradox – soms kortzichtig en narcistisch, dan weer gedurfd en visionair. Sommige montagesequenties zijn subliem (al wat je nooit zeker of Ferrara het zo bedoeld heeft) en in al hun rommeligheid bieden ze een interessante reflectie op hoe je alle tragedie in de wereld kunt rijmen met wat er in je eigen leven gebeurt.

Turn in the Wound roept bovenal vragen op over de rol van de filmmaker in tijden als deze. Is het bijvoorbeeld disrespectvol of zelfs immoreel om Patti Smith het hoofdpersonage te maken van een documentaire over een oorlogsgebied? Of is het feit dat dat schuurt juist een eerlijke erkenning van het onvermogen om buiten je eigen kaders te treden? Wat hebben regisseurs als Abel Ferrara (en vorig jaar Sean Penn) te zoeken in Oekraïne? Wat hebben filmmakers überhaupt te zeggen over de ideologische conflicten van onze tijd? Of is de uiting van hun verwarring op zichzelf al genoeg? 

Op miraculeuze wijze werkt Turn in the Wound toch als film, omdat Ferrara en zijn kleine filmteam (waaronder opnieuw de hyperproductieve Amerikaanse cinematograaf/regisseur Sean Price Williams) alles op kleine schaal doen. Het is geen film met statistieken, historische lijnen of grote vergezichten. In plaats daarvan zien we vooral spontane close-ups – van burgers in oorlogsgebied, soldaten die veldslagen hebben overleefd, en president Volodymyr Zelensky. Zelensky is camera savvy en wist al vele malen eerder zijn weg te vinden naar de westerse filmwereld. Hij is dus in controle over zijn image. Des te bijzonderder is het dat Ferrara’s team een nieuwe invalshoek vindt, door met extreme close-ups de contouren van zijn gezicht te volgen. Het is een beetje alsof Andy Warhol doet alsof hij een politieke documentaire maakt, terwijl hij stiekem werkt aan de volgende opnames van zijn Screen Tests-reeks.

Hors du temps

Wat eigenlijk onder al deze observaties ligt is een kwestie van verbeelding. Het raakt aan een vraag die Olivier Assayas zichzelf stelt in de persmap voor zijn film Hors du temps, in een verwijzing naar de lockdown-schilderijen van David Hockney die in de film een prominente rol spelen: ‘Hoe kan kunst zowel figuratief als modern zijn?’ Vertaald naar cinema: hoe kun je zowel de wereld verbeelden – oftewel: een verhaal vertellen met geloofwaardige personages – en tegelijkertijd aan de voorhoede zijn van de artistieke praktijk van jouw tijd? Assayas zoekt naar een antwoord in deze ontroerende, kleine film waarin de regisseur van onder andere Personal Shopper (2016) en Irma Vep (1996) nog meer dan eerder zijn eigen leven in zijn cinema durft te stoppen. 

Voor velen zal het inmiddels bijna banaal voelen om een film over de covid-lockdowns te maken, maar Assayas geeft die periode een nieuwe lading met wezenlijke overpeinzingen over zijn werk als filmmaker en de rol van cinema in het reflecteren op de hedendaagse wereld. Zijn film zet een portaal open naar Assayas’ persoonlijke dimensie – zijn twijfels, onzekerheden, genot, inspiraties, herinneringen, verdriet.

Deze piepkleine lockdownkomedie, waarin twee broers en hun partners de covid-bubbel uitzitten in het landhuis waar de mannen opgroeiden, is makkelijk voor lief te nemen. Maar mede door zijn onversneden persoonlijke sentiment krijgt de film een sterke literaire kwaliteit, alsof je de autobiografie van een groot kunstenaar openslaat en mee wordt gezogen in diens belevingswereld. 

Een klein voorbeeld van wat de film zo sterk maakt: het enigszins koddige gekissebis tussen de broers wordt gekaderd door een hyperpersoonlijke verteller, die in voice-over reflecteert op deze prille utopie uit de jeugd van het hoofdpersonage en stilstaat bij hoe de bomen in dit gebied bloeien, wat de indeling van het ouderlijk huis was toen die ouders nog leefden, welke kunst er aan de muur hing en welke boeken in de boekenkasten stonden, hoeveel frank het kostte om twee kunstboeken aan te schaffen, welke meubels nog intact zijn, hoe de omliggende huizen veranderden (of juist niet).

De film staat stil in die opgeschorte tijd, waardoor Assayas op een andere manier kan schrijven, filmen en observeren. Het is een enorm bescheiden film, zeker voor de hoofdcompetitie van een groot A-festival, maar juist in die kleinschaligheid schuilt iets radicaals. Ik kan het nog niet helemaal in woorden vatten, maar het idee dat het sterkst beklijft is dat dit spirituele cinema is, van onschatbare waarde op een nog enigszins ongrijpbare manier. Misschien is het wel omdat de film zo openlijk sentimenteel is, zo onhip, zo ongeforceerd, dat het een dimensie bereikt waar veel films en filmmakers in hun gehaastheid bij voorbaat al overheen zijn gestapt. Ik gok dat het een van de films is die me dit jaar het meest gaan bijblijven.