Freeze Frame #56

Het hoeft niet gezegd

You Can Count on Me. Illustratie: Rolf Hermsen

Regisseur Shady El-Hamus (De libi, Forever Rich, Crypto Boy) bracht maandelijks een ode aan een bijzondere filmscène. In deze laatste aflevering: de slotscène van You Can Count on Me.

De juiste titel voor een film – zo belangrijk, maar zo ingewikkeld. Sommige titels zijn inhoudelijk verrijkend, andere juist simpel en ongrijpbaar. Een goeie titel moet lekker bekken, moet je bijblijven en specifiek zijn maar niet té.

Soms heb je ’m als maker meteen, soms blijf je eindeloos zoeken zonder dat er ooit iets boven komt drijven. Soms maakt een goeie film een middelmatige titel beter. Soms niet. Soms is een titel een statement (La haine, 1995), soms vangt hij perfect de toon van een film (Pulp Fiction, 1994). Soms is een titel ironisch (The Worst Person in the World, 2021), soms gevoelig en poëtisch (Lost in Translation, 2003), en soms bijna te simpel voor woorden en juist daarom zo sterk (Taxi Driver, 1976).

Een mooi voorbeeld van een goede titel is You Can Count on Me (2000) van schrijver en regisseur Kenneth Lonergan, die met Manchester by the Sea (2016) pas echt doorbrak bij het grote publiek, maar wiens eerdere werk minstens zo de moeite waard is.

Zijn debuutfilm You Can Count on Me gaat over een broer en zus, Terry en Sammy, die als kinderen hun ouders verloren bij een auto-ongeluk. Sindsdien zijn ze op elkaar aangewezen, maar met de jaren uit elkaar gegroeid. Hun beider levens zijn totaal verschillend verlopen, omdat ze elk op een andere manier met dat trauma zijn omgegaan. Sammy bleef in hun geboortestad wonen en bouwde een ogenschijnlijk stabiel leven op als alleenstaande moeder en bankmedewerker. Terry vluchtte daarentegen zo snel mogelijk weg, zwierf van plek naar plek en omhelsde de onthechting.

Zo bepaalt het jeugdtrauma onbewust nog steeds hun levenskeuzes: Sammy zoekt veiligheid en houvast, terwijl Terry vlucht voor elke vorm van verplichting of emotionele binding. Als Terry vanwege geldproblemen aan het begin van de film onverwacht bij zijn zus op de stoep staat, raken hun levens opnieuw verstrengeld en komt er zowel veel oud zeer als vergeten liefde boven.

Dan die titel. Een tijdlang lijkt die wat buiten de film te staan. Als kijker vermoed je dat het slaat op de band tussen broer en zus, maar echt raken doet hij niet – nog niet.

Sammy en Terry groeien door de film heen ondanks alles naar elkaar toe, maar uiteindelijk besluit Terry toch weer verder te trekken. Het zit niet in zijn aard om te settelen, hoe graag zijn zus hem ook bij zich zou willen houden om iets minder alleen te zijn.

In de laatste scène zitten ze samen bij een bushalte, wachtend. In de volwassenen die ze inmiddels zijn zie je nog steeds de twee kinderen die ooit hun ouders verloren. Sammy huilt, Terry probeert haar gerust te stellen. Hij zegt dat hij met Kerstmis zal terugkomen. Als kijker hoop je het, maar zeker weten doe je het niet. En dan, als Sammy zich van hem wegdraait, hem niet in de ogen durft te kijken en haar tranen bedekt, zegt Terry opeens: “Weet je nog wat we altijd tegen elkaar zeiden als kinderen? Weet je het nog?” Ze knikt. Natuurlijk weet ze het nog. Ze draait zich om, omhelst hem en ze houden elkaar vast.

Het wordt niet uitgesproken – dat maakt het zo goed – maar op dat moment landt die titel opeens en verrijkt hij alles wat je daarvoor gezien hebt. In die titel zit de kern van de film – hoe een verlies van ouders op jonge leeftijd levens kan ontwrichten en relaties voorgoed kan verstoren. En op een indirecte manier zorgt de titel op dat moment voor het emotionele hoogtepunt van de film.

Tijdens de aftiteling vraag je je af: houdt de belofte die de titel draagt stand? Kunnen deze twee de komende jaren echt op elkaar rekenen? Ze doen hun best, zetten kleine stappen richting herstel dus er is hoop dat het goedkomt, maar die hoop blijft broos. En dat is mooi, want dat is het leven.

Geschreven door Shady El-Hamus